Streven, december 2013

Ivo De Kock *

Toen het Filmfestival van Cannes in 2010 Carlos van Olivier Assayas vertoonde, reageerde de filmwereld (nog) geschokt. Een televisiefilm op de jaarlijkse hoogmis van de film, dat was ongezien én heiligschennis. Want al gold televisie al lang niet meer als doodgraver van film, televisiewerk werd nog altijd als minderwaardig beschouwd. Met Twin Peaks van David Lynch als notoire uitzondering. Maar de stunt van Cannes was ook een signaal. Carlos gaf aan dat een televisiefilm ook cinema kan zijn en dat er voor televisie ook kwalitatief hoogstaand werk wordt gemaakt. Getuige onder andere The Sopranos, The Wire, House of Cards, Borgen, The Killing, Broadchurch, The Bridge en Boardwalk Empire.

Drie jaar later sloot Steven Soderbergh niet toevallig zijn filmcarrière af met een televisiefilm. Voor Hollywood was een biopic over pianovirtuoos Liberace ‘too gay’ maar van HBO mocht Soderbergh zijn ding doen. Met een budget van 5 miljoen dollar kon hij Behind the candelabra draaien. Door deze televisiefilm – die in de VS zijn première beleefde op HBO en daardoor gediskwalificeerd is voor de Oscarrace – in haar competitie op te nemen, stuurde Cannes opnieuw een sterk signaal uit. ‘Het festival maakte een stevig statement door deze televisiefilm toch te selecteren’, zei hoofdacteur Michael Douglas daarover in Deauville, ‘hopelijk leert de industrie van het zomer-debacle [de blockbusters flopten, IDK] door the talent weer creatieve vrijheid te geven, zoals nu gebeurt bij televisie’.

Terwijl de mainstream filmindustrie vooral naar de cijfertjes en de namen kijkt, hebben de betaalzenders meer oog voor projecten en voor creatief talent. Dit geldt vooral voor Showcase en HBO. Zij lieten onder meer de uit de gratie van Hollywood gevallen I’m not there-regisseur Todd Haynes James M. Cains Mildred Pierce verfilmen. In zijn spoor vinden steeds meer filmers de weg naar televisie. Ze ontdekken er een omgeving die creativiteit, lef en originaliteit stimuleert. Jane Campion, David Fincher, de Wachowski’s, de broers Coen, Gus Van Sant, Michael Mann en Martin Scorsese; allemaal grote namen met ambitieuze televisieprojecten. Terwijl een nieuwe generatie onafhankelijke filmmakers – van Cary Fukugama (Sin Nombre) via Thomas McCarthy (The Station Agent) tot Sean Durkin (Martha Marcy May Marlene) – voor het grote én het kleine scherm werkt.

In de Verenigde Staten zorgt televisie voor een opwinding die ongekend is sinds het New Hollywood van Coppola en Scorsese in de seventies of de opkomst van de Sundance-generatie Tarantino-Soderbergh in de nineties. Maar ook elders in de wereld – van Scandinavië tot Nieuw-Zeeland – reikt televisie filmauteurs een reddingsboei aan.

‘Televisie biedt onafhankelijke filmmakers perspectieven die ze van filmstudio’s niet meer krijgen’, zei Jane Campion (°1954) toen ze tijdens de Quinzaine des Réalisateurs in Cannes 2013 twee afleveringen van de televisiereeks Top of the Lake voorstelde, ‘voor een andere blik, een intiem onderzoek van ons bestaan of een gedurfde visuele stijl kun je bij series terecht. Ik heb Top of the Lake gemaakt omdat ik het gevoel had dat er bij televisie meer vrijheid en plezier te vinden was’. Lees: meer ruimte voor creativiteit en experimenten.

Bizar en beklemmend

De Nieuw-Zeelandse cineaste en Oscarwinnares maakte naam met arthousefilms zoals The Piano, An Angel at my Table, The Portrait of a Lady, Holy Smoke, In the Cut en Bright Starmaar liet zich dit jaar vooral opmerken met de tegelijk realistische en mysterieuze zesdelige misdaadserie Top of the Lake. Een BBC-reeks die ze schreef samen met Gerard Lee (haar scenarist van Sweetie en Passionless Moments) en co-regisseerde met de Australiër Garth Davis (ze namen elk 3 van de 6 afleveringen voor hun rekening). 360 minuten lang vertoeven we in een paradijselijke omgeving – een door Director of Photography Adam Arkapaw fraai in beeld gebrachte afgelegen Nieuw-Zeelandse frontier town in een wildernis palend aan een meer – in het gezelschap van een internationale cast: Holly Hunter, Peter Mullan, Elisabeth Moss, David Wenham, Thomas M. Wright. We duiken in een bizarre, incestueuze wereld die tegelijkertijd absurd, tragisch en komisch is.

Top of the Lake torent visueel en inhoudelijk mijlenver uit boven het mainstreambioscoopvoer dat Hollywood ons opdringt. De eerste beelden zetten de toon door een beklemmend natuurlandschap te schilderen dat met zijn grimmige schoonheid en dreigende geheimzinnigheid een spiegel zal blijken te zijn van een disfunctionele gemeenschap. Een lichtgevend, donkergroen meer wordt omkaderd door onheilspellende bergen en bedekt met een vreemdsoortige mist. De ogen van een hert lichten op voor het in de diepte buitelt, het ijskoude bergmeer in. Even later loopt de twaalfjarige dochter van een misdaadbaas datzelfde meer in. Ze blijkt overstuur, verkracht, zwanger (‘no one’ is daar verantwoordelijk voor zegt ze cryptisch), gesloten en snel verdwenen. Misschien is ze wel dood, net zoals de vermetele dwarsligger die de plaatselijke nachtmerrieachtige white trashhaast achteloos laat verdrinken in het meer. Of is ze gewoon op de vlucht voor het primaire macho-geweld van de brutale, corrupte mannelijke dorpelingen.

De opheldering van Tui’s verdwijning vormt de rode draad door vijf verhaallijnen maar Top of the Lake gaat toch vooral om de geheimen en trauma’s die leven bij de even intrigerende als complexe personages. Een daarvan is rechercheur Robin Griffin, een agente die opgroeide in het aan het meer gelegen gehucht Laketop en die recent terugkeerde om haar doodzieke moeder te bezoeken. Haar relatie met het dorp blijkt problematisch, waardoor het onderzoek en de misdaad persoonlijk worden. Ze gruwt van de machtswellustige Matt Mitcham en zijn getatoeëerde zonen en die weerzin blijkt verbonden met haar (pijnlijk en verdrongen) verleden. Terwijl Robin de confrontatie met dat verleden aangaat, tracht een groep vrouwen juist de pijn en de herinneringen te ontvluchten. Ze verschuilen zich in een zelfhulpgroep geleid door de warrige vrouwelijke goeroe GJ in open vrachtcontainers die geparkeerd staan op een grasland dat ‘Paradise’ heet. De vrouwen van het kamp zoeken verlichting, rust, liefde, antwoorden, maar het is ze niet gegund. Matt trakteert de crazy bitches op de scheldterm ‘onneukbaar’ en GJ roept hen toe: ‘there’s no way out!’.

De uitzichtloosheid bedreigt, bij het naderen van de winter, ook de gezochte en opgejaagde tiener Tui. Niemand gelooft dat zij de bijtende kou zal overleven. Alleen de beschadigde Robin, die warmte zoekt bij haar oude vlam Johnno, blijft hopen en speuren. Tegelijk slim en naïef, verbeten en moedeloos. Ze is een vat vol tegenstrijdigheden, een kwetsbare doordrijver voor wie de speurtocht een zoektocht naar zichzelf wordt. ‘Er zijn zoveel leugens en geheimen en zoveel mensen die anderen bedriegen’, zegt actrice Elisabeth Moss, ‘Robin komt erbij en zij begint aan een blinde zoektocht naar de waarheid. Als je de meren hier ziet, dan is het net of de oppervlakte van glas is. Het ziet er ondoordringbaar en vlak uit. Zo mooi. Maar je weet niet wat daaronder zit. Het gaat in dit verhaal om het boven water brengen van grote, vreselijke geheimen en van de waarheid. Het gaat ook om het verhullen van de waarheid. Volgens mij gaat het erom dat we kijken wat er onder de oppervlakte zit’.

Volgens Jane Campion ‘vertellen coauteur Gerard Lee en ik met deze serie hoe wij het leven zien’ terwijl Garth Davis stelt dat Top of the Lake ‘onderzoekt hoe wij in elkaar zitten. In al onze hoedanigheden, van gruwelijk tot heilig’. Alles speelt zich af in Robin, die gekruisigd wordt. Haar verhaal is dat van de duisternis die we allemaal in ons hebben. ‘Robin gaat eerst met veel overtuiging in de aanval’, stelt Campion, ‘dan zakt ze steeds dieper weg in het moeras en voelt ze steeds minder vaste grond onder de voeten. Net als het leven. Procedures zijn één ding, maar het leven is veel vager’.

Dat de uit de mannensamenleving getreden vrouwen hun nederzetting ‘Paradise’ noemen is uiteraard een Bijbelse verwijzing. Al is er volgens Campion ‘in dat gebied echt een plek die Paradise wordt genoemd. Mensen stellen zich ergens een paradijs voor, maar geloven dat zoiets werkelijk mogelijk is, is een denkfout. En toch: de droom is fundamenteel. Het is net zoiets als ware liefde: het feit dat je erover droomt maakt het nog geen realiteit. De aan de Bijbel ontleende droom van het paradijs is sterk verankerd in onze cultuur. Ik ben heel geïnteresseerd in het punt waar dromen de werkelijkheid kruisen, en hoe mensen dat ontdekken’.

Een ander kruispunt is dat tussen waarheid, waanzin en onzin. Welke richting GJ uitgaat is onduidelijk, mede door haar nadrukkelijke onthechtheid. De menselijkheid van de gekke vrouwen en de gewelddadige mannen is haar vreemd. Ze blijft zonder reactie, zonder emoties, wanneer Tui opduikt en het echobeeld toont van het kind in haar twaalfjarige lijf. Dan is Robin veel menselijker. Kwetsbaar, fragiel, vurig, geëngageerd. Top of the Lakespeelt met contrasten: die tussen Robins wilde emoties en de spirituele gelatenheid van GJ, tussen de brutale gewelddadigheid van de mannen en de harde onverschilligheid van de bergen, tussen de geheimzinnigheid van Tui en de ondoorgrondelijkheid van het meer. Alles vloeit, alles beweegt, maar de onderstroom is er een van fatalistisch determinisme. De cineaste van het romantische Bright Star flirt ook hier met een ouderwets idee, namelijk dat van het noodlot; niet zozeer om een pessimistische visie te vertolken, maar om te waarschuwen voor overhaaste interpretaties en oppervlakkige analyses. De waarheid ligt immers ongrijpbaar diep onder de waterspiegel.

Verzonnen bestaan

De ervaring was zodanig goed, en de reacties zodanig positief, dat Jane Campion speelt met het idee van een tweede Top of the Lake-seizoen. ‘We zijn er in ieder geval over aan het nadenken’, zegt ze. Die ‘we’, Gerald Lee en zij, geeft aan dat televisie maken een meer collectief gebeuren is. ‘Dat is misschien het verschil met film,’ aldus Campion, ‘ik nam de meeste beslissingen maar toch is televisie minder een auteur-gebeuren dan film. Ik maak nadrukkelijk deel uit van een team’. Een team van producenten, cameralui, acteurs, co-regisseurs en natuurlijk co-scenaristen. Hoe de samenwerking met Lee verliep is te zien in Clare Youngs making-of-documentaire From the Bottom of the Lake, een van de extra’s van de dvd.

‘Ik schrijf om plezier te kunnen maken met mijn vriend Gerard’, bekent Campion voor de camera, ‘en als het dan crisis is, beseffen we dat we bagger hebben geschreven. Dan maken we er iets redelijks van, zodat we verder kunnen spelen’. Ze praat over de twijfels (‘Soms gebeurt het dat je niet tevreden bent en denkt aan de grens van je vermogens te zitten’), de lange zoektocht waarbij ideeën bij elkaar worden afgetoetst en het uiteindelijk in elkaar passen van de puzzel. Cruciaal is dat personages voor haar ‘eigenlijk mensen zijn. Wanneer je ze in een verhaal zet, komt hun karakter tijdens een crisis aan de oppervlakte’.

Campion introduceert ook een begrip dat taboe is in de filmindustrie: geduld. Ze is schuchter en onzeker maar vertrouwt erop dat creatieve ideeën ontstaan wanneer je ze de kans geeft. ‘Ik denk niet dat je als mens iets verzint’, stelt Campion, ‘ideeën komen vanzelf. Wij mensen begrijpen amper hoe onze hersens werken en hoe ideeën zich aandienen. Ik heb nog nooit iets zelf bedacht. Als ik enthousiast word over ideeën of verhalen ben ik totaal niet bang dat het niks wordt. Ik ben vooral heel benieuwd naar hoe het uitpakt. Dan zie ik het al voor me en wil ik er meer van zien. Ik krijg er energie van en dat werkt bij mij als een blokkade voor angst’.

Hoe ze concreet te werk gaat? ‘Je creëert een thema, een onderwerp of een verkenning en dan gaat je onderbewuste ermee aan de slag en komen de ideeën vanzelf. Toen ik in het begin met verhalen en ideeën kwam, wachtte ik soms vier uur. Dat is best lang voor sommigen, na een kwartier geven de meesten het op. ‘Er komt niks, ik ben geen schrijver’. Vier uur is lang en dat zit ik met papier en pen te wachten wat er komt, zonder brieven te schrijven, te bellen of wat dan ook. En in het vierde uur, in mijn ervaring in de laatste vijftien of tien minuten, gebeurde het. Het is gewoon zo dat alles enorm veel tijd vergt’.

Bovendien, ‘inspiratie komt altijd op bezoek in een relaxte ruimte binnenin. Ze komt vanzelf als je niet je best doet. Creativiteit is van zichzelf erg onzeker en verlegen. Ze zoekt liefde en acceptatie. Als er een idee komt en je roept meteen ‘waardeloos!’, dan rennen die schepseltjes meteen weer weg. Het is dus verstandig om niet meteen te oordelen. Schort je ongeloof even op’. Volgens Campion worden mensen regisseur ‘omdat ze verliefd worden op ideeën en er kracht en moed uit putten. Ze willen leren, sterker worden en alles doen om dat idee de wereld in te krijgen’. Met Top of the Lake wilden Lee en Campion ‘mensen bewust maken van het feit dat de sociale realiteit heel fragiel is. Ze is maar een mentaal concept. En om te accepteren dat ze een mentaal concept is moet je vaak helemaal tot het uiterste gaan. Er moeten vaak nare dingen gebeuren voor je inziet dat je je hele bestaan hebt verzonnen’. Top of the Lake verontrust. Top of the Lake is grote cinema voor het kleine scherm.