Luk Corluy

Over Luiz Inacio Lula da Silva

 

Lula’s persoonlijke geschiedenis is het verhaal van een metaalarbeider die het tot president van Brazilië schopte. Luiz Inacio werd geboren in Caetès op 6 oktober 1945, hoewel hijzelf er de voorkeur aan geeft de datum te gebruiken die zijn moeder zich herinnerde, namelijk 27 oktober. In 1952 reisde zijn moeder met haar acht kinderen uit de achtergebleven noordoostelijke staat Pernambuco naar São Paulo om er zich bij haar man te voegen. Hij was haar als dokwerker in Santos voorafgegaan. De tocht in een open laadbak van een gammele vrachtwagen duurde dertien dagen. Lula was net zeven jaar. Zijn vader bleek inmiddels een nieuw gezin gesticht te hebben.

Lula volgde nauwelijks onderwijs. Hij verliet de school in de vierde klas. Zijn eerste baantjes sleet hij als twaalfjarige schoenpoetser en straatverkoper. Twee jaar later kreeg hij zijn eerste officiële baan. Uiteindelijk ging hij toch studeren en behaalde het diploma van bankwerker. Eenmaal volwassen werkte hij in de auto-industrie en zette zo zijn eerste schreden in de vakbondswereld. Tijdens de twintigjarige militaire dictatuur (1964-1984) in Brazilië was hij eind jaren zeventig als vakbondsleider betrokken bij de grote stakingen. Het dictatoriaal regime beteugelde de vakbondsactiviteiten en in reactie daarop schoven de denkbeelden van Lula steeds verder op naar links.

In 1969 trouwde hij met Maria de Lourdes, die stierf bij de bevalling van een doodgeboren zoon. In 1974 hertrouwde hij met Marisamet wie hij drie zonen zou krijgen, en nog datzelfde jaar werd een buitenechtelijke dochter bij Miriam Cordeiro geboren. In 1980 stichtte Lula samen met een groep academici, vakbondsleiders en intellectuelen de links georiënteerde Partido dos Trabalhadores (PT). Drie jaar later hielp hij bij de oprichting van de centrale vakbondsorganisatie Central Unica dos Trabalhadores (CUT). Ondertussen had hij zijn kandidatuur gesteld voor het gouverneurschap van de staat São Paulo. Populair bij de arme bevolking werd hij gevreesd door de financieel machtige grootindustriëlen, gewantrouwd door de middenstand, belasterd door de media en openlijk tegengewerkt door de overheid. Om het tij te doen keren zag hij onmiddellijk de noodzaak in om zoveel mogelijk militanten van zijn partij te benoemen in het parlement en in de gemeenteraden. Daartoe zocht hij naar middelen om het los samenwerkingsverband tussen vakbond, anti-armoede-activisten, linkse katholieken, centrumlinkse sociaaldemocraten en kleine trotskistische groeperingen te versterken.

In 1985, een jaar na de val van het militaire regime, werd Lula verkozen tot lid van het Nationaal Congres in de hoofdstad Brasilia. In die periode werkte hij actief mee aan het opstellen van een nieuwe, democratische grondwet. Hoewel hij zich reeds in 1989 aanbood als presidentskandidaat, zou het tot 2002 duren alvorens hij verkozen werd. Na de presidentsverkiezingen van 1990 verloren te hebben weigerde hij zich herkiesbaar te stellen als congreslid omdat hij te veel bezig was met de uitbreiding en verankering van de PT in het hele land. De verkiezingen van 1994 en 1998 verloor hij telkens van Fernando Cardoso. Als minister van Financiën had Cardoso succesvol de galopperende inflatie een halt toegeroepen met draconische bezuinigingen en een stringent monetair stabilisatieplan rond de nationale munt (real).

In de campagne van 2002 zwoer Lula zijn stokpaardje af dat de betalingen van de Braziliaanse staatsschulden moesten worden gereguleerd. Dit punt baarde zorgen bij vele economen, zakenlui en bankiers die vreesden dat, in navolging van het toen reeds van kracht zijnde Argentijnse voorbeeld, een opschorting van betaling een nefast effect zou hebben op de wereldeconomie. Een crisissfeer ten gevolge van de devaluatie van de nationale munt met circa 40%, een hoge publieke schuld, lage salarissen en een hoge graad van werkloosheid beheerste de verkiezingen. Zij creëerde een voordelige stemming voor Lula, die zijn kandidatuur verder kracht bijzette door senator José Alencar, lid van de rechtse Liberale Partij (PL), als zijn running mate aan te duiden. Deze keuze stelde de rechterzijde van de Braziliaanse kiezers gerust en wist tevens de buitenlandse investeerders te overtuigen. Op 27 oktober 2002 versloeg in een tweede ronde Lula de Silva met 61% van de stemmen zijn rechtstreekse rivaal, José Serra.

Lula aanvaardde de beleidscode van het IMF. Hij behield van bij de start van zijn ambtsperiode enkele beleidsopties, die hij voorheen als al te ‘neoliberaal’ krachtdadig als vakbondsman had veroordeeld, zoals een fiscaal overheidsbeleid en een autonome centrale bank. Daartoe koos hij als minister van Economie Antonio Palocci, een oud-trotskist bekeerd tot de markteconomie. In zijn inaugurele rede als nieuw verkozen president sprak Lula als was hij een vroege Barack Obama de volgende gevleugelde woorden: ‘De verandering, ziedaar ons wachtwoord […]. De hoop heeft de angst overwonnen, onze samenleving heeft beslist voortaan een nieuwe weg in te slaan’. Lula was er zich van bewust dat zijn ambities op moeilijkheden zouden stuiten.

Een charismatisch visionair

De politiek van Lula is gebaseerd op ‘de kunst van het mogelijke’. Het gedisciplineerde, strakke financieel beleid van Cardoso zette Lula verder. Terwijl zijn voorganger vooral zaken deed met de Verenigde Staten en Europa, zocht Lula echter ook andere markten op (o.m. China, India, Rusland). Hij zette zich in voor een duurzaam kapitalisme dat moest leiden tot een rechtvaardiger en democratischer samenleving. Lula onderhield de beste relaties met de grootondernemers die hem steunden in zijn strijd tegen de armoede, waarvan hij de hefboom voor de economische groei heeft gemaakt. Economische en sociale groei moesten samengaan, zo was zijn overtuiging.

Aan zijn politiek-economisch beleid viel een model af te lezen dat nauw aansloot bij Amartya Sen, Nobelprijswinnaar in de economie. De overheid moest niet enkel denken aan economische groei, maar ook speciaal aandacht hebben voor het sociaal beleid. Zij moest maatregelen treffen die het sociaal leven versterkt. In de periode 2003-2007 werden zo’n twintig miljoen Brazilianen uit de armoede gehaald en in het arbeidscircuit ingepast, onder meer dankzij de Bolsa Familia (familiebeurs). Dit groot welzijnsprogramma van het ministerie van Sociale Ontwikkeling van meer dan 2 miljard euro per jaar zorgt ervoor dat de binnenlandse markt sterk blijft. Het laat moeders elke maand enkele tientallen euro uitkeren op voorwaarde dat ze hun kinderen naar school sturen en laten vaccineren. Twaalf miljoen van de armste gezinnen krijgen zo’n beurs, goed voor 45 miljoen mensen. Door die subsidie is de armoede volgens de wereldvoedselorganisatie FAO gedurende de laatste zes jaar (2005-2009) significant teruggedrongen met 73%. Deze ‘politiek van assistentie’ wordt door de Braziliaanse oppositie zwaar op de korrel genomen: zij zou de luiheid in de hand werken en bovendien niet weinig het politiek cliëntelisme voor de PT helpen. De gratuite hulpverlening is inderdaad weinig productief, maar ook de middenklasse heeft grote vooruitgang geboekt. Volgens het Instituut voor Toegepast Economisch Onderzoek groeit het inkomen van de armste Brazilianen zesmaal sneller dan dat van de rijken. Toch bevinden zich nog zes miljoen gezinnen die in het programma Fome Zero (‘honger nul’) zitten, nog steeds in een situatie van middelgrote tot grote voedselonzekerheid. Lula beseft maar al te goed dat hij niet alleen op betere werkomstandigheden en salarissen moet inzetten, maar vooral op een diepgaande herverdeling.

Krediet, winst en investering krijgen aldus een veel ruimere betekenis in de economie. Krediet betekent geloof en vertrouwen in de toekomst. Winst is tevens een garantie voor de continuïteit, voor het voortbestaan op lange termijn. Ook sociale groei maakt onderdeel uit van de winst. Wanneer datgene waar mensen op vertrouwden wankelt ontstaat angst. Angst wordt zichtbaar in de vorm van protectionistische maatregelen, in het zich terugtrekken op zichzelf. Op de internationale scène eist Lula een faire behandeling voor de ontwikkelingslanden. Steeds heeft hij zich verzet tegen de al te ruime subsidies waarmee het Westen (Verenigde Staten en de Europese Unie) de eigen landbouw overeind houdt ten nadele van de ontwikkelingslanden.

Het ging Lula tijdens zijn eerste ambtsperiode economisch niet steeds voor de wind. De economie groeide maar matig en dan vooral dankzij de export. In mei 2005 hielden 12.500 landloze boeren een mars van 17 dagen naar Brasilia. Zij eisten dat Lula zijn belofte zou nakomen van 130.000 stukken land, de huisvesting van 430.000 arme gezinnen en het creëren van 10 miljoen banen. De Braziliaanse president leek enigszins vervreemd van zijn voormalige aanhang, gedwongen als hij was een strikt, door het IMF opgelegd begrotingsbeleid te volgen.

In de loop van zijn tweede ambtsperiode gooide hij het land radicaal open. Om de toekomst van zijn land en het sociale leven van zijn onderdanen te verbeteren pakte Lula de achterstand in de infrastructuur grondig aan. Om de economische groei te stimuleren zette hij het nationaal investeringsprogramma Plano de Aceleraçao do Crescimento (PAC, ‘Plan ter Versnelling van de Groei’) op. Het plan omvat een omvangrijk programma van investeringen in projecten op het gebied van huizenbouw, wegen, rivieren, transport, havens, vliegvelden en energie. Brazilië, Bolivia en Chili willen een 4.700 kilometer lange snelweg bouwen, dwars doorheen het Zuid-Amerikaanse subcontinent – van de Atlantische Oceaan tot aan de Stille Oceaan – die jaarlijks twee miljoen ton goederen kan verwerken. Met Venezuela tekende Lula dan weer diverse samenwerkingsakkoorden over energie, industrie en landbouw. Ook voor uitbreiding van productie van biobrandstoffen en voor duurzame ontwikkeling werkt hij hard. Maar hoe moeten (inter)nationale belangen van milieubescherming en duurzame energie zich verhouden tot de invloed van de plattelandsbevolking en de lokale ontwikkeling?

Twaalf landen van Latijns-Amerika hebben in 2008 de UNASUR opgericht, een internationale organisatie die zich duidelijk spiegelt aan de EU. De vrij vage doelstelling is het bevorderen van de regionale integratie, zowel op politiek als op economisch vlak. Vooral de linkse presidenten van Brazilië, Argentinië en Venezuela zijn gewonnen voor een eigen parlement en denken zelfs na over een samenwerking op het vlak van defensie. Een gezamenlijke interventiemacht kan een tegengewicht vormen voor de Verenigde Staten. Ook werd er uitgekeken naar de oprichting van één centrale bank en één muntzone, hoewel deze gedachte voorlopig terug in de ijskast is gestopt.

In 2009 ving Lula da Silva de wereldcrisis op in zijn land door de belastingen te verlagen en de binnenlandse bestedingen aan te zwengelen om de – gedeeltelijk weggevallen – export op te vangen. Vooral de consumptie van de laagste inkomensgroepen hield de economie draaiende. Brazilië dankte zijn succes de voorgaande periode in niet geringe mate aan de export van zijn grondstoffen en voedingsmiddelen naar Azië, in het bijzonder China. Het herstel kwam er door massieve overheidsuitgaven (keynesiaanse politiek) en door in te grijpen in de prijzen. De sterkte van de binnenlandse markt en de anticyclische politiek door verdere stimulering van de vraag hebben de economie gered. Lula slaagde erin de real te stabiliseren en de inflatie in te tomen. De centrale rentevoet bedroeg eind 2009 net geen 9%, veel naar onze westerse norm, maar een enorme prestatie in een land waar 30% en meer eerder regel dan uitzondering is. Ondanks allerhande maatregelen daalde de industriële productie met 12,4% (2008). Brazilië is zich bewust van de kwetsbaarheid van de groeilanden door de economische neergang van de geïndustrialiseerde landen van het Westen. De (wereld)crisis heeft het land niet al te zeer pijn gedaan. Vertrouwen in de toekomst is het recept om de crisis door te komen. Lula waarschuwde voor toenemend protectionisme in de wereld ‘omdat dat de crisis alleen maar doet verergeren’. Hij pleitte voor een fonds ter stimulering van de wereldhandel ter grootte van 73 miljard euro. Lula probeerde een front te vormen met andere groeilanden om hun steun luider te laten klinken in het internationaal debat. Het fonds ter bevordering van de wereldhandel past perfect in die strategie.

Lula is de onvolprezen leider van een regionale, dus Latijns-Amerikaanse politieke en economische macht. Zo versterkte hij het Zuid-Amerikaanse handelsblok MERCOSUR1 en verdiepte de relaties met alle landen in het subcontinent. Toch blijft de vraag: waarom spreekt Brazilië, dat duidelijk een grotere internationale rol wil spelen, zich nooit uit over ondemocratische regimes als Venezuela, China of Iran? Het land heeft een indrukwekkende opmars gemaakt op het wereldtoneel, zowel in economisch als in politiek opzicht. Brazilië is zonder meer de nieuwe supermacht van Zuid-Amerika en daar is het zich terdege van bewust. Zijn internationale invloed als BRIC-land2 heeft het betekenis gegeven door met één stem te spreken wanneer het om handel en diplomatie gaat. Lula heeft zich gedurende zijn twee ambtsperiodes blijvend ingezet om de economische groei van zijn land om te zetten in politieke invloed. De groeicijfers liegen er niet om3. Toch blijven er donkere wolken hangen aan de horizon. Nog steeds piekt de werkloosheidsgraad hoog, waar Lula streeft naar volledige tewerkstelling. De meest directe bedreiging blijft de inflatie. Zoals alle landen met grote verschillen tussen rijk en arm kent Brazilië een grote informele economie. Tevens gaat het land gebukt onder hoge criminaliteitscijfers.

Lula zweert bij een economische politiek die groei zonder geldontwaarding nastreeft. Economische groei en lage inflatie in een democratisch land vormen de sleutel van het succes. Het grootste probleem, de sociale ongelijkheid, blijft vooralsnog grotendeels onopgelost. Misschien duurt het nog een generatie eer de klus geklaard is. Maar Lula heeft duidelijk aangegeven in welke richting er moet geageerd worden. Economen verwijzen voor het wirtschaftswunder naar het evenwichtige beleid van Lula da Silva. Hij slaagde erin miljoenen banen te creëren. Pas in de laatste jaren sloeg de economische motor echt aan, wat het land minder afhankelijk maakte van internationale conjunctuurschommelingen of turbulenties op de internationale financiële markten. Het land kreeg economische stabiliteit. De economische groei ging gepaard met het scheppen van meer dan tien miljoen banen. Tientallen miljoenen Brazilianen doen inmiddels als consumenten mee. De middenklasse is enorm aangedikt. Bankkredieten komen de middenklasse tegemoet. De soliditeit van de financiële sector is gezond. Lula gaf het land de nodige financiële rust, wat leidde tot een ongekende economische boost en als sociaaldemocraat had hij vooral oog voor de economische ontwikkeling van zijn land en het doorvoeren van sociale programma’s. Hij combineerde de economische herstructureringen met een voorzichtig sociaal beleid. Daarbij moet hij geregeld opboksen tegen zijn eigen links(ere) partij.

Wanneer Lula’s tweede ambtstermijn afloopt – de verkiezingen zijn in oktober 2010 – zal hij naar alle waarschijnlijkheid een economisch en sociaal gezonde balans kunnen voorleggen, zijn land trots als de motor van Latijns-Amerika kunnen voorstellen. Zijn liberaal beleid met stevige sociale accenten is succesvol geweest. De Braziliaanse economie staat sterk en blijft verder groeien. 

De opvolging

De Partido dos Trabalhadores (PT) heeft begin 2010 op haar partijcongres officieel Dilma Rousseff naar voren geschoven als haar kandidate voor de presidentsverkiezingen van oktober 2010. Zij is de rechterhand van Lula en voor haar aanhangers de gedroomde opvolgster van de president. Zij werd geboren in 1947 in Belo Horizonte als dochter van een Bulgaarse dichter en een Braziliaanse lerares. Tijdens Brazilië’s militaire dictatuur werd zij lid van een linkse gewapende oppositiebeweging. In de jaren zeventig zat zij drie jaar in de cel en werd zij gefolterd. Na haar vrijlating sloot Rousseff zich aan bij de socialistische Partido Democratico Trabalhista (PTD). Later vervoegde zij de PT. In 2003, toen Liuz Inacio Lula da Silva president was geworden, kreeg zij de portefeuille van Mijnen en Energie. Sinds 2005 is zij het hoofd van de Casa Civil, het op één na hoogste politiek orgaan.

Van opleiding is zij econome en geldt als een erg beslagen, doch keiharde door de wol geverfde manager. Wat zij als presidentiële stafchef aan charisma mist, wordt gecompenseerd door haar dossierkennis. In de campagne legt deze ex-guerillera alvast linksere accenten. Haar grootste verdienste is geweest dat zij Lula’s presidentschap weer werkbaar maakte na het ‘mensalão’-schandaal in juni 2005, waarbij aan het licht kwam dat de PT, die geen meerderheid had, parlementsleden van de oppositie omgekocht had in ruil voor hun politieke steun en postjes. Verzoeken werden ingediend om de afzettingsprocedure tegen Lula te starten. Hij werd verantwoordelijk geacht voor het omkoopschandaal. Al snel werd duidelijk dat Lula hiervoor niet persoonlijk kon worden aangepakt. Lula bood toch zijn verontschuldigingen aan, maar ontkende elke persoonlijke betrokkenheid. Wel dienden José Dirceu, de rechterhand en kabinetschef van Lula, naast vier toplui van de PT hun ontslag aan. In de zomer van datzelfde jaar 2005 werd er opnieuw een smet geworpen op de PT door een schandaal met ditmaal in de hoofdrol Antonio Palocci, de minister van Financiën. Hij zou vroeger als burgemeester smeergeld hebben ontvangen en moest aftreden. De financiële markt wankelde vervaarlijk. Palocci was immers de architect van het marktvriendelijk beleid van Lula. Gelukkig bleek de paniek voorbarig. Voor de geloofwaardigheid van Lula betekende dit alles een zware klap. De teleurstelling, vooral onder de veertig miljoen armen, was enorm. Lula zelf werd van alle blaam gezuiverd, maar had toch enige moeite om zich een tweede maal te laten verkiezen.

Dilma Rousseff kampt met forse uitdagingen. Haar grootste rivaal blijft tot nader order de centrumrechtse gouverneur van de rijkste deelstaat São Paulo, José Serra. Hij zat op een ingenieursopleiding. Actief in het verzet tegen het militair regime moest hij spoedig uitwijken (Bolivia, Chili). Daar studeerde hij economie totdat Pinochet er de macht greep. Hij week uit naar Frankrijk. Einde jaren zeventig keerde hij terug. Onder Cardoso werd hij minister van Planning en Budget. Later werd hij een goed minister van Volksgezondheid en stelde hij zich kandidaat bij de presidentsverkiezingen van 2002.

Uit de linkerzijde komt de tweede uitdager in de persoon van Marina Silva. Geboren in een straatarm gezin in het Amazonewoud groeide zij op als rubbertapster en werd mettertijd de rechterhand van de legendarische, inmiddels vermoorde, regenwoudactivist Chico Mendes. Ofschoon zij persoonlijk bevriend is met Lula, stapte ze in mei 2009 op uit diens kabinet. Zij kon de verdere vernieling van het Amazonewoud niet langer aanzien. Deze voormalige, populaire minister van Leefmilieu en kandidate van de Groene Partij speelt naar alle verwachting slechts een bijrol. Hoewel er een mirakel moet gebeuren voor zij presidente wordt, kan zij toch flink wegen op het debat en Dilma Rousseff voldoende stemmen afsnoepen om de PT in verlegenheid te brengen. Rousseffs kandidatuur wordt verder gedwarsboomd door de pas ontslagen topambtenaar Lina Vieira die haar beschuldigt van doofpotpraktijken. Tot overmaat van ramp kampt Rousseff met nog een heikel probleem: haar gezondheid. Hoewel zij intussen officieel genezen werd verklaard van lymfeklierkanker, vragen vele Brazilianen zich af of ze wel tegen de keiharde campagnes zal zijn opgewassen. In de peilingen bleef Rousseff het lange tijd afleggen tegen José Serra, hoewel haar achterstand met de dag verminderde. De laatste peilingen van eind juli 2010 geven een redelijk grote voorsprong van Dilma Rousseff (39%) op José Serra (34%). Wie er ook moge winnen, geruststellend is alvast dat de moeizaam veroverde politieke en economische stabiliteit van het land zal bestendigd worden.

Uitdagingen voor de toekomst

Het meest westelijke gedeelte van het Amazonegebiedbestemd voor olie- en gasexploitatie, wordt vandaag bedreigd door de aanleg van nieuwe toegangswegen, die de ontbossing, de kolonisatie, de overbejaging en de illegale kap in de hand werken. In 2008 werd maar liefst circa 12.500 km2 woud ontbost (verbrand), dubbel zoveel als in 2007. De stijging der voedselprijzen lag aan de basis van die snellere ontbossing, omdat soja- en veeboeren meer bosgrond wilden omvormen tot landbouwgebied. In 2009 beperkte het ontboste oppervlak zich tot ‘slechts’ 7.000 km2. Uiteindelijk kwam dit eveneens ten goede aan het ecologisch welzijn van de bevolking. Tegen 2020 zou aldus 36 à 40% minder CO2 uitgestoten worden als vooropgesteld.

In maart 2006 had Lula een omstreden wet ondertekend waarmee de houtkap van het regenwoud over een oppervlakte van circa 5 miljoen km2 – ongeveer 160 maal de oppervlakte van België – geregeld werd. Exploitatievergunningen zouden voortaan slechts afgeleverd worden aan houtbedrijven die zich wilden engageren voor een milieuvriendelijk beheer van het gebied, wat onder meer moest leiden tot herbebossing. Drie jaar later ondertekende in juni 2009 de regering een decreet waardoor suikerrietteelt op 81,5% van het territorium verboden wordtdit gebeurt op een moment dat het land zeer veel geld verdient aan suiker door de fel gestegen vraag in India, waar de droogte de eigen teelt grotendeels had doen mislukken en de prijs op hun hoogste peil in dertig jaar had gejaagd. Ongeveer 67,4 miljoen hectare grond oerwoud – groter dan Frankrijk – werd verdeeld onder miljoenen mensen. Deze nieuwe wetgeving kwam niets te vroeg. Het oogsten van suikerriet zou onherstelbare ecologische schade toebrengen aan het Amazonewoud, maar ook in de drassige Pantanal en de bovenloop van de Paraguayrivier, in het middenwesten van het land. Het decreet is het antwoord op de groeiende kritiek dat ethanol niet milieuvriendelijk is. Met de wettelijk ingevoerde beperkingen blijft bijna een achtvoud van de 8,8 miljoen hectare die vandaag al door de plant in beslag genomen wordt over. Zeker in de Pantanal, maar ook in het Amazonewoud is de ontbossing voor verbouwing van suikerriet de jongste jaren sterk toegenomen. Milieubeschermers vrezen dat deze wet de ontbossing verder in de hand zal werken. Al ruim dertig jaar kennen boeren zichzelf stukken land toe die ze wettelijk niet bezitten. Op die manier hebben ze al een vijfde van het woud verwoest. De nieuwe eigenaars moeten wel belastingen betalen.

De Belo Monte-stuwdam, de op twee na grootste waterkrachtcentrale ter wereld na de Drieklovendam in China en de Itaupu-dam op de grens tussen Brazilië en Paraguay, zal worden gebouwd op de Xingu, een zijrivier van de Amazone in de noordelijke deelstaat Para. Begin dit jaar heeft de Braziliaanse regering na jarenlange discussies toestemming gegeven voor de bouw van de gigantische Belo Monte-stuwdam. Een oppervlakte van 500 kmzal onder water worden gezet. Tienduizenden mensen zullen moeten verhuizen en meerdere indianenstammen verliezen hun natuurlijke habitat. Hun werden negen nieuwe reservaten met een totale oppervlakte van 50.000km2 in het vooruitzicht gesteld. De stuwdam zal 11.233 megawatt elektriciteit produceren, waarmee 23 miljoen gezinnen van groene energie kunnen worden voorzien. Het bouwconsortium moet als tegenprestatie 600 miljoen euro ophoesten voor investeringen in natuurbehoud.

Een nieuw gigantisch olieveld in het stroombekken van Santos werd ontdekt pal voor de zuidoostkust van de deelstaten Espirito Santo, Rio de Janeiro en São Paulo. Hier ligt ’s werelds grootste recent ontdekte olieveld. De lichte olie is van uitstekende kwaliteit. Omdat de olie zich meer dan zes kilometer onder de zeespiegel bevindt en beschermd wordt door een dikke zoutlaag bestaat er terecht enige scepsis over de technologische haalbaarheid van het project, om nog te zwijgen van de enorme exploitatiekosten of het risico op rampen zoals in de Golf van Mexico. De moeizame ontginning van het zwarte goud verplicht het land tot de bouw van platformen ter waarde elk van circa 1 miljard dollar. De commerciële exploitatie onder leiding van staatsoliereus Petrobras start wellicht nog dit jaar. De nieuwe reserves zullen de commerciële waarde van Petrobras verhogen met ongeveer 87%, tot 230 miljard dollar (172 miljard euro). Door de ineenstorting van de olieprijs rees er wantrouwen over de ontwikkeling van het project. De olieopbrengsten zullen gebruikt worden om de levenskwaliteit van de Braziliaan te verbeteren door schone energie te produceren en te investeren in armoedebestrijding, onderwijs, wetenschappelijk-technologisch onderzoek en cultuur. Het algemeen enthousiasme bij de gigantische vondst wordt getemperd door de politiek. Enerzijds loopt tegen Petrobras een parlementair onderzoek – over betwiste liefdadigheidsdossiers – dat vervelend is voor Dilma Rousseff, de voorzitster van de Raad van Bestuur. Anderzijds wil een deel van de rechtse oppositie korte metten maken met Petrobras, ‘de laatste staatsdinosauriër’. De oppositie zal niet talmen het Pré-Salproject te torpederen of tenminste alles in het werk stellen om de regering haar succes te minimaliseren, zelfs te ontnemen.

Epiloog

Luiz Inacio Lula da Silva, de meest populaire president van de wereld (B. Obama), is een pragmaticus, een hervormer, een anti-intellectueel, geen ideoloog of dogmaticus, niet iemand van de reflectie. Wat opvalt is dat deze charismatische leider bijzonder goed is in het aanknopen van relaties. Corruptieschandalen en een identiteitscrisis van zijn eigen arbeiderspartij PT deerden hem niet echt. Zijn populariteit, onder meer vanwege zijn aanpak van de armoede, kreeg wel een deuk maar herstelde snel. Het ‘fenomeen’ Lula heeft voor een groot deel te maken met zijn eenvoudige afkomst die hem dicht bij de grote massa van de arme Brazilianen brengt. Het geheim van zijn succes is dat de mensen zich met hem identificeren. Grote internationale en prestigieuze dagbladen als El Pais en Le Monde riepen hem in 2009 uit tot ‘Man van het Jaar’. Eerder dat jaar was hij in eigen land door de Braziliaanse werkgeversorganisatie FIESP en het tijdschrift ISTOE gelauwerd als de persoonlijkheid van het jaar – niet slecht voor iemand die zijn carrière begon als schoenpoetser. 

[1] Zie Luk Corluy, ‘Politieke verschuivingen in Latijns-Amerika (Deel 2)’, in Streven, september 2008, blz. 732.

[2] Acroniem van Brazilië, Rusland, India en China.

[3] Economische groeicijfers: 1,1% in 2003, 5,7% in 2007, 5% in 2008, -0,7% in 2009, 3,5% (verwacht) in 2010 en 3,7% (eveneens verwacht) in 2011.

(Deze bijdrage werd afgesloten op 21-08-2010)