Hessel Zondag

Schaamte in de jaren negentig

Onlangs was ik op één dag getuige van twee contrasterende voorvallen. Het eerste speelde zich af bij een overdekte bushalte, waar ik met enkele mensen wachtte op vervoer naar de stad. Twee mannen, leeftijd eind jaren twintig, slenterden naar de halte. Daar begon een van hen in een hoek te urineren. De tweede stond met zijn rug naar de wildplasser en grijnsde naar de omstanders. Toen de wildplasser klaar was, liepen de mannen door. De omstanders, die tot dan zwegen en stuurs voor zich uit keken, ontspanden. Een verwoordde ieders gedachten: ‘schaamteloos, ze schamen zich tegenwoordig nergens meer voor’.

Het tweede voorval vond plaats in een winkel. Een verkoper rommelde in een la en merkte me niet op. Iemand, blijkbaar een meerdere, sprak de verkoper daar enigszins luid en scherp op aan. Het was duidelijk dat de verkoper een standje kreeg. Hij excuseerde zich met een rood hoofd. Zolang hij mij te woord stond, gedroeg hij zich stuntelig en sprak hij wat stamelend. Het standje beving hem met schaamte, en het lukte hem niet deze te overwinnen.

Bij de wildplasser lijkt het alsof schaamte er niet toe doet. In het geval van de onachtzame verkoper is sprake van het tegendeel. Een klein incident bevangt met schaamte. Welk voorbeeld illustreert de plaats van schaamte tegenwoordig het beste? Op het eerste gezicht dat van de wildplasser. Men lijkt zich weinig te schamen. De straat en televisie stellen ons voortdurend en zonder aarzeling of schaamte bloot aan ieders lichamelijke en innerlijke intimiteiten. In deze bijdrage wil ik erop wijzen dat schaamte wellicht belangrijker is dan taferelen op straat en televisie doen vermoeden. Mensen zijn gevoeliger en kwetsbaarder voor schaamte dan men doorgaans aanneemt. Misschien illustreert de verkoper de houding tegenover schaamte net zo goed als de wildplasser.

Wat is schaamte?

Schaamte is scherpe mentale pijn1. Wie zich schaamt voelt zich vernederd, machteloos, inferieur, waardeloos, geminacht, verworpen. Het zijn pijnlijke emoties, opgeroepen door de afkeurende blik van een ander. Men ervaart zich als fundamenteel deficiënt en is niet in staat om dit te verbergen. Het tekort, het onvermogen ligt voor iedereen zichtbaar op straat. Zichtbaarheid, gezien worden is een belangrijk aspect van schaamte. Schaamte is een emotie met een sterk visueel karakter. Dat blijkt uit de manier waarop men over schaamte spreekt. De plaats die men inneemt in de ruimte speelt een centrale rol. Men voelt zich ‘klein’. Mensen die zich schamen, zeggen dat zij door de grond hadden willen gaan. Om niet langer bloot te staan aan beschamende blikken wilde men onzichtbaar zijn, uit de ruimte verdwijnen.

Zich schamen is beschamend. Deze emotie verdubbelt zich. Men geneert zich dat men met een rood hoofd ten overstaan van anderen stuntelde. Daarom durft men schaamte nauwelijks voor zichzelf te erkennen en aan anderen te bekennen. Schaamte is een moeilijk communiceerbaar affect.

Schaamte verstoort twee relaties, die met zichzelf en die met anderen. Iemand die zich schaamt, vervreemdt van zichzelf en van anderen. De relatie met zichzelf beschadigt, omdat men niet langer met zichzelf wenst te verkeren. Men verliest de waardering voor en het vertrouwen in zichzelf. Daarnaast verliest men het vertrouwen in anderen. Schaamte isoleert tegenover anderen. Anderen die niet eens werkelijk aanwezig hoeven te zijn. In veel gevallen is de beschamende blik van de ander imaginair van aard. De fantasie over wat anderen vinden, bepaalt de beleving van schaamte vaak sterker dan wat anderen werkelijk van ons vinden. Overigens, wij schamen ons niet voor iedereen. Iemand waarvoor wij geen achting hebben, kan ons niet beschamen. Bekend is het voorbeeld van de Franse vorsten. Zij lieten zich bij hun lichamelijke verzorging zonder schaamte gadeslaan door hun bedienden. De bedienden betekenden niets voor de vorst, en iemand die er niet toe deed, kon hem niet beschamen.

Zich schamen kent veel oorzaken: een onhandigheid zoals struikelen, het missen van een trein, in gezelschap boeren, een inferieure gedachte, enzovoorts. Dergelijke aanleidingen beschadigen de wijze waarop wij ons aan anderen willen presenteren. Wij willen ten overstaan van anderen niet verschijnen als een klungel die struikelt, een onbenul die de trein mist, een lomperik die in gezelschap boert of een schoft die er inferieure gedachtes op na houdt. Schaamte onthult dat men iemand anders is dan men wil zijn. Doorgaans omschrijft men dat als de spanning tussen het ‘feitelijke zelf’ en het ‘ideale zelf’. Schaamte treedt op wanneer het verschil tussen hoe men is en hoe men zou willen zijn, op schrijnende wijze voor het voetlicht komt.

Al is schaamte pijnlijk, daarmee is ze niet zonder zin of functie. Schaamte is te vergelijken met lichamelijke pijn. Hoe onaangenaam dan ook, lichamelijke pijn is vaak zinvol. Pijn wijst op gevaar. Iemand die zich brandt aan heet water trekt zijn hand terug. Pijn geeft aanleiding tot een terugtrekreactie, waardoor men mogelijk ongeneeslijke brandwonden vermijdt. Wat is de functie van schaamte? Zoals opgemerkt tast schaamte twee verhoudingen aan: de verhouding tegenover onszelf en die tegenover anderen. Schaamte wijst niet alleen op de beschadiging van deze verhoudingen, ze dient ook de bescherming ervan. Schaamte signaleert dat er in deze verhoudingen iets mis is. Daarmee kan schaamte bijdragen tot de voorkoming van zelfvervreemding en sociale vervreemding. In dat geval is het zinvol te onderscheiden tussen anticiperende en blamerende schaamte. Anticiperende schaamte verhindert dat wij iets beschamends doen. Wij voorzien dat we ons zullen gaan blameren. Door anticiperende schaamte vermijden wij de afkeurende blikken van anderen en de aantasting van onze integriteit. Het verhindert dat we ons ten overstaan van anderen belachelijk maken en het vertrouwen in onszelf verliezen. In het geval van blamerende schaamte hebben we ons al te schande gemaakt. Wij hebben ons misdragen en anderen hebben ons erom veroordeeld. Echter, ook blamerende schaamte kan functioneel zijn. Deze schaamte maakt ons bewust van ons gedrag. Daardoor kunnen we ervan leren en proberen ons te verbeteren. Blamerende schaamte waaruit men lering trekt, verandert in anticiperende schaamte.

Schaamte in de jaren negentig

In de jaren negentig is men gevoeliger voor schaamte dan men meestal aanneemt. Ik zie vier nauw aan elkaar verwante oorzaken van deze gevoeligheid: individualisme, het grote aantal keuzemogelijkheden, sociale gelijkheid en het ontbreken van heldere regels in het sociale verkeer.

Deze tijd kenmerkt zich door individualisme. Mensen handelen vooral op basis van wat zij zelf willen. Het individu vormt de hoeksteen van de samenleving. Dat wil niet zeggen dat mensen zich in hun gedrag niet conformeren aan anderen, of met anderen geen rekening houden. Maar in vergelijking met vijftig jaar geleden zijn er evidente accentverschillen. Men is tegenwoordig meer op zichzelf aangewezen. Dat is niet alleen een luxe, het is ook een vereiste. De levensbeschouwelijke en religieuze tradities waarop men zich voorheen kon oriënteren, hebben veel van hun invloed verloren. Men kan er zich niet langer op verlaten. Autonomie en zelfbepaling worden vereisten. Wil men autonoom zijn, dan moet men op zichzelf kunnen vertrouwen. Dit nu maakt kwetsbaar voor schaamte. Schaamte tast het zelfvertrouwen aan, terwijl zelfvertrouwen een vereiste is om in een individualistische samenleving goed te functioneren. Alleen met voldoende zelfvertrouwen kan men op zichzelf bouwen. Met andere woorden, met het individualisme groeit de kwetsbaarheid voor schaamte.

Tegelijk neemt ook het belang van deze emotie toe. Wanneer mensen meer op zichzelf zijn aangewezen, is het voorkómen van zelfvervreemding belangrijk. Schaamte signaleert dat het vertrouwen in zichzelf in het geding is of in het geding kan komen. Daarmee neemt met het individualisme ook de functie van schaamte toe. De plaats van schaamte in een individualistische samenleving is paradoxaal. Voor mensen in zo’n samenleving is schaamte zowel bedreigend als functioneel. Juist omdat men kwetsbaar is voor schaamte, kan deze emotie zijn functie vervullen.

Een tweede oorzaak van schaamte is het grote aantal keuzemogelijkheden. Individualisme en keuzemogelijkheid hangen nauw samen. Ze veronderstellen elkaar. Enerzijds verwerkelijkt men zijn individualiteit door keuzes te maken. Anderzijds maakt de keuze uit alternatieven individualiteit mogelijk. De afgelopen decennia zijn de mogelijkheden om te kiezen sterk vergroot, op alle mogelijke gebieden van het bestaan, zoals eten, kleding, loopbaan, levensbeschouwing, enzovoorts. Men kan zich nauwelijks aan keuzes onttrekken. Wanneer men over veel alternatieven beschikt, spreekt men mensen aan op de keuzes die ze maken. Men stelt ze voor hun keuzes verantwoordelijk. Daarmee acht men mensen ook aansprakelijk voor de gevolgen ervan. Gunstige gevolgen beschouwt men als een persoonlijk succes, nadelige gevolgen als een persoonlijk falen. Minder dan voorheen is falen aan externe en niet-controleerbare oorzaken te wijten2. Als iemand klaagt over de omstandigheden waarin hij verkeert, is een veel gehoorde reactie: ‘je hebt er toch voor gekozen’. Tegenvallers beschouwt men geen gevolg van de wil van de goden, lot of toeval, maar van persoonlijk tekortschieten. Mislukkingen zijn een persoonlijke zaak. Daarmee is schaamte snel in het geding. Naarmate men iemand als persoon aanspreekt, is hij kwetsbaarder voor schaamte.

In de derde plaats heb je het benadrukken van sociale gelijkheid. Doorgaans vindt men dat ongelijke sociale verhoudingen individuele ontplooiing belemmeren. Een gedachte die met de opkomst van emancipatiebewegingen in de jaren zestig vrijwel gemeengoed werd. Men verwacht dat mensen op gelijke voet met elkaar omgaan3. Onderschikkend gedrag roept gevoelens van schaamte op. Men ervaart het als ongepast en beschamend de onderlinge omgang vorm te geven via bevelen, geboden, dictaten en opdrachten. In plaats daarvan komt overleg, beraadslaging en onderhandeling. Echter, met de poging zich als gelijken op te stellen zijn de onderlinge sociale verschillen niet verdwenen. Meestal is men van mening dat ouders zich in de opvoeding van hun kinderen zo min mogelijk op hun autoriteit moeten beroepen. Luidkeels een conflict beslechten met de uitroep ‘omdat ik het wil’, vindt men ongepast, zeker als dat in het openbaar plaatsvindt. De ouder maakt uitdrukkelijk gebruik van het verschil in sociale positie om zijn zin te krijgen. Dat beschouwt men als beschamend. Echter, met het achterwege blijven van dergelijke praktijken in de opvoeding staan ouder en kind nog niet op sociaal gelijke voet. Enerzijds blijven ongelijke sociale verhoudingen bestaan en anderzijds vindt men het gênant er al te openlijk uitdrukking aan te geven. Goed omspringen met deze spanning stelt hoge eisen aan sociale vaardigheid. Mensen die daar niet over beschikken lopen aanzienlijke risico’s fouten te maken in de sociale omgang. Daardoor loopt men een behoorlijke kans zichzelf te beschamen. Meer dan in een maatschappij die rangverschillen niet toedekt. Daarin kent iemand zijn plaats, of is men op gepaste wijze gehoorzaam. Gedrag dat eerder door hiërarchische regels werd beschermd, ligt nu open voor schaamte en beschaming.

Er is nog een vierde oorzaak. Met het individualisme en de sociale gelijkheid komen vaste regels voor gedrag en voor de omgang met anderen onder druk te staan. De omgang met anderen is minder voorspelbaar en duidelijk. Daarmee neemt de kans op fouten toe. Verkeerd gekozen kleding op een feestje van iemand die men niet zo goed kent. Iets te joviaal gedrag in een omgeving die aan distinctie hecht. Ongewild stoot men anderen tegen het hoofd of wordt men tegen het hoofd gestoten. De omgang met anderen stelt hoge eisen aan sociaal vaardig handelen. Men behoort soepel te zijn. Omgangsvormen moet men afstemmen op degene met wie men van doen heeft. Gemakkelijk en zonder opzet beschaamt men of wordt men beschaamd.

Enkele misverstanden over schaamte

Mensen zijn vandaag de dag gevoeliger voor schaamte dan op het eerste gezicht lijkt. Hoe is deze stelling te verenigen met de vele tegenvoorbeelden? Is ze niet in tegenspraak met alles wat we zien op straat en televisie? Echter, wellicht ontnemen enkele misverstanden over schaamte een goed beeld van wat zich op straat en televisie afspeelt. Ten eerste ziet men over het hoofd dat men zich voor andere dingen schaamt dan vijftig jaar geleden. Ten tweede vergeet men dat niet iedereen zich voor hetzelfde schaamt. Het derde misverstand is te denken dat iemand die zich schaamteloos gedraagt, ongevoelig is voor schaamte.

Om te beginnen, het is evident dat men zich op een aantal terreinen minder schaamt dan voorheen. Dat betreft vooral seksualiteit. Tot voor enkele decennia was overtreding van regels die te maken hadden met seksualiteit een van de belangrijkste redenen om je te schamen. Op dat terrein verruimden de mogelijkheden om zich te uiten aanzienlijk. Binnen zekere marges kan men vrijuit praten over seks. Men kan op televisie naar porno kijken. Seksuele voorkeur voor iemand van hetzelfde geslacht is niet langer beladen met schande. Wat seksualiteit betreft is in een aantal gevallen de schaamte voorbij. Echter, gevoeligheid voor schaamte betekent nog iets anders dan je te schamen voor dezelfde zaken als vijftig jaar geleden. De belangrijkste redenen om je te schamen veranderden. Als men dat over het hoofd ziet, krijgt men ten onrechte de indruk dat schaamte onbelangrijk geworden is. Nu schaamt men zich vooral voor aantasting van iemands individualiteit en zelfstandigheid, voor inbreuken in de sociale gelijkheid. Ik geef enkele voorbeelden. Vijftig jaar geleden was het normaal dat een leerkracht een leerling sloeg. Daaraan was niets beschamends. Tegenwoordig haalt geen enkele leerkracht het in zijn hoofd een leerling te slaan. Zowel leerkracht als leerling zouden zich schamen. Slaan acht men alom onaanvaardbaar. Tot voor enkele decennia besteedde men aan zaken als pesten op school niet of nauwelijks aandacht. Vandaag ervaart men pesten als zo’n beschamende inbreuk op iemands integriteit dat men er speciale lesprogramma’s tegen ontwikkelt.

Het tweede misverstand: mensen schamen zich niet voor dezelfde zaken. De diversiteit nam in de loop van de jaren aanzienlijk toe. Denk maar eens aan de verscheidenheid aan jeugdculturen die de afgelopen decennia opkwamen. De regels en mores van die groepen verschillen. Daarmee is er ook verschil in datgene waarvoor ze zich schamen. Enkele jaren geleden passeerde ik op de autoweg een groep van vijf jongens. Zij lieten hun broek zakken en keerden hun achterwerk pontificaal naar de auto’s die voorbijreden. Daarvoor schaamden zij zich niet. Zij zouden zich waarschijnlijk wel schamen als zij niet meededen. Dan zou men afgaan wegens gebrek aan durf. Gebrek aan lef en niet het tonen van een blote kont is voor deze jongeren met schaamte beladen. Zij zijn de schaamte niet voorbij, maar zij schamen zich voor andere zaken.

Bovenstaande maakt duidelijk dat het ontbreken van eenduidige codes voor de omgang met anderen op twee manieren kan uitwerken. Het maakt kwetsbaarder voor schaamte. Men kan in de bejegening van anderen meer fouten maken. Daarnaast schaamt niet iedereen zich nog voor hetzelfde. Dat betekent echter niet dat men er ongevoelig voor is.

Het derde misverstand betreft schaamteloosheid. In de regel beschouwt men schaamteloosheid als ongevoeligheid voor schaamte. Nochtans is er veeleer sprake van het tegendeel. Wat is schaamteloosheid? Schaamteloosheid is negatie en ontkenning van schaamte4. Wanneer negeert en ontkent men schaamte? Op het moment dat schaamte bijzonder pijnlijk is, als de schaamte voor schaamte overheerst. Dat komt voort uit een grote kwetsbaarheid voor schaamte. Men ervaart schaamte en de daarin onthulde zwakte van zichzelf als zo moeilijk te verdragen dat men de schaamte loochent. De schaamteloosheid moet het eigen tekort verbergen. Men weert de kwetsing met alle middelen af. Schaamteloosheid is een verweer tegen gevoelens van zwakte: ‘… bruuskheid, grofheid, seksuele grappen en grollen, zich afschrikwekkend uitdossen of zich voorzien van agressief uitdagend ogende kleding en attributen…’ kan de functie hebben schaamte te maskeren5. Schaamteloosheid indiceert dus niet dat schaamte onbelangrijk is. Het wijst op het tegendeel, een grote gevoeligheid voor schaamte. Het is een afweer tegen schaamte, zodanig dat iemand zelf geen schaamte ervaart, maar ze bij anderen oproept. Schaamteloosheid is uitdrukking van de druk die schaamte uitoefent. Men is er zo gevoelig voor dat geen andere uitweg rest dan de schaamte radicaal terzijde te schuiven.

Ik begon deze bijdrage met twee voorbeelden. Één waarin schaamte overheerste, een andere waarin schaamte afwezig was. De beschaamde verkoper is illustratiever dan wij denken. Het is een voorbeeld van beschaming door openlijk iemands lagere plaats op de sociale ladder kenbaar te maken. Maar ook de wildplasser illustreert wellicht eerder gevoeligheid dan ongevoeligheid voor schaamte. Schaamteloosheid vindt zijn oorzaak in kwetsbaarheid voor schaamte. Misschien speelt in het geval van de wildplasser ook mee dat hij zich tegenover vrienden wil bewijzen. Met andere woorden, hij wil zich niet voor zijn vrienden schamen.

Het is evident dat men zich tegenwoordig op een aantal gebieden minder schaamt. Toch is er ook een grotere kwetsbaarheid voor schaamte. Schaamte is niet alleen voorbij, maar ook nabij.

 

[1] Voor de beschrijving van schaamte maakte ik vooral gebruik van H.L. Lynd, On Shame and the Search for Identity, Routledge & Kegan Paul, London, 1958; B. Williams, Shame and necessity, University of California Press, Berkeley, 1993, en P. van der Zwaal, ‘Verzwijgen en bekennen: de oorsprong van twee houdingen’, in P.G.J. Mettrop, M.L. van Thiel & E.M. Wiersma (red.), Schuld en schaamte. Psychoanalytische opstellen, Boom, Meppel, 1988, blz 15-30.

[2] L. Laeyendecker, ‘Een maatschappelijk tekort? Over de vraag naar zin’, In G.A. van der Wal & F.C. Jacobs (red.), Vragen naar zin. Beschouwingen over zingevingsproblematiek, Ambo, Baarn, 1992, blz. 11-39.

[3] Zie bv. W. Gomperts, De opkomst van de sociale fobie. Een sociologische en psychologische studie van de maatschappelijke verandering van psychische verschijnselen, Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam, 1992 en C. Wouters, Van minnen en sterven. Informalisering van omgangsvormen rond seks en dood, Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam, 1990.

[4] Zie M. Hilgers, ‘Ressentiments und Selbstwertregulation bei den Neuen Rechten. Psychoanalytische Überlegungen zur Strategie gegenüber dem Rechtsradikalismus’, in Zeitschrift für Individualpsychologie, 1993, 1, blz. 52-63; L. Tas, ‘Therapie géén biecht’, in De Gids, 1995, 5, blz. 354-360, en P. van der Zwaal, o.c.

[5] E. Gans, ‘”Ik schaam me dood”. Schuld en schaamte bij adolescenten’, in P.G.J. Mettrop, M.L. van Thiel & E.M. Wiersma (red.), Schuld en schaamte. Psychoanalytische opstellen, Boom, Meppel, 1988, blz. 45-58.