Hans Jurgen Baden

Max Frisch, religieuze evolutie van een auteur

De auteur analyseert Max Frisch’ letterkundig werk vanuit de (ruim geïnterpreteerde) godsdienstige gezichtshoek: hoe namelijk een mens in het reine probeert te komen met de vraag naar de ultieme zin of onzin van zijn bestaan. De aanvankelijk nog christelijke of ten minste discreet god-gelovige levensvisie van Frisch’ ‘Stiller’ (1954) slaat om in het tragische noodlotbesef van zijn ‘Homo Faber’ (1957) en mondt uit in het illusieloze sceptisme van zijn tweede ‘Dagboek’ (1966-1971), zijn ‘Montauk’ (1974) en zijn Triptychon (1978).

verschenen: April 1979, blz. 596

jaargang: 46/07