Geïnspireerd door de Arabische revoluties startten Syriërs in 2011 een vreedzame opstand tegen het Assad-regime, voor basisrechten en meer vrijheid. Toen dit regime de protesten met extreem geweld in de kiem smoorde en aanstuurde op een burgeroorlog, leek het potentieel voor verandering begraven. Met de opkomst van Islamitische Staat werd het conflict in het Globale Noorden grotendeels gereduceerd tot een strijd tussen het regime en IS en groeide het defaitisme over het potentieel voor verandering. Het narratief raakte ingeburgerd dat het regime een noodzakelijk kwaad was. Dit narratief bleek niet alleen onjuist, maar ging ook volledig voorbij aan de weigering van de meeste Syriërs om onder het juk van een voortdurende dictatuur te leven. Ondanks de grootschalige misdrijven en de internationale onverschilligheid bleven Syriërs ijveren voor verandering. Verrassend genoeg maakte het militaire offensief van de islamistische groep Haya’at Tahrir al-Sham (HTS) een einde aan het Assad-tijdperk. Al zijn de uitdagingen voor de transformatie naar een democratisch land immens, het is essentieel te erkennen dat Syriërs zichzelf bevrijdden, en dat hun strijd tegen onrecht lof verdient.

 

Het einde van de barbaarse staat

‘Mensen van de buurt: Bashar is gevallen, Bashar is gevallen. Syrië is bevrijd. Laat ons je vreugdekreten horen. Bashar is gevallen. Damascus is van ons. God is groot.’ In de vroege ochtend van 8 december 2024 schreeuwde een man, uitzinnig van vreugde, het nieuws over de val van het regime van de daken. Het filmpje werd massaal gedeeld, net zoals ander beeldmateriaal waaruit de euforie en verbazing over het einde van de Assad-dynastie spreekt. De verbazing was groot, want weinigen hadden nog hoop op het vertrek van Assad, na al die jaren van wrede onderdrukking en de waargemaakte belofte van het regime: ‘Assad, of we vernielen het land’. Ongeloof was er ook over het feit dat Rusland het regime had laten vallen en niets had gedaan om het rebellenoffensief te stoppen. Toen het duidelijk was dat de rebellen na een blitzoffensief dat startte met de inname van Aleppo op 27 november nu ook Damascus naderden, kreeg de familie Assad in de nacht van 8 december – na uren wachten – op humanitaire gronden asiel in Rusland, en nam de benen als een dief in de nacht. Na 54 jaar kwam de ‘barbaarse staat’ abrupt ten val, hoewel Assad ervan overtuigd was dat zijn terreurbewind de revolutionaire aspiraties had vernietigd. Hij ging er bovendien vanuit dat hij internationaal werd gesteund of op zijn minst getolereerd, mede door de geleidelijke normalisering van de banden met verschillende Arabische en Europese landen vanaf 2021.

Ook in het Globale Noorden reageerden beleidsmakers met ongeloof en scepsis op deze onverwachte omwenteling en het vooruitzicht van een islamistisch bestuur door Hay’at Tahrir al-Sham (HTS). De rebellengroep heeft immers haar wortels in Jabhat an-Nusra, een jihadistische groep gelieerd aan al-Qa’ida. Onder het leiderschap van Abu Mohammad al-Jolani bevocht Jabhat an-Nusra het regime en andere rivaliserende rebellengroepen. Om de groep meer legitimiteit te geven, besloot al-Jolani in 2016 formeel met al-Qa’ida te breken, het internationale jihadisme op te geven, en zich te richten op Syrië. Zo ontstond HTS, of de ‘beweging voor de bevrijding van Syrië’. In de noordelijke provincie Idlib, waar vier miljoen Syriërs hun toevlucht zochten voor het regimegeweld, versterkte al-Jolani deze transformatie door de uitbouw van een lokaal bestuur gericht op  basisvoorzieningen en stabiliteit. Al enkele maanden voor de val intensiveerde HTS zijn militaire campagne, als reactie op de aanhoudende Russische en regimebombardementen in het noordwesten, ondanks wapenstilstandsakkoorden onderhandeld door Rusland en Turkije. Samen met de rebellen van het Syrische Nationale Leger (SNA), gesteund door Turkije, lanceerde HTS eind november een succesvol offensief dat startte met de verovering van de centrale steden Aleppo, Hama en Homs en uiteindelijk uitmondde in de verdrijving van het leger en de vlucht van Assad.

De bevrijding en hernieuwde hoop op basisrechten roept bij veel Syriërs herinneringen op aan de oorspronkelijke protestbeweging van 2011. Hoewel de scepsis over de aard en de uiteindelijke doeleinden van de voormalige rebellen groot blijft, hopen velen dat dit het begin markeert van een transitie naar een Syrië dat niet langer wordt gezien als het persoonlijke bezit van een ‘eeuwige leider’. Net als in 2011 biedt deze verandering – mede dankzij de ondertussen meer gematigde en pragmatische houding van HTS – burgers de mogelijkheid, voor een eerste keer, actief deel te nemen aan het openbare leven en het concept van burgerschap vorm te geven. Het verschil met de populaire protestbeweging is echter dat HTS een islamistische groepering is die haar macht kon consolideren door geopolitieke ontwikkelingen, een geleidelijke militaire opbouw, strategische steun van Turkije en de aanhoudende populaire oppositie tegen het Assad-regime. HTS wist goed in te spelen op de onvervulde revolutionaire verzuchtingen. Zo zijn veel van de HTS-strijders als kind verdreven uit de gebieden die ze nu bevrijd hebben.

Ondanks de grote steun onder grote delen van de bevolking, reageerden religieuze en etnische minderheden sceptisch, uit vrees voor wraak en marginalisering. Met name de Alawitische gemeenschap, waartoe Assad behoort, vreesde te worden gestraft voor de misdrijven van het regime. Van meet af aan maakte al-Jolani duidelijk dat hij zich hiertegen kantte en dit zou tegenhouden. Ook een deba’athificatie, waarbij de invloed van de Baath-partij wordt geweerd, zoals in Irak zou er niet komen: ambtenaren kregen te horen dat ze hun werkzaamheden konden voortzetten. Voor de Koerden ligt de situatie moeilijker, ondanks garanties van HTS dat het niet uit is op sektarische verdeeldheid. Het Syrische Nationale Leger (SNA), een coalitie van groeperingen die door Turkije wordt gesteund, fungeert als een huurlingenleger. Het SNA maakte zich in het verleden en tijdens recente offensieven schuldig aan mensenrechtenschendingen, wat wantrouwen en vijandigheid bij Koerdische gemeenschappen heeft aangewakkerd. Ook de conflicten tussen Turkije en Koerdische milities, met name de Syrische Democratische Strijdkrachten (SDF), hebben diepe wonden geslagen. De Turkse militaire bezetting van delen van Noordwest-Syrië, zoals Afrin en Tel Abyad, ging gepaard met gedwongen verdrijving van Koerden en grootschalige plunderingen. Veel Koerden vrezen dat hun politieke en culturele autonomie, die zij sinds het begin van de burgeroorlog in het noordoosten konden opbouwen, nu wordt bedreigd.

Ook bij tegenstanders van het regime en dissidenten die al die jaren bleven ijveren voor een politieke transitie, gaat de val van het regime ondanks grote vreugde gepaard met ambivalentie. Wat brengt deze transitie? Zullen de nieuwe autoriteiten de wil van het volk respecteren of zal het   verzet tegen autoritarisme wederom worden gekaapt? Wat met de rol van buitenlandse machten? Hoe zullen de autoriteiten omgaan met het middenveld en mensenrechtenverdedigers? De Syrische schrijfster Samar Yazbek meent dat de daadwerkelijke revolutie nu pas begint. ‘De val van het regime is slechts de eerste stap op de weg die voor ons ligt; een lange weg, vol duisternis; maar een weg die we tenminste voor ons zagen openen. We hebben ons ontdaan van de tiran die honderdduizenden burgers heeft vermoord en miljoenen anderen heeft verbannen.’ Om dit onverwachte en onbekende gevoel van vrijheid te kunnen vatten is het nodig om de aard van het regime, en het blijvende verzet ertegen, te kaderen.

 

De gevangenis als norm en referentiepunt

Het Assad-regime transformeerde het land en creëerde een klimaat van gedwongen stilzwijgen en een muur van angst. Na zijn machtsovername in 1970 ontwikkelde Hafez al-Assad, vader van de verdreven president, een modern sultanistisch model, in de woorden van voormalig gevangene en dissident Yassin al-Haj Saleh. Hierbij wordt soevereiniteit verweven met familiale en sektarische macht, ten koste van de bredere Alawitische gemeenschap die de facto werd geïnstrumentaliseerd door een op macht beluste familie. Geweld en de dreiging van geweld vormden de kern van het regime en leidden tot de oprichting van een autoritaire, ‘barbaarse’, staat. Die veiligheidsstaat en de invoer van noodwetten verantwoordde Hafez al-Assad door het conflict met Israël. Bashar al-Assad diepte die heerschappij verder uit door in te spelen op de oorlog tegen terreur en de eurocentrische focus op instabiliteit in het Midden-Oosten, waarbij de dreiging van jihadisme centraal staat. Van meet af aan delegitimeerde hij de populaire opstand in 2011 door betogers af te schilderen als extremisten aangestuurd door buitenlandse krachten. Met verve speelde hij de sektarische kaart, om onder meer Alawieten, christenen en de Koerdische minderheid aan zich te binden. Daarnaast escaleerde het regime het geweld tegen burgers via het leger, de beruchte veiligheidsdiensten en paramilitaire milities, en de dreiging van gevangenschap. Het Assad-regime perfectioneerde de bestaande goelag, een structuur van gevangenissen, militaire hospitalen, politiekantoren, waarbij circa 1200 op 100.000 personen gevangen werden gezet.

De politieke gevangenis is deel van een breder systeem waarvan foltering, gedwongen verdwijning en massamoorden ook deel uitmaken en dat uitmondt in politicide met volledige straffeloosheid voor de daders. Al-Haj Saleh beschrijft hoe alle Syriërs in aanraking kwamen met het veiligheidsapparaat en de dreiging van gevangenschap Syrië tot één grote gevangenis maakte. ‘De grotere gevangenis betekent dat vrijlating uit een kleinere gevangenis geen echte vrijheid is en ook geen overwinning inhoudt voor degenen die strijden voor een Syrië zonder politieke gevangenschap. Dit toont dat de gevangenis geen uitzondering meer is, geen ongelukkig lot dat slechts enkelen treft. Het is de norm geworden, de algemene wet waaronder de hele bevolking moet leven.’ Antropologe Salwa Ismail ziet het gevangenkamp als een manier om politieke subjecten te onderdrukken en een referentiepunt voor de bevolking te creëren. Ze betoogt dat de politieke gevangenis, ‘structureel en operationeel instaat voor het politieke bestel: ze disciplineert en herschept weerbarstige onderdanen, terwijl ze tegelijkertijd een spookbeeld is dat dient ter instructie van de bredere bevolking.’

Toen HTS Syrische steden bevrijdde, was één van de eerste zaken die de rebellen deden, het openzetten van de deuren van de gevangenissen. De beelden van pas bevrijde gevangenen uit beruchte gevangenissen zoals Sednaya, gingen de wereld rond. Ondanks de jarenlange documentatie van Syrische ngo’s, mensenrechtenactivisten en kunstenaars, leek de omvang van de crisis van gevangenschap en gedwongen verdwijning pas na de bevrijding zichtbaar voor de buitenwereld. Ook de ontdekking van massagraven schokte velen, en doet vrezen dat een groot deel van de 130.000 vermisten – de meerderheid door toedoen van het regime – niet meer in leven is. Voor het Syrische regime waren gedwongen verdwijningen en het onthouden van informatie een middel om de samenleving te terroriseren en die trauma’s houden aan. Tot op heden ontberen talloze families informatie over de locatie of het lot van hun geliefden.

Daarom organiseerden slachtoffers zich om het recht op waarheid te eisen: zolang het lichaam van hun geliefde niet is gevonden, beschouwen ze die persoon als levend, en is hun eigen leven opgeschort. Fadwa Mahmoud, is een activiste in een slachtoffergroep. In september 2012 verdween haar echtgenoot Abdelaziz Al Khair op de luchthaven van Damascus, samen met hun zoon Maher, die hem ophaalde. Ze wacht tot op heden op nieuws over hen, en hoopt elke keer dat de telefoon overgaat dat die verlossing brengt. Na de val van het regime schreef ze op Facebook: ‘Elke dag droomde ik van het nieuws dat jullie vrijgelaten waren en me zouden bellen om te zeggen: “We zijn vrij van de duisternis van de gevangenis.” Zonder ook maar een moment te twijfelen, zou ik een ticket boeken, naar Syrië terugkeren, jullie in mijn armen sluiten en zeggen: “Welkom terug na al dat leed.” Maar voorlopig blijft dit slechts een droom, een die ik nooit zal opgeven.’ In videoboodschappen roept ze de nieuwe autoriteiten ook op om het thema van gedwongen verdwijning ernstiger te nemen.

HTS zette dan wel de deuren van de gevangenissen open, het nieuwe bestuur lijkt geen prioriteit te maken van rekenschap voor deze misdrijven en van het opstarten van de coördinatie van forensisch onderzoek om de lichamen in de massagraven te identificeren. Meer nog, in hun poging zijn macht te consolideren en gewapende groepen onder een verenigd leger te brengen, reikte Ahmad al-Shara’a de hand naar groepen die zich schuldig maakten aan internationale misdrijven. Ook ontmoette hij de leider van Jaysh al-Islam, die onder meer verantwoordelijk wordt geacht voor de ontvoering van vier mensenrechtenactivisten in Douma in 2012, onder wie Samira al-Khalil, de echtgenote van Yassin al-Haj Saleh. Deze demarche is weinig beloftevol voor de strijd voor rechtvaardigheid.

 

Duister verleden en immense uitdagingen

Als rebellengroep maakt ook HTS zich in de provincie Idlib schuldig aan misdrijven zoals gedwongen verdwijning en politiek gevangenschap. Critici en activisten wijzen op de autoritaire aard van HTS en de repressie van dissidenten en kritische stemmen die in het DNA van de groep zouden zitten. De benoeming van enkele ministers en hun plannen doen alvast alarmbellen afgaan. Zo is de nieuwe minister van justitie een voormalige rechter die de steniging van twee vrouwen bijwoonde. Middenveldorganisaties en mensenrechtenactivisten klagen dat ze weinig toegang krijgen tot de nieuwe leider die voorrang geeft aan relaties met religieuze instanties en traditionele leiders. Die passen in zijn vorm van bestuur maar staan haaks op de aspiraties van activisten en oppositieleden die naar een cultuur van burgerschap willen. Nu er een daadwerkelijke transitie is willen ze de concepten en ideeën van overgangsjustitie implementeren en diepgaande institutionele hervormingen, strafrechtelijke processen en herstel zien. Al sluit de vraag van al-Shara’a om af te zien van wraak aan bij de visie van mensenrechtenactivisten, ze hebben een bang voorgevoel dat hij komaf wil maken met rekenschap.

Daarom blijft Ahmad al-Shara’a, die zijn nom de guerre Abu Muhammad al-Jolani opzij zette en als leider van de overgangsregering opnieuw door het leven gaat onder zijn geboortenaam, een omstreden figuur. De vraag blijft of hij een inclusief bestuur mogelijk wil maken, of dat zijn pragmatische koers voornamelijk een middel is om legitimiteit te verwerven en de macht te concentreren. Zijn verleden en de aanwezigheid van HTS op de terreurlijst vormen voor veel landen een obstakel voor de samenwerking met het nieuwe bestuur. Al stuurden verschillende Europese landen, waaronder ook België, diplomatieke delegaties naar Damascus, toch neemt de EU een afwachtende houding aan en wil ze voorlopig slechts een aantal sancties in het domein van de olie-, bank- en transportsector opschorten. Ook de VS behouden grotendeels het sanctieregime dat oorspronkelijk werd ingesteld tegen instellingen en leden van het Assad-regime, en verlichtten slechts een aantal restricties om humanitaire hulp te faciliteren.

De politieke, economische en juridische problemen zijn immens. Grote delen van het land en de infrastructuur zijn totaal verwoest. De meerderheid van de bevolking leeft onder de armoedegrens en meer dan 7 miljoen Syriërs zijn gevlucht naar het buitenland en 7 miljoen intern verplaatst. De overgangsregering kampt met enorme administratieve en institutionele uitdagingen, zoals het besturen van grote steden, het organiseren van een nationale dialoog, de financiering van de economische heropbouw. Ook de veiligheidssituatie blijft uiterst precair. De pogingen om een eengemaakt leger tot stand te brengen en de plannen voor de demilitarisering van gewapende groepen stuiten op stevige weerstand, niet alleen bij de Koerden maar ook bij een deel van de Druzische gemeenschap. Daarnaast blijven slapende cellen van ISIS een bedreiging. Bovendien bevinden duizenden soldaten van het voormalige regime, waaronder een groot aantal daders van internationale misdrijven zich op vrije voeten. Voormalige regime-loyalisten die de machtsovername door HTS niet accepteren, spelen een actieve rol in het verspreiden van desinformatie om sektarische conflicten aan te wakkeren en destabilisatie te bevorderen.

Ondertussen blijven externe spelers een grote, en vaak nefaste, rol spelen. Israël zet zijn aanvallen op Syrisch grondgebied voort, terwijl Turkije en de golfstaten hun invloed proberen te versterken. De aanhoudende Turkse bezetting van Noordwest Syrië, zijn sterke invloed en groeiende ambities, voeden spanningen in de regio. Saudi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten zijn bezorgd over deze ‘neo-Ottomaanse’ ambities van Turkije en zijn steun aan islamistische groeperingen en positioneren zich als essentiële economische partners bij de wederopbouw van het land. Ook Qatar ziet een belangrijke rol voor zichzelf weggelegd door zijn nauwe banden met zowel Turkije als delen van de voormalige Syrische oppositie en het feit dat het in tegenstelling tot de andere golfstaten consequent tegen een normalisering was. Voor de overgangsregering wordt het een enorme uitdaging om door deze geopolitieke rivaliteiten te navigeren.

De toekomst van Syrië blijft erg onzeker. Syriërs zijn zich terdege bewust van de gevaren die de transitie bedreigen en beseffen dat hun strijd voor rechtvaardigheid nog lang niet is gestreden. Toch overheerst een gevoel van vreugde en aanhoudende opluchting. Theatermaker Mohammad Al Attar beschrijft dit gevoel treffend: ‘Al een maand lang kijk ik hoe de lach van Syriërs zich, zij het voorzichtig, bevrijdt van die diepe droefheid. Onze stappen blijven onzeker. We durven niet te geloven dat we zijn ontsnapt aan dat monster dat onze zielen verslond. Onze tocht blijft uitputtend. Maar we herwinnen een deel van de betekenis van dit zware leven, en we weten dat wat ervan rest de moeite waard is om met een beetje hoop te leven.’

 

Brigitte Herremans is postdoctoraal onderzoeker aan de UGent en docent aan de UAntwerpen.

De onverwachte val van Assad