Léonne van der Weegen

De Gouden Palm, de meest prestigieuze prijs van het Cannes-Filmfestival, ging in 2011 naar The Tree of Life van Terrence Malick. En terecht! Malick maakte een film die er niet alleen prachtig uitziet, maar ook metafysische en existentiële diepgang heeft. Malick studeerde jarenlang op het denken van Martin Heidegger, die vernieuwende, maar complexe ideeën over zowel filosofie als religie had. En dat is Malicks jongste film aan te zien.

Zin

The Tree of Life is te eigenzinnig om een publiekslieveling te kunnen zijn. Al tijdens de première in Cannes was er boegeroep te horen, en toen ik de film voor het eerst in de bioscoop zag, verliet een flink aantal bezoekers de zaal voor het einde van de film. Zij kwamen misschien voor ‘de nieuwste Brad Pitt’, maar werden geconfronteerd met associatief gerangschikte en langgerekte beelden die niet alleen de wordingsgeschiedenis van een enkele man tonen, maar ook maar meteen die van de hele kosmos. De filmbeelden zijn van een overweldigende schoonheid, begeleid door een voice over die vooral vragen stelt en deze rechtstreeks de hemel inwerpt. Voor zover er een verhaal te vertellen valt, bestaat The Tree of Life uit herinneringen van de volwassen Jack O’Brien (Sean Penn) aan zijn jeugd in een Amerikaanse buitenwijk, ergens in de jaren vijftig van de vorige eeuw. De open tuin, het wapperende wasgoed en een liefdevol toekijkende moeder (Jessica Chastain) doen paradijselijk aan. Toch was het nooit een Tuin van Eden. Een autoritaire vader (Brad Pitt) verstoort de idylle van begin af aan. Zijn liefde is dwingend en bij vlagen agressief, erop gebrand zijn jongens op te laten groeien tot mannen van de wereld: succesvol en in staat om van zich af te bijten. De kijker weet inmiddels dat Jacks middelste broertje op jonge leeftijd is gestorven, een gebeurtenis die in The Tree of Life tot ronduit existentiële vragen leidt: Hoe om te gaan met het verlies van een broer, een zoon? In wat voor wereld leven wij eigenlijk? En wat zegt dat over God: ‘Waarom? Waarom heeft U dit toegestaan?’

Malick maakte een film die zijn betekenissen niet makkelijk prijsgeeft en bij mij nog dagenlang nazinderde. Het verloren paradijs, Kaïn en Abel, de kleine Jack die met een houten arkje-van-noach speelt: The Tree of Life is tot de rand toe gevuld met bijbelse motieven. Boze bezoekers vroegen zich op de site van de plaatselijke bioscoop dan ook af ‘welke Bible Belt deze film in godsnaam financierde’. Ik betwijfel echter of deze kritiek terecht is. Want, zo vraag ik me af, als Malicks personages hun stem tot God richten, worden zij dan ook gehoord? Malick putte voor zijn jongste film rijkelijk uit het vocabulaire van zijn eigen katholieke opvoeding, maar maakte een film die niet gereduceerd mag worden tot een sterk staaltje christelijk missiewerk. Hij studeerde filosofie in Harvard, waar hij zijn doctoraal cum laude behaalde en hij werkte jarenlang aan gezaghebbende, Engelse vertalingen van Heidegger voordat hij zijn eerste film maakte. En daar, in de moeilijk toegankelijke filosofie van Martin Heidegger (1989-1976), ligt een belangrijke sleutel tot de The Tree of Life besloten.

God

Heidegger schreef zijn leven lang en zijn intellectuele erfenis is dan ook onmogelijk in enkele woorden samen te vatten. Ik zal me zodoende beperken tot de thema’s die belangrijk zijn voor een juist begrip van The Tree of Life. Eén daarvan is de godsvraag, die bij Heidegger altijd een vraag is gebleven. Hij wilde de religie niet reduceren tot filosofie, want dat zou de religiositeit volgens hem onmiddellijk vernietigen. Wie rationeel filosofeert, zo zegt Heidegger, kan niet anders dan tot atheïsme besluiten. Christelijke filosofie is in zijn ogen even onmogelijk als een vierkante cirkel. Wie de religieuze ervaring recht wil doen, moet zijn heil dus buiten de traditionele filosofie zoeken. Volgens Heidegger laat het heilige zich in de taal van de dichter makkelijker denken dan in de taal van de filosoof. Hij denkt vooral aan Friedrich Hölderlin als hij zegt dat enkele dichters in staat zijn om iets van het mysterie te onthullen zonder het te vernietigen. Maar ook wil Heidegger religie niet tot poëzie reduceren. In dat geval zou zij immers immuun zijn voor ieder rationeel en kritisch geluid. Wie de feitelijkheid van de religieuze ervaring recht wil doen, zal zich dus ergens tussen filosofie en poëzie moeten ophouden. Iets dat Malick, filmmaker én filosoof, volledig is toevertrouwd.

The Tree of Life toont ons een religieus bewustzijn dat wordt gevoed door niets minder dan de grootsheid van de kosmos zelf. Een grootsheid waaraan het al dan niet bestaan van een God niets afdoet. Want Malick laat de hemel leeg. Hij maakte geen film voor christelijke fanatici, maar toont, in de lijn van zijn leermeester Heidegger, juist dát – en hóe – zoiets als agnostische of zelfs atheïstische religiositeit mogelijk is. We horen Jacks moeder, verstikt door het verdriet om het verlies van haar middelste zoon, God herhaaldelijk ter verantwoording roepen. Waarop Malick de hemel steevast en oorverdovend laat zwijgen. En als zij uiteindelijk haar meest wanhopige vraag stamelt, ‘Waar was U?’ [toen mijn zoon stierf, LvdW], dan laat Malick een hoogst opmerkelijk intermezzo beginnen, dat zeker een half uur duurt en waarmee hij het uiterste van het geduld van zijn kijkers vraagt. Fel licht, een kakofonie van kleur, onheilspellende geluiden: ik had geen idee waar ik naar zat te kijken. Totdat langzaam maar zeker Malicks torenhoge ambities duidelijk werden: wat hij toont is niets minder dan het ontstaan van het universum, de geboorte van de aarde en het begin van alle leven. Zo diep en zo ver als Malick kijkt, binnenin de kleinste cel of in de krater van de grootste vulkaan, het hele sterrenstelsel doorkruisend, helemaal terug tot aan het eerste licht: God is nergens te vinden. Op de vraag naar de zin van het leven moeten we het hier misschien maar mee doen: dat er überhaupt iets is en niet niets.

Zijn

Dat er iets is en niet niets. Je zou kunnen zeggen dat die zin het hart vormt van een ander, zeer belangrijk ‘heideggeriaans’ thema. Heidegger streed namelijk tegen wat hij ‘zijnsvergetelheid’ noemt: de hardnekkige neiging van zijn collega-filosofen om enkel over de dingen (zijnden) te praten, zonder acht te slaan op wat daar fundamenteel onder ligt: het zijn zelf. Het naakte zijn laat zich niet makkelijk vangen, het verschuilt zich als het ware achter de dingen die ze tot zijn brengt. Deze vergetelheid van het zijn zelf zorgde er volgens Heidegger voor dat de hele geschiedenis van de westerse filosofie een ‘aanwezigheidsmetafysica’ werd: een denken dat enkel oog heeft voor de zijnden, waarbij ook het zijn zelf tot object werd gemaakt. De eigenlijke zijnsvraag werd hierbij uit het oog verloren.

Hoe het zijn zelf te denken? Lastig, want iedere poging tot definitie of beschrijving leidt al snel tot opnieuw een objectivering van het zijn zelf, dat geen ding, maar eerder eengebeuren is. Het laatste gedeelte van The Tree of Life speelt zich in een soort niemandsland af. We zien de volwassen Jack door een volstrekt desolaat landschap lopen. Op de rotsachtige bodem staat niets, behalve een deurpost. Jack loopt er doorheen en vindt aan gene zijde een strand waarop hij niet alleen zijn ouders en zijn broertjes terugvindt, maar ook de kind-versie van zichzelf. Deze finale op het strand, waarin de O’Briens elkaar op nogal bombastische wijze terugzien, is zeker niet het beste deel van de film. Het is dan ook niet de gezinshereniging, maar het landschap zelf dat deze laatste scènes interessant maakt: rots, water, zand en verder niets. Geen objecten, dingen of obstakels die de aandacht afleiden. Er is weinig te zien, behalve het ‘er is’ zelf. Het is ongelooflijk maar waar: Malick voltrekt datgene wat Heidegger ‘ontologische differentie’ noemt, doordat hij de zijnden wist te scheiden van het zijn zelf.

Licht

The Tree of Life baadt in het licht. Malick nam vrijwel de hele film in tegenlicht op, waardoor bijna in ieder shot wel een zonnestraal te zien is die juist door de bladeren van een boom, een raam of een waterstraal breekt. De moeder keert haar gezicht keer op keer naar de zon, en de camera draait met haar mee. Het licht heeft ongetwijfeld esthetische waarde, maar het dringt ook diep Heideggers filosofie binnen. Bij Heidegger staat het licht namelijk symbool voor de ‘vooraf-gegevenheid van het zijn’. Hij beschrijft het licht als een kader waarbinnen wereldse zaken pas zichtbaar worden en betekenis kunnen krijgen. Het licht als zodanig is, evenals het naakte zijn, moeilijk zichtbaar. Het heeft te weinig substantie om daadwerkelijk iets te kunnen zijn, maar toch ‘is het er’. Als Malick zijn camera naar de zon draait, dan laat hij iets van deze vooraf-gegevenheid zien: de hemel die alle wereldse aangelegenheden omkadert en pas mogelijk maakt.

Als symbool voor het naakte zijn herinneren Malicks zonnestralen dus aan datgene wat alle zijnden, ook ons mensen, vooraf-gaat. En dat besef, dat wij mensen onszelf noch de wereld zelf maakten, stemt nederig, in het geval van de moeder ronduit vroom. Het is een vroomheid die zich verzet tegen het technisch-rationalistische denken, waarvoor Malick Jacks vader symbool laat staan. Het is niet toevallig dat Malick de vader in een fabriek laat werken, waar grote en lawaaierige machines de dienst uitmaken en waar de natuur louter als middel wordt gezien. De wereldbeelden van de beide ouders verschillen dan ook hemelsbreed van elkaar. ‘Hou van iedereen, hou van elke grasspriet, hou van elke straal licht’ horen we de moeder tegen het einde van de film zeggen. Dat klinkt wat zoetsappig, en als ik de reacties op de verschillende filmfora lees, vonden veel kijkers de moeder inderdaad ‘irritant zweverig’, ‘passief’ of ‘naïef’. Ik snap waar deze kritiek vandaan komt, maar zie in haar houding ook en vooral berusting en gelatenheid terug.

Heidegger noemt gelatenheid (Gelassenheit) de meest authentieke manier van zijn. Hij bedoelt daarmee een leefwijze die niet domineert, maar juist aandachtig, onbevooroordeeld en beschouwend is. Malick laat met het personage van de moeder dan ook een zeer oneigentijdse manier van leven zien, diametraal tegenovergesteld aan het moderne, instrumentele denken. Wie met haar ogen de wereld inkijkt, zo lijkt hij ons te zeggen, zal betoverd worden door niets minder dan het zijnsgebeuren zelf. Zoals Heidegger met een nieuwe blik naar tweeduizend jaar filosofiegeschiedenis keek, zo nodigt Malick zijn kijkers uit om opnieuw en onbevooroordeeld naar de wereld om ons heen te kijken. Een uitnodiging die ik van harte onderschrijf.

Terrence Malick, The Tree of Life, DVD, 139 min., 2011.