Luc Rasson*

 

‘Quiconque aura bien vu ce pays, se trouvera content de vivre partout ailleurs’

Custine, La Russie en 1839

 

Kan literatuur de toekomst voorspellen? Iedereen weet dat Jules Verne al in 1865 in een van zijn bekende romans mensen naar de maan stuurde, en in 1898 beschreef de vandaag vergeten Amerikaanse auteur Morgan Robertson in Futility or the Wreck of the Titan heel precies het zinken van de Titanic, een ramp die veertien jaar later plaatsvond. Vaak wordt Franz Kafka geroemd omdat hij de totalitaire toekomst van Europa zou hebben beschreven. We weten allemaal dat literatuur ons kan helpen het verleden en het heden te verkennen, maar zou het kunnen dat ze ook iets over de toekomst kan vertellen?[i] Misschien beschikken kunstenaars – en dus ook schrijvers – over een bijzonder oog dat hen toelaat een blik in de toekomst te werpen en een beeld te schetsen van wat gaat komen. Soms is het mogelijk in het heden tendensen te ontwaren die leiden tot latere ontwikkelingen, maar het is natuurlijk belangrijk het hoofd koel te houden. Voor we over profetische gaven spreken, moeten we beseffen dat ons intellect erop gericht is verbanden te leggen tussen gebeurtenissen die eventueel ver uit elkaar liggen in de tijd, maar die niet altijd even pertinent zijn. Bovendien mogen we ook de rol van het toeval niet uitsluiten.

Hoe dan ook, markies Astolphe de Custine behoort tot die schrijvers van wie je zou kunnen zeggen dat ze in de toekomst konden kijken. In 1843 publiceerde hij een lijvig boek in briefvorm, La Russie en 1839, een verslag van zijn reis door het westen van Rusland. Het werd een bestseller: er verschenen drie uitgaven en talrijke roofdrukken in minder dan drie jaar. Custine reisde toen Nicolaas I tsaar was, maar in 1971 noemde de voormalige Amerikaanse ambassadeur in Moskou George F. Kennan het verslag van Custine ‘in feite waarschijnlijk het beste van de boeken over het Rusland van Joseph Stalin, en geen slecht boek over het Rusland van Brezjnev en Kosygin’.[ii] In 1987 bevestigde Zbigniew Brzezinski, de voormalige veiligheidsadviseur van president Jimmy Carter, die zienswijze: ‘Geen Sovjetoloog heeft nog de inzichten van Custine in het Russische karakter en de Byzantijnse aard van het Russische politieke systeem overtroffen’.[iii] Zou het kunnen dat Custine in 1843 ook iets over het Rusland van Vladimir Poetin vertelde?

Schrijver-reiziger

Bij de lectuur van La Russie en 1839[iv] valt meteen op hoe modern het boek is. Custine aarzelt niet zichzelf als reiziger in beeld te brengen. In zijn vorig reisverslag, over Spanje, looft hij de ‘voyage individuel’[v]: je moet de wereld niet tonen zoals iedereen haar ziet, maar door je eigen ogen van reiziger. De lezer krijgt dus een inkijk in de intieme gevoelens van Custine en die zijn herkenbaar voor wie ooit een lange reis ondernam. Je wordt een reisgezel en deelt de bekommernissen en gevoelens van de schrijver-reiziger. Die mise-en-scène van zichzelf verklaart wellicht ook waarom hij het nuttig acht in de eerste hoofdstukken uitgebreid te berichten over zijn familiale voorgeschiedenis, hoewel die in wezen niets te maken heeft met zijn Russische reis – toch niet op het eerste gezicht.

Astolphe de Custine werd geboren in een aristocratische familie in 1790 – op een hachelijk historisch ogenblik dus voor zijn klasse. Zijn grootvader had de kant van de revolutie gekozen en schopte het tot generaal van het leger aan de Rijn, maar hij kwam tijdens de Terreur van Robespierre onder de guillotine terecht. De vader van Astolphe onderging hetzelfde lot en zijn moeder werd bijna gelyncht door een woedende massa. Custine, die toen drie à vier jaar was, zal zijn leven lang een diepgewortelde angst overhouden voor geweld: ‘Nooit zal ik de sfeer van terreur kunnen vergeten waarin ik mijn eerste jaren doorbracht’ (La Russie, blz. 75), schrijft hij in de tweede brief.

De jonge Astolphe werd grootgebracht door zijn moeder Delphine, een bekende society-figuur. Ze was onder meer de maîtresse van de romantische schrijver Chateaubriand die voor haar zoon een soort pleegvader werd. Na de val van Napoleon in 1815 nam de jonge man kortstondig dienst in het leger en ook was hij secretaris van Talleyrand op het Congres van Wenen. Maar de ambities van Custine lagen elders: hij wilde schrijver worden en hij wilde de wereld ontdekken. Want hij zal vooral herinnerd worden als schrijver-reiziger. Op 21 jaar al reisde hij met zijn moeder gedurende drie jaar door Duitsland, Zwitserland en Italië. In 1822 trok hij naar Engeland en Schotland. In 1830 publiceerde hij Mémoires et voyages, waarin hij in briefvorm een eerste verslag uitbracht van zijn reizen. In 1838 volgde L’Espagne sous Ferdinand VII en in 1843 het werk dat zijn roem zou vestigen, La Russie en 1839. Heeft zijn reislust iets te maken met de wil om te ontsnappen aan sociale druk en de vooroordelen die zijn homoseksuele geaardheid opriep? Op 28 oktober 1824 werd hij in de buurt van Saint-Denis half naakt en bloedend op straat gevonden: hij had een afspraak met een soldaat, maar diens kameraden wachtten hem op en ranselden hem af. Hij werd het gespreksonderwerp van Parijs en een familieraad besloot om Astolphe tijdelijk naar Normandië te verbannen.

Eerste indrukken

Rusland was in die jaren geen vanzelfsprekende reisbestemming. Ondanks zijn sympathie voor het verlicht despotisme had Voltaire nooit Sint-Petersburg bezocht. Diderot deed dat wel, op uitnodiging van Catharina II, maar kwam teleurgesteld terug. De romantische generatie was meer geïnteresseerd in het Midden-Oosten en Noord-Afrika en ook Amerika kon jonge Franse schrijvers bekoren. Dat had alles te maken met de sympathie voor de Amerikaanse onafhankelijkheidsstrijd en de invloed van schrijver-diplomaat Chateaubriand die in 1826 zijn Voyage en Amérique publiceerde. Ook Alexis de Tocqueville speelde daar een rol in. Het eerste deel van zijn De la démocratie en Amérique verscheen in 1835 en sommige commentatoren denken dat het succes van dit werk Custine inspireerde: hij wilde voor Rusland doen, wat Tocqueville voor Amerika had gedaan. Het is evenmin uit te sluiten dat de romancier Balzac invloed had op de beslissing Custine van Rusland te bezoeken. De auteur van Le père Goriot bewonderde Custine – in een brief noemde hij hem ‘le voyageur par excellence’[vi] – en na het lezen van zijn boek over Spanje gaf hij hem de raad een reisverslag te schrijven over andere landen, waaronder Rusland. Maar Custine zelf speelde al langer met het idee: in zijn Spaans reisverslag schrijft hij dat hij graag ooit Spanje met Rusland zou willen vergelijken, want ze liggen allebei aan een uiteinde van Europa en ze zijn alle twee beïnvloed door het ‘oosten’ – Spanje door de Arabieren, Rusland door de Mongolen[vii].

Wanneer je een nieuw land verkent, ontsnap je niet aan eerste indrukken. Custine vertrekt op 5 juni 1839 en maakt halte in Bad Ems, het kuuroord bij Koblenz, waar ook grootvorst Alexander – de latere tsaar Alexander II – op dat ogenblik met zijn hovelingen aanwezig is. Het is de eerste kennismaking van Custine met Russen. Meteen gaat hij in kritische modus: ‘Wat mij dadelijk is opgevallen is de buitengewone onderdanigheid waarmee zij hun beroep van hoge heren uitoefenen: het zijn een soort verheven slaven’. (Brieven, blz. 35) Dit zet de toon voor het vervolg. De reis gaat verder naar Lübeck, waar Custine zal inschepen naar Sint-Petersburg.[viii] De herbergier, die vaak Russen ontvangt, maakt een interessante vaststelling: ‘wanneer die van boord komen om naar Europa te gaan, zien ze er vrolijk, vrij en tevreden uit: het zijn ontsnapte paarden, vogels die hun kooi uit mogen’, maar, ‘op de terugweg kijken dezelfde mensen bedrukt, somber, gekweld’. De herbergier trekt er zijn conclusies uit: ‘een land dat men met zoveel vreugde achter zich laat en waarnaar men met zoveel spijt terugkeert’ is ‘een slecht land’. (Brieven, blz. 37) Aan boord van de Nicolaas I met bestemming Sint-Petersburg ontmoet Custine prins Pjotr Kozlovski, een Russische diplomaat die goede contacten heeft in Europa – hij was onder meer bevriend met de romantische schrijvers Chateaubriand en Madame de Staël.[ix] Tijdens de overtocht doden de heren de tijd met lange gesprekken. De verwesterde diplomaat is niet mals voor zijn vaderland. ‘Bij ons is het despotisme sterker dan de natuur’, stelt hij bitter, en de macht van de tsaar gaat verder dan die van God, ‘want deze creëert enkel de toekomst, terwijl de keizer ook het verleden vorm geeft’. (La Russie, blz. 148)

Goed geklede barbaren

Het Ruslandbeeld van Custine heeft zijn beperkingen. Om te beginnen verblijft hij slechts een paar maanden in het land, van juni tot oktober 1839. Bovendien verkent hij enkel het Europese deel: Sint-Petersburg, Moskou, Nizjni-Novgorod en Jaroslavl. Ten slotte gaat hij vooral om met de hogere sociale klassen wat niet verbazend is voor een markies. Hij heeft een rechtstreekse toegang tot de keizerlijke familie, neemt deel aan feesten in het Winterpaleis en in Peterhof, het Russische Versailles. Hij is aanwezig bij het huwelijk van de dochter van de tsaar, grootvorstin Maria Nikolajevna, met hertog Maximiliaan van Leuchtenberg, zoon van Eugène de Beauharnais (de stiefzoon van Napoleon). Maar de goede verhouding van Custine met de elite weerhoudt hem niet, het land streng te beoordelen. Ik probeer zijn visie samen te vatten in zeven motieven die een grote toekomst zullen kennen in het westerse Ruslandbeeld – maar het verslag van Custine is uiteraard veel rijker en verscheidener dan ik hier laat uitschijnen.

De Nicolaas I komt aan in Kronstadt, eerste halte op Russische grondgebied. Grenspolitie en douane controleren de passagiers. Dat gebeurt op een overijverige manier, want meteen wordt duidelijk – eerste motief – dat Rusland het land bij uitstek van de bureaucratie is: de ambtenaren zijn zich bewust van hun gewichtige functie. De controle van de bagage van Custine door die ‘vrijwillige robots’ (Brieven, blz. 66) duurt niet minder dan drie uur, terwijl zijn Russische reisgenoten na enkele minuten mogen ontschepen. In Rusland aankomen in de zomer van 1839 is een kafkaiaanse ervaring avant la lettre: iedere buitenlander wordt als een misdadiger behandeld en als de beambte een slechte dag heeft, zullen de papieren nooit worden gestempeld. Maar de lijdensweg van de reiziger is nog niet achter de rug. Van Kronstadt gaat het naar Petersburg, waar de passagiers voet aan wal zetten ter hoogte van het bekende, door Poesjkin bezongen, standbeeld van Peter de Grote. Het is eind juli en heet. De Russische passagiers mogen schuilen onder een tent. Dan wacht een nieuw ‘tribunaal’ van mannen die ‘met onheilspellende aandacht in de registers’ (Brieven, blz. 67) bladeren. Custine wordt aan een verhoor onderworpen: wat komt hij doen, wie zal hij ontmoeten, hoelang blijft hij, is hij een spion voor een buitenlandse mogendheid, enz. Al zijn boeken worden in beslag genomen. Welkom in Rusland.

De markies ontdekt Sint-Petersburg. Een betoverende stad, stelt hij, maar niet meer dan een kopie (‘une singerie’, La Russie, blz. 491) van de Oudheid. Bouwen in de stijl van het klassieke Athene heeft geen zin in de modderige vlakte aan de golf van Finland. Maar Russen zijn niet creatief – tweede motief: ‘Iedere Rus is een geboren na-aper’ (Brieven, blz. 204). Daarin lijken ze op de Romeinen, die ook alles van de Grieken overnamen. Wat ze verwezenlijkt hebben in kunst en wetenschap hebben ze ontleend. Ze vertalen de Europese beschaving naar Azië. Peter de Grote – ‘un singe des Hollandais’ (La Russie, blz. 599) vindt dan ook geen gratie in de ogen van Custine: door zijn voorbeelden in het Westen te zoeken belette de tsaar de ontwikkeling van een Russische eigenheid. Met die opvatting komt Custine in het vaarwater van de slavofielen, die opgang maakten vanaf 1830 en zich verzetten tegen westerse invloeden.

Elk document van cultuur is tegelijk een document van barbarij. Wat filosoof Walter Benjamin op het einde van zijn leven stelde, voelde Custine honderd jaar vroeger aan tijdens zijn Russische reis. Dat is het derde motief. Want de bewondering voor de indrukwekkende architectuur van Sint-Petersburg wordt vergald door de vaststelling dat de aanleg van de stad heel wat mensenlevens zou hebben gekost – niet minder dan 100.000 volgens Custine – en dit om de gril van één enkele man in te willigen. Het is nu eenmaal zo dat een mensenleven weinig waarde heeft in Rusland en Custine voegt er bijtend aan toe dat een tsaar populair kan zijn, ook al gaat hij over lijken. De verwerping van Peter de Grote is dan ook totaal: ‘De woorden van de Tsaar hebben scheppende kracht […]. Ja: zij brengen stenen tot leven, maar daarbij worden mensen gedood’. (Brieven, blz. 82)

Peter moet het ook ontgelden omdat hij de rangentabel van veertien graden in de ambtenarij, het leger en het hof introduceerde. Dat leidde, volgens de Franse reiziger, tot een gemilitariseerde maatschappij. Rusland is een reusachtige kazerne – vierde motief – , ‘De Russische regeringsvorm houdt in dat de legerdiscipline de plaats heeft ingenomen van de burgerlijke orde’ (Brieven, blz. 86). En de afstand tussen kazerne en gevangenis is smal: ‘Dit rijk, hoe groot ook, is slechts een gevangenis waarvan de Keizer de sleutel bezit’. (Brieven, blz. 167) Zelfs op keizerlijke feesten voel je het gebrek aan vrijheid: niemand lacht, zingt of danst in Peterhof: de Russen vermaken zich behoedzaam. Terughoudendheid is de belangrijkste Russische deugd, want het overheersende gevoel is angst en die is besmettelijk. Ze spaart ook Custine niet. Op een bepaald ogenblik krijgt hij een paniekaanval: wat als ik word aangehouden en naar Siberië gestuurd? Uiteindelijk ben ik iemand die nadenkt en schrijft – wat in Rusland sowieso verdacht is – en dat ik buitenlander ben is geen garantie. Kijk naar August von Kotzebue, de Duitser die er in het begin van de eeuw ten onrechte van werd beschuldigd een pamflet tegen tsaar Paul I te hebben geschreven en een jaar in Siberië doorbracht. Custine neemt dan ook zijn voorzorgen: hij maakt zijn notities heimelijk en de brieven die hij naar Frankrijk stuurt bevatten alleen lovende woorden.

In een dictatuur vervaagt het onderscheid tussen schijn en werkelijkheid. Dat is het volgende motief. Tegenslagen en ongelukken worden verzwegen, stinkende potjes worden toegedekt, want de onderdaan wil de dictator niet tegen de haren instrijken: ‘iedereen verbergt het kwade en laat het goede zien in de ogen van de meester’ (Brieven, blz. 132). Custine laat niet na te verwijzen naar wat een gemeenplaats is geworden in de Ruslandkritiek, ook ten tijde van de Sovjet-Unie: het fenomeen van de Potemkin-dorpen, de mobiele gevelfaçades die aan Catharina II, tijdens haar bezoek aan de recent ingelijfde Krim, de indruk van welvaart moesten geven. In Rusland, zegt Custine, wordt het denken vervangen door angst en dat leidt tot dubbelzinnigheid en hypocrisie: ‘De Russen die in alles oppervlakkig zijn, zijn enkel grondig in hun talent om te veinzen’. (La Russie, blz. 421)

Niet alleen is Rusland een gemilitariseerde maatschappij, maar daarbij komt dat ze een imperialistische roeping heeft – zesde motief. Na zijn gesprek met prins Kozlovski aan boord van de Nicolaas I, is Custine somber gestemd. Het democratische Europa van zijn tijd – Frankrijk kent sinds 1830 een constitutionele monarchie – is niet opgewassen tegen de machtsconcentratie in het Oosten: ‘Eens zal de slapende reus opstaan en zal geweld een eind maken aan de heerschappij van het woord’. (Brieven, blz. 48) De kazernementaliteit die Peter de Grote introduceerde leidt ertoe dat de Russen tot niets meer in staat zijn, behalve het inpalmen van de hele wereld, want ‘de veroveringsgedachte’ is ‘de geheime levenskracht van Rusland’. (Brieven, blz. 201) De Russen staan tegenover Europa, zoals de Mongolen vroeger tegen Rusland stonden en Custine besluit terneergeslagen: ‘Alles wat ik u kan zeggen, is dat ik sinds ik in Rusland ben de toekomst van Europa somber inzie’. (Brieven, blz. 201)

Russen zijn niet beschaafd, maar doen zich zo voor. Dat heeft te maken met het feit dat Rusland tot het Oosten behoort: dit is het laatste motief en de centrale stelling van La Russie en 1839, die ten overvloede wordt herhaald: ‘Moskovië zal altijd meer gemeen hebben met Azië dan met Europa’. (Brieven, blz. 119) Voor Custine begint Siberië aan de Weichsel, de rivier die door het midden van Polen loopt. Sint-Petersburg, schrijft hij, wordt belegerd door het Aziatisch barbarendom. Rusland bedrijft een oosterse politiek met een dun laagje Europese verfijning: het volstaat een beetje te krabben en je vindt de vacht van de beer. Het Oosten en het Westen zijn onverzoenbaar, maar komen samen in Rusland, in een half barbaarse maatschappij getekend door angst: sinds Peter de Grote wordt het oosters despotisme georganiseerd met Europese methodes. Kortom, Russen zijn ‘goed geklede barbaren’ (La Russie, blz. 829) of ‘vermomde Chinezen’. (Brieven, blz. 204)

De schoonheid van de tsaar

Om het met een understatement te zeggen, Custine kwam niet laaiend enthousiast terug uit Rusland. Het reisverslag dat hij vier jaar na zijn reis publiceerde is een striemende kritiek. Het verbaast dan ook niet dat sommigen vandaag La Russie en 1839 beschouwen als de ‘universele Bijbel van de russofoben’[x], omdat het een krachtige uitdrukking zou zijn van anti-Russische stereotypen die ook vandaag nog opgeld doen. Maar er is één figuur die Custine spaart in zijn invectief: tsaar Nicolaas I, wiens ‘schoonheid evenzeer moreel als fysiek’ is. (Brieven, blz. 143) Hij zegt hem te bewonderen, omdat hij erin slaagt afstand te nemen van de erfenis van Peter de Grote en Catharina II: hij probeert Rusland los te wrikken uit de Europese invloed en een eigen koers te varen. Toch lokt Nicolaas bij de Franse schrijver een zekere emotionele verwarring uit. Hij worstelt met de verleiding die van de alleenheerser uitgaat. Ik kijk naar hem op, schrijft hij, maar ‘ik wantrouwde mijn bewondering’. (Brieven, blz. 143) Hij voelt ook ‘medelijden’, wanneer hij ziet welke verpletterende taak de vorst – ‘die ongelukkige god op aarde’ (La Russie, blz. 237) – op zich heeft genomen. Onder vleierijen van onderdanige hovelingen leeft de alleenheerser afgeschermd van de werkelijkheid. En dan wordt het mogelijk, een beetje zoals Thomas Mann in zijn essay Bruder Hitler uit 1938, in de droevige autocraat een medemens te zien: ‘Zijn naaste herkennen, zelfs in een prins, van hem houden als van een broer’. (La Russie, blz. 237)

De mildheid van Custine kan ook een meer prozaïsche oorzaak hebben. Want uiteindelijk werd de Fransman goed ontvangen in Rusland. Dankzij een inbreuk op het protocol kon hij de tsaar en zijn echtgenote persoonlijk ontmoeten. Getuigde het niet van ondankbaarheid een bijtend reisverslag te publiceren over een land waar hij met zoveel egards werd ontvangen? De persoon van de tsaar vrijstellen van de algemene afkeuring van het land, was het minste wat de auteur kon doen. Trouwens, er bestaan subtiele manieren om de autocraat over de hekel te halen, zonder zich bloot te geven: Custine legt de kritiek in de mond van een – vermoedelijk fictieve – Fransman die al lang in Sint-Petersburg woont.

Een enkele keer verliest Custine toch zijn geduld wanneer het over de tsaar gaat. Prinses Troebetskaja is de echtgenote van een veroordeelde dekabrist[xi] en heeft haar man naar Siberië gevolgd. Na veertien jaar in mensonterende omstandigheden te hebben geleefd, schrijft ze een smeekbrief naar Nicolaas I, waarin ze vraagt naar een oord te worden gestuurd waar ze geneesmiddelen kan vinden en dat haar kinderen in Sint-Petersburg naar school zouden mogen gaan. De tsaar legt beide verzoeken naast zich neer, verontwaardigd dat politieke gedetineerden het wagen een gunst te vragen. Custine kan zijn woede over zoveel hartvochtigheid niet verbergen: ‘Geen aarzeling, geen onzekerheid meer!!… Voor mij is keizer Nicolaas eindelijk veroordeeld…’. (Brieven, blz. 239) Vanaf nu, voegt hij eraan toe, zal ik geen woord meer vuil maken aan de tsaar, de lezer weet nu genoeg: zwijgen is misschien nog de meest doeltreffende kritiek.

Een revolutionaire royalist

Markies Custine vertrok niet met een negatief vooroordeel naar Rusland. Hij was in de eerste plaats een aristocraat die betreurde dat de Franse Revolutie een einde had gemaakt aan de goede smaak en aan elegante conversaties: in Rusland hoopte hij de sfeer terug te vinden van het prerevolutionaire Frankrijk. Daarom beschouwde hij zijn reis naar het oosten ook als een reis in de tijd. Ik vertelde al dat zijn familie slachtoffer was van de Terreur, ondanks het feit dat zijn vader en grootvader de kant van de Republiek hadden gekozen. In zijn voorwoord stelt hij dat hij naar Rusland trekt om de ‘philosophie de destruction’ (La Russie, blz. 48) van de achttiende eeuw te hekelen, om de meerwaarde van de absolute monarchie te onderstrepen en om de superioriteit van het katholicisme tegen de orthodoxie aan te tonen, want deze is volgens hem te zeer betrokken bij de politieke macht in Rusland. Maar vanaf het voorwoord maakt Custine duidelijk dat zijn reis niet verliep zoals hij had verwacht, want hij behoort tot die reizigers die geen bevestiging zoeken van hun overtuigingen en vooroordelen, maar aanvaarden dat hun reis deze aan het wankelen brengt: ‘Ik ging naar Rusland om er argumenten te zoeken tegen het representatief regeringsstelsel, ik kom terug als een voorstander van constituties’. (Brieven, blz. 31)

Dat betekent niet dat de Ruslandreis van Custine een overtuigd democraat heeft gemaakt. Daarvoor woog het jeugdtrauma te hard: hij was getekend door het revolutionaire geweld dat kon uitgaan van opgezweepte massa’s en stond dan ook wantrouwig tegenover politici die beweren te handelen in naam van het goede. Peter de Grote en Catherina II hebben duidelijk gemaakt, zo schrijft hij, ‘dat despotisme nooit gevaarlijker is dan wanneer het voorgeeft goed te doen’, (Brieven, blz. 332) want het streven naar ultieme rechtvaardigheid leidt tot nieuwe onrechtvaardigheid en goede bedoelingen kunnen weerzinwekkende daden verontschuldigen. Daarmee kondigt hij aan wat Sovjetauteur Vassili Grossman na de Tweede Wereldoorlog zal schrijven in zijn onvolprezen Leven en Lot: ‘Waar de dageraad gloort van het eeuwig goede […], daar vloeit bloed, daar sterven zuigelingen en oude mannen’.[xii] Custine komt dus terecht in een politiek no-man’s land waar hij zowel autocratie als ‘de radicale democratie in naam van de vrijheid’ (La Russie, blz. 319) veroordeelt en neemt zijn toevlucht tot een politiek oxymoron om zijn houding te beschrijven: ‘revolutionaire royalist’ . (Brieven, blz. 95)

Overigens is Custine goed geplaatst om te weten dat er een verband bestaat tussen absolute monarchie en sociale omwenteling. Het gebrek aan vrijheid, de politieke repressie, de sociale ongelijkheid leiden tot een cocktail waarvan Custine het ontvlambare karakter benadrukt: ‘Rusland is een goed gesloten ketel vol kokend water op een steeds heter wordend vuur: ik ben bang dat die ketel zal ontploffen’. (Brieven, blz. 165) Voorspelde Custine de bolsjewistische revolutie van 1917? Hij zag alvast dat de slaafse onderwerping van de aristocratie aan de tsaar en de afwezigheid van een middenklasse kon leiden tot ‘een revolutie […] die verschrikkelijker is dan de revolutie waarvan West-Europa nog altijd de gevolgen ondervindt’. (Brieven, blz. 106) Maar die revolutie zal niet tot meer vrijheid en gelijkheid leiden: het moe getergde volk kan zijn onderdrukkers uit de weg ruimen, maar het zal zelf een schrikbewind opleggen: ‘een blind en wreed volk kan zijn meesters de strot afsnijden […] en het water van de Wolga rood kleuren, het zal niet vrijer zijn’. (La Russie, blz. 835)

Historische samenhang

Ik geef toe dat ik tijdens mijn lectuur van La Russie en 1839 in de ban geraakt ben van de reizende markies. Ik waardeer zijn open geest die hem met onbevangen blik doet kijken naar de wereld, de intellectuele soepelheid die hem toelaat zich in de plaats van de andere te stellen en zijn bereidheid vooroordelen opzij te schuiven en te aanvaarden dat de reis hem verandert. In wezen was Custine nergens thuis. Zijn geaardheid maakte van hem een sociale balling, want hij beleefde openlijk zijn homoseksualiteit. Dat wil niet zeggen dat hij er vrede mee had: als overtuigd katholiek worstelde hij ermee. Ook literair stond hij in de marge: ondanks zijn ambitie werd hij nooit gerekend tot de grote schrijvers van zijn tijd, en had hij zijn bestseller over Rusland niet geschreven, zou hij vandaag misschien volledig in de vergeetputten van de literaire geschiedenis zijn beland. Ten slotte, we zagen het, was Custine politiek moeilijk te plaatsen: als telg van aristocraten die de Republiek hadden omhelsd en er ook het slachtoffer van waren geworden, was de markies fundamenteel ontworteld.

Ik kom terug op de vraag die ik in de inleiding stelde: heeft Custine de toekomst van Rusland voorspeld? George Kennan en Zbigniew Brzezinksi, die ik citeerde, hadden het juist. Wanneer je La Russie en 1839 leest, heb je soms de indruk dat Custines reis honderd jaar later plaatsvond. De op hol geslagen bureaucratie, de geheimzinnigdoenerij, de harde repressie van politieke opposanten, de slaafse onderdanigheid, het misprijzen voor mensenlevens: La Russie en 1839 lijkt wel een reisverslag van de Sovjetunie onder Stalin. Maar ook na 24 februari 2022 is het moeilijk niet aan de actualiteit van de Russische agressie tegen Oekraïne te denken, wanneer je een zin leest als ‘De Russen zien in Europa een prooi die hen vroeg of laat in handen zal vallen vanwege onze onderlinge verdeeldheid’. (Brieven, blz. 337) Want er sluimert volgens Custine een diepe ambitie in Rusland die paradoxaal wordt gevoed door de eeuwenoude onderwerping en vernedering: Russen ondergaan lijdzaam hun lot in de hoop elders hun veroveringsdrang te kunnen botvieren en hun talent voor onderdanigheid op te leggen. Want, zo stelt Custine, ze misprijzen het ‘vruchteloos liberalisme’ (Brieven, blz. 338) dat volgens hen hoogtij viert in de ‘kosmopolitische democratieën’ van Europa en ze wachten op het geschikte ogenblik om ‘de sluizen van het Noorden’[xiii] (Brieven, blz. 47) te openen. De markies waarschuwt: Europa mag zich niet in slaap laten wiegen en ervan uitgaan dat oorlog iets uit het verleden is, want anders ‘zullen wij een nieuwe invasie te verduren krijgen, niet van onwetende barbaren maar van geslepen, verstandige meesters’. (Brieven, blz. 47)

Custine dacht in termen van historische samenhang, door bijvoorbeeld te weigeren een breuk te zien tussen de wreedheden van Ivan de Verschrikkelijke en de door het Westen geïnspireerde hervormer Peter de Grote. Ook wij, lezers van Custine vandaag, hebben de indruk dat Rusland kreunt onder een historische onafwendbaarheid, zodat kenmerken vastgelegd door een Franse aristocraat in de eerste helft van de negentiende eeuw herkenbaar zijn voor lezers van bijna 200 jaar later. Dan kun je Stalin en Poetin in het verlengde zien van Ivan de Verschrikkelijke en Peter de Grote. Overigens, vandaag doet Poetin zelf er alles aan om die continuïteit te onderstrepen. Op 9 juni 2022 vierde hij de 350ste verjaardag van Peter de Grote en trok hij een parallel tussen diens oorlog tegen Zweden en de krijgsverrichtingen vandaag in Oekraïne: in beide gevallen zou het gaan om het terugwinnen van gebieden die historisch Russisch zijn.[xiv]

Er bestaan dus tendensen die de uitdrukking lijken van een historische continuïteit, en als je die tendensen blootlegt, ben je ook in staat gebeurtenissen te ‘voorspellen’. Maar in de geschiedenis speelt er nog een andere dynamiek, die van het onverwachte – van de trendbreuk. Want continuïteit in de geschiedenis staat nooit vast. Ook Duitsland en Japan hebben een geschiedenis gekend van tirannie en onderdrukking, maar de nederlaag in 1945 heeft van die landen voorbeeldige democratieën gemaakt. We moeten ons dus hoeden voor historisch fatalisme. Het klopt natuurlijk dat Rusland nooit een democratische staatsvorm kende, tenzij, heel kort, in 1917 en in de loop van de jaren 1990. Maar de geschiedenis had ook anders kunnen  lopen: hadden de mensjewieken de bovenhand genomen, had de prille democratie na de val van de Sovjet-Unie zich kunnen bestendigen, dan had Rusland er vandaag misschien heel anders uit gezien. Custine heeft dus een lijn in de Russische geschiedenis blootgelegd die tot nog toe niet is onderbroken: sinds zijn reis in 1839 heeft Rusland geen fundamentele trendbreuk gekend, want de Sovjet-Unie heeft de nefaste kenmerken van het tsarisme, zoals Custine die scherp had opgemerkt, overgenomen en in een nieuw jasje gestoken. En Vladimir Poetin is de erfgenaam van die dubbele traditie. Daarom is het mogelijk La Russie en 1839 te lezen als een commentaar op de Sovjet-Unie en op het Rusland van Vladimir Poetin.

 

Reageren? Mail naar: luc.rasson@uantwerpen.be

Luc Rasson (°1956) is emeritus hoogleraar Franse letterkunde aan de UA en non-fictie auteur. In het najaar van 2022 verschijnt zijn boek Donker toerisme. Reizen door het Europa van de 20ste eeuw.

[i] De Franse literair criticus Pierre Bayard schreef twee boeiende essays over dit fenomeen. Zie Demain est écrit, Minuit, Parijs, 2005 en Le Titanic fera naufrage, Minuit , Parijs, 2016.

[ii] Georges F. Kennan, The Marquis de Custine and his Russia in 1839, Princeton University Press, Princeton,1971, blz. 124.

[iii] Geciteerd door Larry Wolff, ‘Teaching “Eastern Europe” Without the Iron Curtain’, 1 januari 1993, https://www.historians.org/publications-and-directories/perspectives-on-history/january-1993/teaching-eastern-europe-without-the-iron-curtain (geraadpleegd op 10 juni 2022).

[iv] Ik las de volledige uitgave van Véra Milchina : Astolphe de Custine, La Russie en 1839, Classiques Garnier,Parijs, 2018, 1163 blz. De Nederlandse vertaling beperkt zich tot een bloemlezing, met een mooie inleiding van Karel van het Reve : Astolphe Marquis de Custine, Brieven uit Rusland, De Arbeiderspers, Privé-domein, Amsterdam,1978, 355 blz.  Citaten die niet in de Nederlandse vertaling zijn opgenomen, vertaal ik zelf. Verdere verwijzingen naar deze uitgaven staan tussen haakjes in de tekst.

[v] Geciteerd door Anka Muhlstein, Astolphe de Custine (1790-1857). Le dernier marquis, Grasset, Parijs, 1996, blz. 108.

[vi] Zie Roger Pierrot, “Balzac et Astolphe de Custine”, L’Année balzacienne, 2008, 1, nr. 9, blz. 105-138. https://www.cairn.info/revue-l-annee-balzacienne-2008-1-page-105.htm  (12 mei 2022).

[vii] Zie Anka Muhlstein, o.c., blz. 242.

[viii] Merkwaardig genoeg schrijft Custine systematisch ‘Pétersbourg’. De Nederlandse vertaling houdt het bij ‘Sint-Petersburg’.

[ix] Als diplomaat had Kozlovski ook belangstelling voor de Belgische Revolutie. In 1831 publiceerde hij in Londen Belgium in 1830.

[x] Guy Mettan, Russie-Occident, une guerre de mille ans, Genève. La russophobie de Charlemagne à la crise ukrainienne, Editions des Syrtes, Genève, 2015, blz. 214.

[xi] Naar het Russische woord voor december : in die maand in 1825 organiseerden leden van de adel een opstand tegen het tsaristisch regime naar aanleiding van de troonsbestijging van Nicolaas I.

[xii] Vassili Grossman, Leven en lot, Balans, Amsterdam, 2021, blz. 410.

[xiii] Custine gebruikt voor Rusland vaak het woord ‘noorden’ waar wij ‘oosten’ zouden zeggen.

[xiv] Zie: https://www.standaard.be/cnt/dmf20220120_93602113 (geraadpleegd op 10 juni 2022).