Thomas Merton over interlevensbeschouwelijk leren

Bert Roebben *

 

Gepubliceerd in Streven, november-december 2018

Vijftig jaar na zijn tragische dood blijft Thomas Merton als ‘spiritueel meester’[1] voor velen een bron van inspiratie, ook inzake de hoogst actuele thematiek van interreligieus (of beter: interlevensbeschouwelijk) leren. In dit essay wil ik aantonen waarin die inspiratie bestaat, uitgaande van zijn gedachten over opvoeding als persoonsvorming.[2] In strikte zin schreef Merton relatief weinig over de interreligieuze dialoog zoals we die vandaag verstaan, tenzij in de laatste jaren van zijn leven, toen hij zijn westers-christelijke visie op spiritualiteit meer en meer ging confronteren met de wijsheidstradities uit het Oosten. Overigens was het op zijn eerste langdurige reis in 1968, ver weg van de abdij in Kentucky naar het Verre Oosten, dat hij in de buurt van Bangkok plots kwam te overlijden. Wat zou hij betekend kunnen hebben voor de interreligieuze dialoog en voor de daarmee verbonden leerprocessen, mocht hij zijn blijven leven?

In vijf stappen belicht ik de historische en actuele betekenis van Merton voor interlevensbeschouwelijk leren. Ik spiegel me aan zijn concept van persoonsvorming en probeer dit door te vertalen naar de wereld van vandaag die als levensbeschouwelijk superdivers beschouwd wordt. Het discours ontwikkelt zich als volgt: eerst hoop ik duidelijk te maken dat het lezen en herlezen van spirituele geschriften een mens vormt in zijn levensgang. Daarna contextualiseer ik kort het leven en denken van Merton. In het middendeel van dit essay becommentarieer ik het geschrift ‘Learning to Live’, het educatief manifest van Merton. Vervolgens bespreek ik de inzichten van Merton omtrent interreligieuze dialoog op basis van dit manifest. Ten slotte besluit ik in zijn spoor met het noemen van de uitdagingen van en doelstellingen voor interlevensbeschouwelijk leren vandaag.

Merton lezen en herlezen

Ik las de Nederlandse vertaling van de autobiografie van Merton, Louteringsberg getiteld[3], voor het eerst als theologiestudent in het begin van de jaren tachtig. Ik was toen erg onder de indruk van de bekeringservaring van de jonge Merton tot het katholicisme en van zijn roeping tot het priesterschap en later tot een leven als monnik. Hij verzaakte aan de wereld, had er voordien alle geneugten van geproefd en besloot nu toe te treden tot geloof en kerk op de meest radicale wijze denkbaar: als monnik. Die vastberadenheid sprak me aan. In de geschriften na Louteringsberg werd het verhaal van Merton nog spannender: hij werd een ‘monnik in de wereld’, een vredesactivist met marxistische interesses, die vanuit zijn kluis op het grondgebied van de abdij van Onze Lieve Vrouw van Gethsemani in Kentucky mensen een spiritueel hart onder de riem stak met zijn geschriften, gedichten, persoonlijke ontmoetingen, interviews, enzovoort. Zijn getuigenis werd op deze wijze ook authentieker: deze spirituele gids bleek een mens te zijn. ‘Mertons diepe verlangen naar eenzaamheid heeft voortdurend op gespannen voet geleefd met zijn naar gezelschap hunkerende persoonlijkheid. Hij had altijd veel mensen om zich heen, zo niet lijfelijk dan toch in de vorm van brieven of boeken. En hij genoot daarvan’, schrijft Henri Nouwen naar aanleiding van een gesprek met een kluizenaar die met Merton bevriend was.[4] Merton zou vandaag prima gepast hebben in de rol van geestelijk leidsman in een wereld van sociale media…

In maart 2015 kwam ik Merton opnieuw tegen bij mijn bezoek aan de gerenommeerde Columbia University in New York City. Een tentoonstelling documenteerde zijn aanwezigheid als student aldaar en zijn vriendschapsrelatie met Mark Van Doren, een hoogleraar achttiende-eeuwse literatuur, die op hem grote indruk maakte. In zijn autobiografie schrijft Merton dat Van Doren ‘no stranger in the order of grace[5] was in zijn zoektocht naar waarheid en zijn bekering tot het christendom. Van Doren was in educatief opzicht als een vroedvrouw, iemand die met de juiste vragen het verlangen naar kennis en inzicht bij zijn studenten wist aan te wakkeren. Het was precies datgene wat Merton toen nodig had: al die tijd (ook tijdens zijn eerste studentenjaren in Cambridge in Engeland) had hij erop los geleefd, zich geen verdere vragen gesteld en al helemaal niet nagedacht over zijn idealen en levensroeping. In de typische taal van de bekeerling: de ziel ‘was rotten with the corruption of my sins’.[6] Van Doren brengt hem op een scholastische manier in contact met de klassieken uit de literatuur en met de existentiële levensontwerpen die daarin vervat liggen. Hij wakkert bovendien Mertons schrijversinstinct aan. Ook als monnik blijft Merton later in contact met zijn universiteitsmentor, wanneer hij feedback vraagt, moeilijke beslissingen moet nemen of worstelt met zijn monachaal engagement.

MET EEN ABONNEMENT HELPT U STREVEN  IN ZIJN VOORTBESTAAN
(ÉN ONTVANGT U ALLE GEDRUKTE NUMMERS OP UW DEURMAT)!

Bij de herlezing van delen van het werk van Merton voor deze bijdrage is mij nogmaals bewust geworden hoe ook mijn eigen gelovig-theologische inzichten zich ontwikkeld hebben. Men leest een spiegel voor de ziel – een spirituele biografie als die van Merton –als jongere anders dan als volwassene, als student anders dan als professor. Waar situeert Thomas Merton zich spiritueel en educatief gezien vandaag en wat kunnen wij van hem leren in zijn spoor? Daarover gaan de volgende paragrafen van dit artikel.

Merton en zijn tijd

Om eerlijk te zijn: Thomas Merton is een getuige uit een volstrekt andere tijd. Die indruk werd bevestigd toen ik deze zomer de biografie van André Louf las,[7] de vroegere abt van de Katsberg in Frans-Vlaanderen, bevriend met Merton en die net als deze laatste beschouwd wordt als een spiritueel vernieuwer van zijn (lees: pre-Vaticanum II) tijd. De verschillen met vandaag zijn immens. Thomas Merton worstelt als jongeman vóór zijn doopsel in 1938 (op 23-jarige leeftijd) met de leegte van het bestaan en wordt aangetrokken door het triomfalisme van de katholieke liturgie en de sacramenten van die tijd. Zijn ‘verdorven ziel’ komt thuis in het hoog-katholicisme van tijdens en vlak na de oorlog in de VS. De biografie van zijn louteringsweg verschijnt in 1948 en wordt als een typisch Amerikaans succesverhaal onthaald. Deze man is een voorbeeld van hernieuwde zinvinding na de oorlog en van de rol die het geloof daarbij kan spelen. Van het boek gaan in het eerste jaar van de publicatie 600.000 exemplaren over de toonbank.

De latere Merton is, zoals gezegd, een toonbeeld van kritisch engagement op basis van zijn radicale christelijke overtuiging. Hij kiest de weg van het pacifisme, van de oppositie tegen militarisering en bewapeningswedloop tijdens de Koude Oorlog, van het geweldloos verzet en het contact met de beatnik-beweging in de jaren zestig. Hij beleeft de spannende paradox van de monnik die in de radicale afzondering als kluizenaar maatschappelijk relevant wordt, die in de distantie protesteert tegen een gecorrumpeerde samenleving. ‘Merton […] was capable of entering the larger world of cultural discourse while rooted in a tradition that gave a particular weight and a ring of authenticity to his words’.[8] En zoals gezegd vindt hij voldoening in de uitstraling van dit spiritueel engagement naar buiten in zijn geschriften, ‘sharing the fruits of contemplation with others’,[9] of zoals de oude Kartuizers deden, waaraan Merton refereert, ‘[who] might preach to the world by their pen even though their tongues were silent’.[10]

Aan het eind van zijn leven worstelt Thomas Merton met de vraag hoe contemplatie de wereld kan inspireren en welke weerslag dit heeft op de kerk in veranderende tijden. Hij wijdt zijn studie en zijn engagementen meer en meer aan de spirituele eenwording over de grenzen van religies heen. Hij zoekt naar een ‘contemplative alternative to cross-cultural misunderstanding or to a soulless global ‘culture’ dedicated to efficiency, pragmatism, and profits.[11] Op die kerngedachte ga ik dieper in in de vierde paragraaf van deze bijdrage.

Merton over opvoeding en vorming

Spirituele menswording is voor Thomas Merton een kwestie van opvoeding en vorming. In het essay ‘Learning to Live’[12] dat in vertaling in dit themanummer van Streven is opgenomen en dat in 1969 posthuum verscheen in een alumniboek over Columbia University, roept Merton herinneringen aan zijn studententijd op en zet hij zijn visie op academische vorming uiteen. Hij verwijst naar de eerder genoemde Mark Van Doren als een leraar die hem bij de les hield, weg van het geroezemoes ‘downtown’ in Manhattan, geconcentreerd op zijn studiewerk aan Columbia en zijn engagement in ‘the Village’ in Harlem (parallel gelegen ter hoogte van 106th Street in New York City). Van Doren spreekt tot zijn ziel: ‘Als de monastieke weg je roeping is, zal je er niet aan kunnen ontsnappen’.[13]

In zijn manifest spreekt Merton provocatief over academische vorming: het is een kwestie van je ziel te redden en zo de samenleving verder te helpen. Het komt erop aan in eenklank met jezelf te zijn, een ‘self beyond all ego’[14] te worden, in je spirituele naaktheid te gaan staan, de ambivalenties van het bestaan uit te houden en juist daar doorheen bij de diepere lagen van je persoon uit te komen. Op dit punt vinden het monastieke en academische leven elkaar. Men leert er in beide gevallen kijken naar het begin van alle dingen (de zogenaamde ‘paradijswereld’), naar de oorspronkelijke inspirerende betekenis van de wereld en hoe men zich als persoon daartoe in de loop van het leven kan verhouden, meer nog, hoe men in zichzelf dat paradijs kan waarmaken.[15] Rationele kennis (scientia) en contemplatieve kennis (sapientia) houden elkaar daarbij in evenwicht. Het komt er ook niet op aan succes na te streven, maar wel trouw te blijven in het kleine, de aandacht en de verwondering te cultiveren, zodat soms het onverwacht-nieuwe kan doorbreken. Een goede leraar beschikt over ‘meesterschap’ om zulke fragmenten van persoonswording in zijn leerlingen te wekken en/of aan te moedigen. Hij bereidt hen voor op de kostbare momenten dat de vonk overslaat. Merton is in zijn manifest ook kritisch over instituties (zoals kerk en school) die dit gebeuren in de weg kunnen staan, die tot gehoorzaamheid aan het instituut opvoeden en het geleefde leven zelf uit het oog verliezen. ‘Non scholae sed vitae discimus’![16]

Merton en de interreligieuze dialoog

Op basis van zijn manifest zou men als lezer de indruk kunnen krijgen dat Merton meent dat de persoon genoeg heeft aan introspectie (weliswaar in gang gezet door een betekenisvolle leraar) om iemand te worden. Niets is echter minder waar: Merton is zich wel degelijk bewust van de dialectiek van trouw-zijn-aan-zichzelf en in-gesprek-blijven-met-de-ander. Voor ons vandaag, die opgroeien en opvoeden in een cultuur van superdiversiteit en sociale media, is zijn boodschap helder: verlies je niet in uiterlijke impulsen allerhande, maar blijf bij je innerlijke kerntaak, namelijk een unieke persoon worden, weliswaar altijd in relatie met anderen, maar ten diepste in trouw aan jezelf.

Dit gegrond zijn in de eigen overtuiging is ook het waarmerk van Mertons visie op de interreligieuze dialoog. Vanuit een zoektocht naar universele waarden in andere religieuze tradities zoekt hij aan het eind van zijn leven meer en meer aansluiting bij de oosterse wijsheidstradities. Het moet mogelijk zijn, zo beweert hij, ‘to remain perfectly faithful to a Christian and Western monastic commitment, and yet to learn in depth from, say, a Buddhist or Hindi discipline and experience.’[17] Daarbij is zijn visie op de dialoog radicaal gepersonaliseerd. Het gaat niet om een vriendelijke en respectvolle verstandhouding tussen levensbeschouwelijke groepen, maar om de vaak moeizame en eerlijke ontmoeting tussen concrete mensen, die toevallig ook lid zijn van een religieuze gemeenschap, en dit in de vorm van ‘compassion, substitution, identification.[18] De dialoog is eerder een liefdeservaring dan een cognitieve ervaring, sluit eerder aan bij de contemplatieve dan bij de rationele kennis die een mens helpt om via andere tradities de ondergewaardeerde zones in zijn eigen traditie te leren zien en herkennen. Hij schrijft in zijn ‘Conjectures of a Guilty Bystander’ (1966), zijn meest uitgesproken boek over de interreligieuze dialoog: ‘The more I am able to affirm others, to say ‘yes’ to them in myself, by discovering them in myself and myself in them, the more real I am. I am fully real if my own heart says yes to everyone.’[19]

Zowel bij André Louf als bij Thomas Merton is het basisinzicht aanwezig dat slechts langs de spirituele weg van de contemplatie een verbinding tussen religies kan ontstaan, niet langs de weg van theologische leerstellingen, maar in gemeenschappelijk gebed. De ‘intercommunio van de harten’[20] – dit is de ontmoeting ‘aan de bronnen zelf van het leven’[21] – is de manier bij uitstek waarop de interreligieuze dialoog kan floreren. Volgens Louf moet die ontmoeting vooral met het oosterse christendom (via de vroege Kerkvaders) tot stand komen. Merton gaat nog een stap verder: hij is van oordeel dat christenen zich in hun zoektocht naar de contemplatieve onderstroom van hun traditie met name bij hindoeïsme en zenboeddhisme moeten aansluiten. Zo kunnen zij bijvoorbeeld uit de zelfontledigingstechnieken van zen-monniken leren om de kenosis (de zelfontlediging van God in de menswording van Jezus Christus) beter te verstaan en mee te beleven. Op zich moet dat een hele revolutie geweest zijn in de jaren zestig: het christendom dat het idee van ‘Extra ecclesia nulla salus’ (buiten de kerk geen heil) langzaam maar zeker afzweert en zich (weliswaar inclusief) opent voor andere heilswegen. Het heil zou ook terug te vinden zijn in andere religies, als men maar de weg van de contemplatie bewandelt en zo oog krijgt voor de ‘vonken’ van waarheid die bij de anderen te vinden zijn. Cunningham beweert in zijn biografie dat Merton in zijn laatste levensjaren heel bewust met deze kwestie bezig was: het was ‘reaching for a deeper communion of mysticism that made him radically open to the presence of the Spirit in the world’.[22]

Merton en interlevensbeschouwelijk leren vandaag

Van leven en werk van Thomas Merton onthouden we omtrent opvoeding en interreligieuze dialoog vooral: het belang van de individuele persoonswording, de focus op de ziel als uniek levensverhaal, contemplatie als verbindende factor in de dialoog met anderen en de radicaal interpersoonlijke gestalte waarin die dialoog moet plaatsvinden om echt vruchtbaar te zijn. Met andere woorden: zorg goed voor je ziel, zodat je in het gesprek met de ander iets substantieels te bieden hebt en zelf ook ontvankelijk bent voor wat je van de ander substantieel kunt leren.

De opvoedingscontext is echter volstrekt veranderd tegenover de jaren zestig en zeker tegenover de jaren veertig van de vorige eeuw. Het interreligieuze en educatieve model van Thomas Merton is verouderd. We leven in een andere tijd.[23] Jongeren groeien niet meer op in een sfeer van religieuze socialisatie die als springplank kan dienen om daarna bewust en verstandig het gesprek met de ander aan te gaan. Er is nog maar weinig christelijk-religieuze ervaring voorhanden, die dan geconfronteerd kan worden met andere existentiële ervaringen. Interlevensbeschouwelijk leren op school gebeurt vandaag veeleer te midden van de leegte of beter nog te midden van de superdiversiteit, van een overvloed aan opinies en gedragingen. Heldere informatie over de traditie van de ander (en van zichzelf!) en respectvolle communicatie met de ander (en met zichzelf!) moeten vandaag het uitgangspunt vormen. Informatie en communicatie kunnen uitmonden in de confrontatie met zichzelf, in het zichzelf ‘her-kennen en her-waarderen’.[24] Bovendien moet het ervaringsdeficit in onderwijs aangevuld worden met ‘learning by doing’ (bijvoorbeeld door bezoek aan kerk, synagoge en moskee, ontmoeting met religieus bewogen mensen, het opsporen van rituele praktijken in de samenleving, enzovoort). Deze twee – presentie-leren en ervaringsleren – vormen de kernhandelingen van interlevensbeschouwelijk leren vandaag. In toekomstig onderzoek wil ik dit verder ontwikkelen in de vorm van een ‘didactiek van het pelgrimeren’: jongeren helpen thuiskomen in het eigen levensverhaal, met hen ervaringen opdoen en ontmoetingen beleven, en van daaruit hen aansterken om zichzelf beter te leren kennen en waarderen.[25]

En zo belanden we weer bij Thomas Merton en zijn visie op persoonswording. Goed onderwijs opent een hermeneutische ruimte om het eigen levensverhaal en de eigen talenten – de ziel (!) – op het spoor te komen en te ontwikkelen. In een cultuur van interactieve zingeving is dit geen vanzelfsprekendheid. Ik zie vandaag vooral drie uitdagingen voor opvoeding en vorming:

  • 1 Inclusief-waarderend opvoeden: elke jongere de kans bieden om van zijn of haar leven ‘a piece of art’ te maken als een ‘new being’, zoals Merton het uitdrukt. Want aan zovele jongeren wordt vandaag (min of meer heimelijk) wijsgemaakt dat ze eigenlijk niet gewenst zijn, dat ze ‘a piece of shit’ zijn.
  • 2 Spiritueel-veerkrachtig opvoeden: elke jongere de kans bieden om in de eigen sterkte te gaan staan en toekomstvaardig te worden, de eigen persoon als een ‘paradijs’ te leren ontdekken, zoals Merton het uitdrukt.
  • 3 Inhoudelijk-verrijkend opvoeden: elke jongere de kans bieden om nieuwe dingen te leren kennen, om aandacht aan te scherpen en verwondering op te doen voor wat tot dan toe nog onbekend was, net zoals Mark Van Doren Merton initieerde in de literatuur en in de daadwerkelijke beoefening ervan.

De spannendste uitdaging is wellicht het feit dat de nieuwste generatie van leraren zelf is opgegroeid in een tijd van interactieve zingeving en ontbrekende religieuze socialisatie. Op zich hoeft dat geen probleem te zijn. Het is een kans om met deze toekomstige leraren spiritualiteit, persoonswording en interlevensbeschouwelijk leren op een nieuwe manier waar te maken. Met ‘heroic humility’, heldhaftige bescheidenheid, aldus Mark Van Doren in 1935.[26] Of met ‘tenacious humility’, hardnekkige bescheidenheid[27], aldus David T. Hansen, de pedagogiekprofessor die ik in maart 2015 in Columbia University opzocht. Tachtig jaar later dus.

 

 

[1] Aldus de interpretatie van Lawrence S. Cunningham in zijn boek Thomas Merton: Spiritual Master. The Essential Writings, Paulist Press, New York, 1992 – met dank aan Johan Verstraeten voor de literatuursuggestie.

[2] Zie de vertaling van ‘Learning to Live’ elders in dit nummer.

[3] Voor deze bijdrage baseer ik me op de Engelse versie die verscheen naar aanleiding van de 50ste verjaardag van de eerste uitgave, met name: Thomas Merton, The Seven Storey Mountain. An Autobiography of Faith, Harcourt, Orlando et.al., 1998.

[4] Henri Nouwen, Vreemdeling in het paradijs. Zeven maanden in een trappistenklooster, De Haan/Lannoo, Weesp/Tielt, 1983, hier blz. 17.

[5] Thomas Merton, The Seven Storey Mountain, blz. 155.

[6] Ibid., blz. 109.

[7] Charles Wright, De weg naar het hart. Geestelijk testament van André Louf (1929-2010), Halewijn/Adveniat, Antwerpen/Baarn, 2017.

[8] Lawrence S. Cunningham, Thomas Merton: Spiritual Master, blz. 31.

[9] Thomas Merton, The Seven Storey Mountain, blz. 457.

[10] Ibid., blz. 456. De innerlijke strijd die Merton en zeker ook André Louf voerden omtrent de vraag of schrijven/studeren combineerbaar is met contemplatie/monnik-zijn, met andere woorden of een engagement naar buiten de verdieping naar binnen noodzakelijk uitsluit en omgekeerd, was ingrijpend en klinkt ons vandaag vreemd in de oren.

[11] Patrick F. O’Connell, Art. Interreligious Dialogue, in William H. Shannon, Christine M. Bochen and Patrick F. O’Connell, The Thomas Merton Encyclopedia, Orbis Books, Maryknoll (NY), 2002, blz. 220-222, hier 220.

[12] Thomas Merton, Love and Living, Harcourt, San Diego e.a., 1985, blz. 3-14.

[13] Ibid., blz. 14.

[14] Ibid., blz. 9.

[15] In die zin bestaat er volgens Thomas Merton ook maar één roeping, namelijk die van mens-wording: ‘Whether you teach or live in the cloister or nurse the sick, whether you are in religion or out of it, married or single, no matter who you are or what you are, you are called to the summit of perfection: you are called to a deep interior life perhaps even to mystical prayer, and to pass the fruits of your contemplation on to others. And if you cannot do so by word, then by example.’ (Thomas Merton, The Seven Storey Mountain, blz. 458).

[16] Cfr. Bert Roebben, Scholen voor het leven. Kleine didactiek van de hoop in zeven stappen, Acco, Leuven, 2011.

[17] Aldus William H. Shannon, ‘Theology’, in The Thomas Merton Encyclopedia, blz. 470-471, hier 471.

[18] Patrick F. O’Connell, ‘Interreligious Dialogue’, blz. 220.

[19] Geciteerd in Ibid., blz. 222.

[20] Charles Wright, De weg naar het hart. Geestelijk testament van André Louf, blz. 199.

[21] Ibid., blz. 198.

[22] Lawrence S. Cunningham, Thomas Merton: Spiritual Master, blz. 46.

[23] Over dit thema publiceerde ik ‘Speuren naar de spiritualiteit van interreligieus leren. Een opdracht voor de lerarenopleiding?’, in Streven, april 2015, blz. 300-308.

[24] Bert Roebben, Inclusieve godsdienstpedagogiek. Grondlijnen voor levensbeschouwelijke vorming, Acco, Leuven/Den Haag, 2015, blz. 75.

[25] Zie onder andere Bert Roebben, ‘Sacred Spaces, Rituals and Texts in European Teacher Education. The Rationale Behind the SpiRiTex-Project’, in Greek Journal of Religious Education (verschijnt in november 2018).

[26] Thomas Merton, The Seven Storey Mountain, blz. 153.

[27] Geciteerd in Bert Roebben, Scholen voor het leven, blz. 135.