Herman Simissen*

 

In 2009 publiceerde de Nederlandse schrijfster Nicolette Smabers (°1948) de roman De man van gas en licht; sindsdien kwam er geen boek van haar meer uit. Met het onlangs verschenen Vraag dat maar aan de pelikanen maakt zij nu haar literaire comeback. In veel opzichten sluit haar nieuwe roman naadloos aan bij eerder werk van haar hand, dat door de literaire kritiek weliswaar veelal hoog werd geprezen, maar haar niet de bekendheid bij het grote publiek bracht die zij zou verdienen. Haar stijl is onveranderd mooi en suggestief: de auteur weet met weinig woorden een wereld en een sfeer op te roepen. Ook wat thematiek betreft sluit Vraag dat maar aan de pelikanen aan op het eerdere werk van Smabers: ook dit boek gaat over familieverhoudingen waarin juist wat niet wordt uitgesproken van groot belang is, en over de betekenis van het verleden voor de persoonlijke identiteit van de hoofdpersonen.

Hoofdpersonen van dit boek zijn Bernard en Titia Veerman, een tweeling, nakomertjes in hun katholieke ouderlijk gezin die, wanneer hun moeder op jonge leeftijd komt te overlijden, vooral worden opgevoed door oudere zussen, terwijl hun vader een vader-op-afstand blijft. Juist daardoor is de tweeling op elkaar aangewezen: zij trekken voortdurend met elkaar op, en ontwikkelen zelfs een eigen taal waaraan de titel van het boek is ontleend: ‘vraag dat maar aan de pelikanen’ is het antwoord dat zij elkaar geven wanneer de één een vraag stelt die de ander de moeite van het beantwoorden niet waard vindt. Hoe hecht hun verhouding als kinderen ook is, als zij adolescenten zijn groeien zij – geenszins verwonderlijk – uit elkaar, en inmiddels zijn zij zelfs enigszins gebrouilleerd geraakt.

Het boek begint als Bernard zijn zus meer dan ooit nodig heeft: hij krijgt in een ziekenhuis te horen dat hij zeer ernstig ziek is, en dat er een naaste verwant – broer of zus – nodig is voor een stamceltransplantatie die hem mogelijk kan redden. In verwarring neemt hij de trein naar Den Haag, naar de omgeving van zijn jeugd, waar hij nadenkt over zijn situatie en over zijn verleden, en er tijdens toevallige ontmoetingen met derden over vertelt. Zo roept Nicolette Smabers op knappe wijze het leven van deze hoofdpersoon op – vanuit het perspectief van Bernard. Maar in het tweede deel van het boek verschuift het perspectief naar Titia, en wordt hun leven vanuit haar perspectief verteld – uiteraard met de nodige overeenkomsten met het verhaal van Bernard, maar sommige van hun gezamenlijke belevenissen heeft zij anders ervaren. Zo suggereert de schrijfster de vragen die, weliswaar onuitgesproken, ten grondslag aan haar verhaal hebben gelegen: kunnen we ons persoonlijk verleden wel echt kennen? In welke mate zijn onze herinneringen aan onze jeugd vervormd door latere ervaringen? Wat betekent dit voor ons, en voor onze verhouding tot onze naasten? Juist door een tweeling tot hoofdpersonen van haar verhaal te maken, worden deze vragen nog indringender: zij waren als kinderen immers altijd samen, en toch kijken zij verschillend terug op gedeelde ervaringen. Heeft de een iets verdrongen wat de ander nog helder voor de geest staat? Heeft de ander iets verzonnen wat de een zich dus niet voor de geest kan halen? De auteur beantwoordt de vragen niet, het is aan de lezer…

Zo is Vraag dat maar aan de pelikanen een intrigerend boek, dat middels het vertelde verhaal veel stof tot nadenken biedt. En het is een rijke roman, met bijvoorbeeld ook een prachtig portret van een wat raadselachtige Indische oom, persona non grata in de familie, en van diens betrokkenheid in de strijd voor het behoud van de Ooijpolder bij Nijmegen in de jaren zeventig van de vorige eeuw. Hopelijk is deze kleine, prachtige roman de opmaat voor het verschijnen van meer nieuw werk van Nicolette Smabers, en krijgt zij nu wel de waardering van een breed publiek die haar toekomt.

 

Nicolette Smabers, Vraag dat maar aan de pelikanen, Uitgeverij kleine Uil, Groningen 2021, paperback, 160 blz., ISBN 9789493170629, € 22,50