Over de sociaal-morele structuur van de samenleving

François Levrau*

 

 

De opgestoken middelvinger

Op Oudejaarsavond (maar ook in de dagen en weken ervoor en erna) wordt massaal vuurwerk afgevuurd, ondanks een verbod. Diezelfde nacht worden politieagenten en ambulanciers bestookt. De socialistische vakbond is radeloos na een zoveelste incident op een bus van De Lijn (ditmaal was er brandstichting). Wereldkampioen veldrijden Mathieu van der Poel spuwt naar een aantal supporters die hem voortdurend treiteren (waarbij ze onder andere bier en zelfs urine op hem gooiden). Jumbo laat weten dat er in 2023 ‘meer diefstal dan winst’ was. Flinke jongen (een bekende TikTokker) deelt klappen uit aan een treinbegeleider. De jongeman kwam eerder al in het nieuws toen hij de stuurcabine van een trein had betreden en met de besturing had gespeeld. Nogal laconiek stelt hij daarover: ‘Ik had gewoon zin om dit te doen. Het was geen fout, ik doe dit alleen om mensen een goede dag te bezorgen. De jeugd mag toch eens lachen? Als ze bij de NMBS zelf de deur openlaten en er passeert toevallig een Tiktokker, hebben ze pech gehad’. Zie hier een aantal krantenkoppen uit de eerste vijf dagen van januari 2024. Steeds gaat het over de opgestoken middelvinger tegenover een bepaalde manier van samenleven die mensen aan elkaar wil binden aan de hand van gedeelde normen, regels en afspraken. De lijst van dit soort inbreuken is lang: zwerfafval, hondenpoep, spookfietsers, roekeloos gebruik van E-steps, te luide muziek op de trein, voeten op de zitbank van de bus, bumperkleven, getoeter voor het rode licht, graffiti op daarvoor niet bestemde muren, grof taalgebruik (op de sociale media), zwartrijden, seksuele intimidatie, allerhande volstrekt nutteloze vernielingen. Waarom hebben sommigen lak aan de sociale regels? Waarom gedragen ze zich als een ‘kruidje-roer-mij-niet’ of een ‘emmertje-is-vol’ en ervaren ze de ander daarbij als een ‘sta-in-de-weg’? De redenen zijn meervoudig (zie ook de Franse filosoof Eric Sadin). Ik leg er hieronder in vogelvlucht een viertal voor; ze vormen samen een complexe en zichzelf versterkende dynamiek.

1) Teleurstelling

Nogal wat mensen zijn teleurgesteld in wat de politiek voor hen betekent. De aanname is lange tijd geweest dat als iedereen zijn maatschappelijke bijdrage levert, er voor elk lid van de samenleving meer zou zijn en dat het leven dus voor iedereen beter zou worden. Dat blijkt niet te kloppen. De welvaartsstaat compenseert onvoldoende de negatieve uitwassen van een neoliberaal beleid (bijvoorbeeld groteske ongelijkheid). De onvrede en frustraties die in tal van betogingen, stakingen en publieke protesten naar boven komen, leiden niet altijd tot fundamentele veranderingen. Politici schermen dan wel voortdurend met ‘respect voor de kiezer’, maar wanneer verschillende opeenvolgende generaties zich gepasseerd zien worden, dan is het begrijpelijk dat ze zich afwenden van het politieke apparaat. Ze keren zich van de publieke zaak af en richten zich alleen op wat hen in het hier-en-nu wat geluk, comfort en compensatie biedt. Het asociale gedrag wordt daarbij vaak weggelachen of goedgepraat. ‘Je zou eens moeten weten hoeveel plezier we beleven wanneer we ons eens laten gaan. Zo erg is het toch allemaal niet? We mogen op den duur niks meer!’

2) “I’m the king of the world!”

Mensen worden gedreven door sterke verlangens en behoeftes die ze graag snel zien ingewilligd. Door de technologie is het mogelijk een aantal van die behoeften meteen te bevredigen. Het volstaat een aantal knopjes in te drukken, een paar keer te klikken of wat te swipen om tal van producten te verkrijgen, van bepaalde diensten gebruik te kunnen maken of met mensen te praten en afspraakjes te regelen. De ander is daarbij eigenlijk niet meer nodig. De marktlogica speelt handig in op de behoeftige aard van de mens. Zo worden er voortdurend nieuwe verlangens gewekt waarbij dan meteen ook een middel wordt gepresenteerd dat die verlangens zou kunnen bevredigen. Zoek je één specifiek boek op een website, dan krijg je meteen andere titels van boeken te zien waarvan je het bestaan niet bevroedde, maar die wel je verlangen prikkelen omdat ze verwant zijn aan dat ene specifieke boek. Nog voor je het goed en wel beseft (nog voor je een werkelijk verlangen naar die extra boeken hebt ervaren), heb je niet één, maar vijf boeken in je winkelmandje gedropt en afgerekend. Doordat de (digitale) technologie commerciële bedrijven  de mogelijkheid biedt om elk individu in real time en op maat gemaakte informatie en suggesties aan te reiken, krijg je de indruk dat je de as bent waarrond de wereld draait. De voortdurende hedonistische prikkeling (en de verwachting dat de bevrediging maar een muisklik of swipe-beweging van je verwijderd is en de onvrede wanneer bepaalde bevredigingen uitblijven), maakt dat de buitenwereld die niet rechtstreeks verbonden is aan de eigen binnenwereld buiten beeld blijft en oninteressant wordt. De wereld is één commerciële markt en voor die markt geldt de regel de Klant is koning. Mensen willen dan ook altijd en overal als zodanig worden behandeld. Het is niet moeilijk om je Leonardo DiCaprio te wanen die vanop de Titanic luidkeels schreeuwde: ‘I’m the king of the world!’. Wederom draagt de technologie daartoe bij. Denk bijvoorbeeld aan Siri, de virtuele assistent voor mobiele besturingssystemen. Mensen begeven zich in de wereld met hun onfeilbaar slaafje in de hand dat hen voortdurend vraagt: ‘Wat kan ik voor je doen?’ en dat hen bij alles helpt. Dit digitale vriendje, en bij uitbreiding veel andere technologische apparatuur (denk aan ChatGPT), helpt mensen zich vooral (letterlijk en figuurlijk) naar binnen te plooien. Letterlijk want het veelvuldige gebruik van de Smartphone leidt tot een specifieke lichaamshouding waarbij het hoofd en de schouders licht naar voren worden gebogen, terwijl het toestel op borsthoogte wordt gehouden en de handen dicht bij elkaar. Mocht je niet beter weten, dan zou je denken dat de gebruiker eigenlijk voortdurend aan het bidden is. De buigende houding lijkt daarbij vooral de onderdanigheid voor de nieuwe digitale God te benadrukken. Figuurlijk want de gebruiker wordt helemaal opgeslokt door het toestel dat hem de illusie van onuitputtelijke mogelijkheden schenkt. Wat zich afspeelt op het minuscule scherm, lijkt altijd boeiender te zijn dan wat zich in de realiteit afspeelt, omdat het scherm een verlengstuk is van de gebruiker. Als die microwereld beter is dan de buitenwereld, waarom zich dan iets van die buitenwereld aantrekken? De reële wereld haalt het qua boeiendheid gewoon niet van al het ‘goeds’ dat het toestel de gebruiker voorschotelt. ‘Even better than the real thing.’ Wat dus via het scherm wordt aanbeden, is het eigen ego (want via het scherm draait alles rond jezelf). In een populaire meme worden drie aapjes afgebeeld: het eerste aapje heeft zijn handen voor zijn ogen (hij ziet geen kwaad), een ander heeft zijn handen op zijn oren (hij hoort geen kwaad) en de laatste heeft zijn handen voor zijn mond (hij spreekt geen kwaad). Soms wordt er ook nog een vierde aapje afgebeeld die de handen op zijn buik/genitaliën heeft (hij doet geen kwaad). De aapjes zouden verwijzen naar een inzicht van Confucius: ‘Kijk niet naar wat tegen het fatsoen indruist. Luister niet naar wat onzedelijk is. Spreek niet over het onfatsoenlijke. Doe niet wat ingaat tegen de wetten en de etiquette.’ In tijden van de Smartphone (vaak ook iPhone genoemd, wat illustreert dat het om ‘mij’ gaat), zo zou je kunnen denken, moet er nog een aapje toegevoegd worden. Het gaat dan om een aapje dat de Smartphone vasthoudt, waardoor het niets ziet, hoort en zegt omdat het alleen maar met dat toestel bezig is. De omringende wereld ontgaat het gewoon. Het is alleen met zichzelf bezig.

3) Negatieve vrijheid

Heel wat gedrag dat eertijds als aanstellerig, pedant, agressief, onwelvoeglijk zou worden weggezet, lijkt thans genormaliseerd en zelfs gelegitimeerd door de verwijzing naar het belang van wat ‘negatieve vrijheid’ wordt genoemd. De waarde die nu quasi absolute ruimte krijgt, is die vrijheid die de afwezigheid van interferentie veronderstelt – anders gezegd: niks of niemand mag jou in je vrijheidsbeleving belemmeren. Mensen willen inderdaad vooral zichzelf zijn, hun zin doen en ze kunnen, middels het argument van vrijheid, alles en iedereen die hen op dit punt beperkingen wil opleggen, wegzetten als verfoeilijke verstoorders van het ‘oceanische gevoel’ waarop ze, als koningen van het eigen paradijseiland, menen recht te hebben. ‘Wie ben jij om mij te zeggen wat ik wel of niet zou moeten doen?!’ Mensen voelen schroom elkaar te wijzen op storend gedrag (in de trein, op het fietspad, in de aula, in de wijk, op het speelplein, op het werk, enzovoort). Een samenleving waarin het goed is om te leven blijft echter niet overeind wanneer er enkel maar vrijheid en tolerantie is. In een samenleving waarin ‘negatieve vrijheid’ prevaleert, is er geen plaats voor autoriteit omdat die gemakkelijk als ‘storend’, ‘vervelend’ en ‘hooghartig’ kan worden ervaren. Het vergt niet zoveel moeite daarvan vele illustraties te zien. Zo wordt van politieagenten verwacht dat ze jouw vriend zijn. Priesters verwijzen niet meer al te direct of eenzijdig naar het bestaan van een transcendente, straffende goddelijke autoriteit, maar beklemtonen eerder het belang van naastenliefde en solidariteit. Artsen luisteren en brengen begrip op voor de patiënten die schijnbaar beter weten welke behandeling ze nodig hebben. Leerkrachten mogen niet te streng zijn en horen steeds meer rekening te houden met de talloze kwetsbaarheden van de leerlingen (en gevoeligheden van de ouders). Ouders zetten hun kinderen niet meer op hun plaats, maar behandelen hen als hun gelijke waarmee moet worden onderhandeld. Politici tonen in allerhande programma’s met vooral veel amusementswaarde hun ‘menselijk’ gezicht in de hoop daarmee (en dus niet met hun partijprogramma) ‘zieltjes’ te winnen. Wat orde en structuur wil geven aan het maatschappelijke leven (regels, wetten, gebruiken, normen, verboden) wordt gewantrouwd en geweigerd. Op die manier brokkelt de erkenning van die instituties af en personen die het voorrecht hebben om van de eerste rij de cohesie van de politieke en sociale gemeenschap te bewaken. Samen met die teloorgang, verdwijnt ook het respect voor degenen die over specifieke competenties en kwalificaties beschikken die hen in staat stellen in bepaalde situaties beter te oordelen dan jij.

4) “Wees uzelf!”

Mensen willen graag zichzelf zijn. Niet zelden wordt plezier beleefd wanneer ze zich daarbij kunnen onttrekken aan allerhande opdelingen en de verwijzing naar een gedeeld referentiepunt onderuit kunnen halen (‘Just be yourself, everyone is already taken’). Dat wordt niet alleen goedgepraat middels de wat muffe verwijzing naar die ‘negatieve vrijheid’, maar ook naar het belang van ‘authenticiteit’. Waar individuen eertijds, in vrijheid, keuzes konden maken, diende die vrijheid nog altijd te worden beleefd binnen een geheel van gemeenschappelijke waarden en referentiepunten. De expressie van het eigen ik was met andere woorden ondergeschikt aan een orde die het eigen ik oversteeg. Vandaag lijkt de meest innerlijke sensatie ‘heilig’ te zijn. ‘Ken uzelf!’ werd ingeruild voor het ‘Wees uzelf!’. Door het wegvallen van de collectieve referentiepunten wordt het echter steeds moeilijker een hiërarchie aan te brengen in die vele expressieve vormen van authenticiteit. Alles is daardoor even goed, en iedereen schijnt even getalenteerd. Dit leidt tot het verlies van de ‘waarderingsdimensie’ waarbij het steeds lastiger wordt oordelen te vellen over wat ‘slecht’, ‘lelijk’, ‘oppervlakkig’, ‘ongewenst’, en ‘ongepast’ is. Dit leidt dan weer tot een nivellering die in de feiten vooral een levelling down inhoudt. Die verkleutering tref je overal aan: in de media (infotainment); het onderwijs (pretpedagogiek); de musea (toeters en bellen en kinderhoekjes); de opvoeding (‘kinderen de baas’); de ontspanningscultuur (het aanbod lijkt een race to the bottom); en in allerhande ogenschijnlijk goed bedoelde campagnes (zoals die welke stellen dat elk lichaam even mooi is – mensen zijn allemaal evenwaardig en verdienen in die zin gelijk respect, maar daaruit concluderen dat iedereen recht heeft op een gelijke waardering door bijvoorbeeld te beweren dat alle lichamen even mooi zijn, is als de peuter voorhouden dat er geen schoonheidscriteria zijn en dat daarom elk van zijn krabbels héél mooi is). De moeite die sommigen hebben met het aanvaarden van een waarderingsonderscheid, is tekenend voor een narcistische cultuur. Illustratief is dat Time Magazine in 2007 ‘You’ tot persoon van het jaar bombardeerde. Vanaf nu kan iedereen zich dus in het rijtje plaatsen van iconische persoonlijkheden als Winston Churchill, John F. Kennedy, Martin Luther King, Mark Zuckerberg.’ Qua ego boost kan dat wel tellen. Op de achtergrond de slogan ‘Want ik ben het waard’ van L’Oréal. Verheffing (Bildung) wordt als iets elitairs afgedaan. Het hedonisme is vaak zo alomtegenwoordig dat het ‘culturele fastfood’ niet slechts geconsumeerd wordt na het lezen van Dostojevski. Eerder is het zo dat de lokroep van de Russische denker nauwelijks wordt gehoord.

‘Hoepelwezens’

Deze vier (en andere) factoren, allemaal apart en tezamen, maken dat de verbinding met de concrete ander vertroebelt en het maatschappelijke weefsel langzaam ontrafelt. Mensen zijn losse draadjes die niet meer aan elkaar kunnen en willen worden gevlochten. Ze stellen immers vast dat ze in heel wat situaties en voor vele problemen eigenlijk genoeg aan zichzelf hebben. Mede door de commerciële bedrijven die daartoe de middelen verschaffen, zijn ze autarkische monaden geworden. De ik-gerichtheid maakt dat mensen voortdurend keuzes kunnen maken die voor hen het meest voordelig zijn. Ze leven daarbij vaak te los van en te veel langs elkaar om werkelijk met de ander begaan te zijn. Het effect dat de keuzes op anderen hebben, verdwijnt daardoor uit het blikveld. Het lijkt alsof de ander niet bestaat. Dat wordt nog versterkt door de technologie die mensen de mogelijkheid biedt heel selectief mensen toe te laten (wat betekent dat er op massieve schaal heel wat mensen worden buitengesloten). ‘Technology is best when it brings people together’, zo stelt Matt Mullenweg (CEO van Automattic, het bedrijf achter WorldPress). Het internet en de sociale media leiden echter vaak tot filterbubbels waarbij mensen enkel nog informatie te zien krijgen die de eigen meningen bevestigen. In die zin zijn mensen eigenlijk hoepelwezens: ze dragen een hoepel rond zich en stoten daarmee alles en iedereen af die niet tot de ‘inner circle’ behoort. ‘Les autres’, zoals Jean Paul Sartre dat zei, vormen niet ‘l’enfer’, maar zijn ook en vooral gewoon ‘quantité négligeable’. Het gevolg is dat spontane uitwisselingen tussen mensen verdwijnen, en samen hiermee ook de noties van elementair respect en allerhande fatsoensnormen die mensen op elkaar betrekken.

Net omdat mensen op het eigen microniveau gericht zijn en daarbij voortdurend ‘zichzelf’ willen en mogen zijn en de eigen belangen verdedigen, is er weinig bereidheid zich nog met het maatschappelijke meso- of macroniveau te bemoeien. Die niveaus worden vooral gezien als verlengstukken van het microniveau. Wordt er opgemerkt dat die niveaus niet in dienst staan van de microbelangen of die zelfs dwarsbomen, dan worden ze als oninteressant of vijandig afgedaan. Dat is precies waarom de politiek nauwelijks nog als iets aantrekkelijks wordt beschouwd, maar ook waarom ze steeds meer een knieval voor het individu lijkt te maken. De nieuwe partij van Vlaams Parlementslid Els Ampe illustreert dat goed. De naam die ze hun nieuwe partij gaven is Voor u. De politiek is er echter niet voor u en mij. Zij dient het algemeen belang en mensen leren daarom best dat het niet allemaal ‘om het eigen ik’ draait en dat er niet noodzakelijk iets fout is met regels en beslissingen die voor hen negatief uitvallen (alles hangt af van de mate waarin die regels neutraal kunnen worden verdedigd). Wanneer echter de indruk wordt gewekt dat het alleen maar om het eigen ego gaat, dan kunnen mensen zich snel ‘meester’, ‘slachtoffer’, ‘zonnekoning’ en ‘rebel’ voelen.

Ik voel mij ‘Meester’

Door de manier waarop je je (à la carte) kan informeren, kun je zo langzamerhand ook je eigen waarheid samenstellen. Zeker wanneer dit samengaat met een groot wantrouwen jegens de autoriteiten en de mogelijkheid zich te binden aan gelijkgestemden, kunnen sommigen (vaak met de Smartphone in de aanslag) niet wachten tot die politicus of expert zich even vergaloppeert om hem vervolgens aan de schandpaal van de sociale media te nagelen. Groot is dan de verontwaardiging: ‘Zie je wel, die man of vrouw is totaal incompetent, niet geïnformeerd, corrupt, of is deel van het complot!’ Het lot van Marc Van Ranst tijdens de coronacrisis is bekend. Sommigen meenden over zoveel kennis te beschikken dat ze een proces aanspanden tegen de bekende viroloog. Net omdat de sociale media het mogelijk maakten dat je je snel kan verenigen met gelijkgestemden, kan de overtuiging groeien dat je je moet verzetten tegen het officiële discours. Die ‘verstandsverhouding’ creëert het gevoel aan de ‘juiste kant van de geschiedenis’ te staan. Het levert een egoboost op wanneer je meent één van de weinigen te zijn die het wél heeft begrepen, terwijl er nog zovele naïevelingen zijn die het (nog?) niet doorhebben dat er bijvoorbeeld een groot complot aan de gang is. Ook jongeren vallen hieraan ten prooi in zoverre sommigen zich maar gebrekkig willen informeren over biologie omdat dat niet strookt met hun religie, of omdat ze niet willen worden geconfronteerd met afbeeldingen en inzichten die ze als ‘kwetsend’ ervaren. Die studenten (mogelijk ook wel wat eigen aan de leeftijd) stellen zich bijna op als ‘verzetsstrijders’ en zetten zich af tegen leerkrachten die verdacht zijn, gewoon omdat ze deel uitmaken van de meer begoede, witte klasse. Menig leerkracht worstelt daardoor met klasmanagement en voelt zich in een spagaat. Enerzijds willen leerkrachten streng zijn en de jeugd iets bijbrengen, maar anderzijds wordt gevreesd dat ze zich net op die manier ongeliefd zullen maken waardoor ze de leerlingen nog meer zullen verliezen. Het gevolg is dat de lessen maar voldoende ‘gezellig’ en niet te ‘prikkelend’ worden gehouden (opgeleukt met verhaaltjes, audiovisueel materiaal en invulboekjes).

Ik voel mij ‘Slachtoffer’

Sommigen koesteren dermate veel wrok dat ze voortaan het heft in eigen handen nemen. Ze laten niet meer met zich sollen en eisen een vorm van schadeloosstelling vanwege historisch onrecht, vanwege generatie-armoede, vanwege discriminatie en racisme, vanwege de stress die het alledaagse leven met zich meebrengt, enzovoort. Iedereen vecht vandaag zijn eigen hoogst persoonlijke strijd voor erkenning. Het gaat om de ‘allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie’ (een mooie uitdrukking van Willem Kloos) waarvoor voortdurend respect wordt gevraagd en gekregen. Het is geen toeval dat woke net in deze emocratie floreert. Aan dat slachtofferschap wordt door de gevestigde instanties vaak bijgedragen omdat ze zichzelf daarmee in een goed daglicht willen zetten (‘Wij zijn Gutmenschen en nemen het tenminste voor de gekwetsten op’), maar het leidt in de feiten vaak tot een opbod van slachtofferschap en kwetsuur. Zo geeft de alomtegenwoordigheid van de genoegdoening aanleiding tot steeds meer vragen om erkenning en aanpassingen en tot absurde enquêtes die net de idee van voortdurend slachtofferschap aanwakkeren. Studenten krijgen bijvoorbeeld de vraag of ze wel tevreden zijn over hun docenten en of ze zich wel veilig voelen, alsook worden zij aangespoord steeds feedback te vragen bij een examen (iets waarvan menig student gebruik maakt niet zozeer om iets bij te leren, maar om het verkregen resultaat in vraag te stellen – Had ik hier niet toch een extra puntje voor verdiend?’). Instellingen maken zich daardoor paradoxaal genoeg verdacht: ‘Evalueer uw docent, want misschien krijg je niet waarvoor je betaalde!’; ‘Wees op uw hoede want het gevaar loert om de hoek!’; ‘Check uw examen, want misschien heb je recht op meer!’ De drang om de student niet te kwetsen en te fêteren volgens het principe dat de klant koning is, neemt soms absurde proporties aan, zoals ‘knuffelmomentjes met hondjes’ (UAntwerpen); gratis massages voor blokkende studenten (HoGent); geen examens de dag nadat de Rode Duivels voetballen (Thomas More-hogeschool). In verschillende faculteiten wordt bepleit studenten niet langer met graden te laten afstuderen (dat is nu al zo in verschillende geneeskundefaculteiten in Nederland en de decaan van de faculteit Geneeskunde UGent, Piet Hoebeke, is dit idee wel genegen omdat zo’n puntensysteem voor teveel stress zorgt bij de studenten).

Ik voel mij ‘Zonnekoning’

Sommigen hebben hun geblutst zelfbeeld dermate opgepoetst dat ze zich politiek niet langer door anderen de maat laten bepalen. Ziehier meteen ook het drama van de representatieve democratie. Velen kijken naar de politiek vanuit het vizier van de zonnekoning: ‘l’Etat c’est moi’. Wat ze feitelijk willen, is een soort individueel referendum, waarbij ze een hoogstpersoonlijk politiek programma kunnen opstellen. Dat is een gevaarlijke situatie, want politici hebben het gevoel dat ze de sentimenten van het volk moeten zien te bespelen om toch enige impact te hebben – het hoeft weinig betoog dat figuren zoals Donald Trump daarin excelleren. Dit is gevaarlijk omdat de inwilliging van de particuliere eisen op termijn het enige criterium wordt op basis waarvan politici (en het politieke instituut) worden beoordeeld. Net omwille van de vele redenen waarom mensen verbitterd zijn, is het onduidelijk of populistische partijen die inspelen op de ontevredenheid van de mensen, echt succesvol kunnen zijn. Populisten delen de samenleving op in enerzijds een misnoegd en zuiver volk en anderzijds een corrupte elite die zichzelf verrijkt. Maar het lijkt me onmogelijk een politiek programma op te stellen dat recht doet aan de vele redenen waarom mensen misnoegd zijn. Beleid dat goed is voor u, is nu eenmaal niet noodzakelijk goed voor mij, en vice versa.

Ik voel mij ‘Rebel’

Sommige van de hedendaagse erupties van geweld, protest en vandalisme zijn geen verklankingen van hoop op een betere toekomst, maar eerder het gevolg van desillusie en nihilisme. Het gaat om opwellingen vanuit de onderbuik die weinig anders tot doel hebben dan het ervaren van wat genoegdoening wanneer machtsstructuren onderuit worden gehaald. Er wordt niet gestreefd naar individuele of collectieve emancipatie, maar alleen uit ressentiment gehandeld. De blik van de moegetergde Wutbürger is niet op morgen gericht, maar op gisteren, waarbij de opgehoopte frustratie, ontgoocheling en ellende van tijd tot tijd tot destructieve catharsissen leiden. Sommigen slagen er daarbij in een menigte op de been te brengen teneinde zich collectief tegen de orde der dingen af te reageren. De combinatie van opgekropte woede en het gevoel van almacht (‘klant is koning’), leidt ertoe dat sommigen ‘voorbij de wet’ willen leven. Dat verklaart waarom al wie het gezag representeert (leerkrachten, hulpverleners, treinconducteurs, buschauffeurs, artsen, politici en politieagenten) het vaak moet ontgelden, net zoals de symbolen van dat gezag (flitspalen, politiecombi’s, bushokjes, scholen, de publieke ruimte in algemene zin). Wie de hoop en het vertrouwen heeft verloren, meent dat alles en iedereen medeplichtig is aan de door hem of haar als onrechtvaardig beoordeelde samenleving. Bij anderen slaan de stoppen door en is het kleinste akkefietje voldoende om met buitensporig geweld te reageren. Denk aan de verkeersagressie, maar ook aan de lone wolf die verteerd door frustratie langzaam naar zijn moment de gloire toeleeft. Zichzelf voor de spiegel bekijkend, glundert Travis Bickle (gespeeld door Robert de Niro) in Taxi driver (geregisseerd door Martin Scorsese) wanneer hij zegt: ‘Listen, you fuckers, you screwheads. Here is a man who would not take it anymore’. Een aantal zaken komen bij de lone wolf vaak samen: (1) het gevoel bijzonder te zijn terwijl niemand dat eigenlijk merkt; (2) de ervaring van frustratie en machteloosheid; en (3) de extatische beleving van absolute overheersing wanneer de aanslag wordt gepleegd, met als eventuele bonus een postmortem adoratie (als martelaar). Doorgeslagen individualisme leidt tot martelaarschap en megalomanie. De misnoegden transformeren zich in bovennatuurlijke wezens die in staat zijn heel even het hele land en zelfs de hele wereld in rep en roer te zetten. De machtelozen halen door hun terreur even het (wereld)nieuws. De frustratie en de idee dat iedereen zijn eigen autoriteit is, leidt tot radicaal geweld, waarbij men zich bedient van de instrumenten die de samenleving ter beschikking stelt (een Kalasjnikov, een vrachtwagen, een hakmes of het internet en de Smartphone om snel een groep van gelijkgestemden te mobiliseren – denk wat dat betreft aan de bestorming van het Capitool waarbij men de formalisering van de verkiezingsoverwinning van de verkozen president Joe Biden wilde blokkeren). Soms wordt het geweld gepleegd door jongeren met een migratieachtergrond. De media durven het in dat geval wel eens te hebben over ‘jongeren’. Dat is om twee redenen problematisch. Ten eerste wordt geïnsinueerd dat er dan ongeveer evenveel jongens en meisjes betrokken zouden zijn, maar dat is gewoonlijk niet zo omdat de geweldplegers  meestal jongens zijn. Ten tweede wordt geïnsinueerd dat het  om een qua afkomst erg gemengde groep gaat, maar dat is ook niet altijd het geval. Er moet niet gezocht worden naar de grootst gemene deler (ja, het zijn jongeren), maar naar wat de groep uniek maakt, omdat alleen op die manier het probleem kan worden bestudeerd én aangepakt (het creëert bovendien de indruk dat er iets moet worden verzwegen). Wat die delicten betreft, komen er vaak drie factoren bij elkaar: (1) de jongeren (meestal dus jongens) krijgen teveel en te vroeg vrijheid die hen naar de straat drijft zodat ze zich aldaar voeden aan al het negatieve dat de ‘straatcultuur’ te bieden heeft; (2) de migrantenjongeren zitten nog steeds tussen ‘hamer en aambeeld’, in zoverre integratie kan samengaan met een verlies aan loyaliteit ten opzichte van de herkomstcultuur en een te rigide vasthouden aan die cultuur de integratie net kan bemoeilijken; (3) de jongeren worden geconfronteerd met de vele obstakels die met integratie en armoede samengaan.

Verbondenheid en geborgenheid als het nieuwe leidmotief

De gedragsverruwing is een signaal dat het sociaal contract niet meer geldt. Dat wil zeggen dat er te weinig harmonie is tussen zij die regeren en zij die worden geregeerd. In de ogen van velen heeft de overheid gefaald in haar primaire plicht om het algemene belang te dienen. Er is daardoor weinig begrip voor uitspraken die verwijzen naar gemeenschappelijke waarden en die tot vrijheidsbeperking nopen. Gewapend met het internet, de Smartphone en straks Artificial Intelligence, zullen steeds meer mensen enkel uitgaan van hun eigen kracht en daarbij de eigen wetten als gangbare gedragsnorm zien. De technologie zal het hen daarbij nog meer mogelijk maken de ander op afstand te houden en zelfs te ontkennen. Zeker wanneer gedragsverruwing niet wordt bestraft, zal dit steeds meer de nieuwe collectieve norm worden. Als enkelingen bijvoorbeeld vuurwerk aansteken, terwijl er een verbod geldt, en als anderen zien dat er geen straffen volgen, dan zal het naast zich neerleggen van die verboden toenemen. Ook Immanuel Kant wist al dat je maar best niet teveel van het morele karakter van mensen moet verwachten als er geen afdwingbare wetten zijn.

De verweesdheid, het gebrek aan hoop, de sociale disconnectie en de fricties waartoe dit leidt, moeten ernstig worden genomen. Het verlamt de samenleving en haalt al het goede van een beschaving onderuit. Een kentering kan worden bewerkstelligd door hard te investeren in een discours dat vrijheid de plaats geeft die haar werkelijk toekomt, namelijk als onderdeel van een waardencoalitie met, naast vrijheid, ook aandacht voor gelijkheid, solidariteit, zelfbeperking en dus de bereidheid tot compromis. De sociaal-morele structuur van de samenleving draait thans teveel om die individuele (negatieve) vrijheid. Het is moeilijk niet te zien hoe met die vrijheid een samenleving werd gecreëerd waartegen we ons steeds meer machteloos voelen. De vrijheid levert een winst, maar ook een verlies. Het is opvallend dat dit verlies niet wat vaker wordt benoemd. ‘Verbondenheid’ en ‘geborgenheid’ zouden daarom het nieuwe leidmotief moeten zijn. Dat veronderstelt een aantal zaken. Ik lijst er hier een drietal op.

Ten eerste zou het in de economie niet alleen om ‘groei’ en ‘winst’ moeten gaan. De vraag die dient te worden gesteld is wat nu precies het doel van de economie is. Het antwoord lijkt me eenvoudig: de economie dient om de samenleving voor iedereen beter te maken, dat wil zeggen voor mensen, voor het samenleven, en voor de natuur en het klimaat.

Ten tweede zou het beleid mensen via rechten, plichten en straffen moeten oproepen hun (sociaaleconomische) bijdrage te leveren. Elkeen zou dan omwille van die bijdrage het gevoel moeten hebben dat hij wordt gewaardeerd. Het is goed zich daarbij voor ogen te houden dat we allemaal van elkaar afhankelijk zijn. Ook de succesvolle CEO die dat winstgevende bedrijf runt, heeft kledij en eten nodig die anderen voor hem maken. Zonder kledij en eten geen CEO.

Ten derde veronderstelt het de bereidheid de samenleving te vormen in functie van die zaken die ons als mens werkelijk verheffen, denk aan solidariteit, zorg, empathie, verbondenheid hulpvaardigheid, samenwerking, respect (voor mens, dier en milieu), zingeving, maar ook aan de grote kunstwerken (eerder dan het vlugge genot van de culturele fastfood). Mensen zijn, zo blijkt uit nogal wat onderzoek, wired for empathy, maar uiteindelijk zijn het de omstandigheden die bepalen of mensen zich werkelijk empathisch opstellen. Als we ‘betere’ mensen willen, dan moeten we ‘betere’ (lees: meer sociale) omstandigheden creëren. Iedereen zou zich ‘burger’ moeten kunnen voelen – ‘burger’, als afgeleid van ‘burcht’ of ‘borg’ en dus met de connotatie van ‘geborgenheid’. Meer dan ooit geldt wat dit betreft: ‘Politici aller landen, verenigt u!’

 

Reageren? Mail naar: francois.levrau@uantwerpen.be

 

François Levrau is gepromoveerd in de Sociale Wetenschappen, en verbonden aan de UAntwerpen, respectievelijk als onderwijsbegeleider bij het Centrum Pieter Gillis en als docent bij het Departement Sociologie.