Oorspronkelijk verschenen in Streven, april 2003; hier online gepubliceerd naar aanleiding van zijn overlijden. 

Herman Simissen *

An autobiography can distort; facts can be realigned.

But fiction never lies: it reveals the writer totally.

V.S. Naipaul, The Return of Eva Peron

 

Op 14 oktober 2001 maakte de Zweedse Academie bekend, dat de Nobelprijs voor Literatuur dat jaar werd toegekend aan de Britse schrijver V.S. Naipaul. Dit omdat hij, zo werd in de persverklaring naar voren gebracht, door zijn werk, waarin hij aandachtige verhalen verenigt met een onkreukbare kritische blik, zijn lezers dwingt verdrukte geschiedenissen te zien. In zijn werk, aldus de persverklaring, heeft Naipaul traditionele genres als fictie, autobiografie en documentaire met elkaar verweven tot een nieuw geheel – in veel van zijn boeken valt niet duidelijk aan te geven welke van deze genres nu de boventoon voert. Met zijn werk plaatst hij zich volgens de Zweedse Academie in de traditie van de philosophes uit de Verlichting: hij confronteert zijn publiek met zijn kritische visie op ontwikkelingen in verleden en heden.

Voordat hem de Nobelprijs werd toegekend, ontving Naipaul tal van andere literaire prijzen en onderscheidingen. Zo won hij in 1971 de prestigieuze Bookerprize, ontving hij eredoctoraten van verschillende universiteiten, en werd hij in 1990 vanwege zijn verdiensten voor de literatuur door de Engelse koningin in de adelstand verheven; sindsdien gaat hij als ‘Sir’ door het leven. Maar ondanks deze talrijke blijken van waardering is Naipaul geenszins onomstreden. Zijn bepaald kritische stellingname tegenover de rol die de Islam de laatste decennia speelt, is hem niet in dank afgenomen. Vanwege zijn verregaande vereenzelviging met de Westerse beschaving en zijn vaak sarcastische commentaren op misstanden in de Derde Wereld, werd hij door sommige critici zelfs van racisme beschuldigd. – Naipaul verwijt regeringen en bevolking van Derde Wereldlanden in niet mis te verstane bewoordingen, dat zij al hun problemen wijten aan hun koloniale verleden, en dit als rechtvaardiging gebruiken om zelf volkomen apathisch te blijven. Daardoor verergeren zij hun problemen alleen maar. Bovendien hekelt hij de corruptie en gewelddadigheid die zich in deze landen niet zelden voordoen. – Naipaul is bekritiseerd, omdat hij meermaals heeft verklaard, dat het tijdperk van de roman voorbij is – en dan zelf doodgemoedereerd een nieuwe roman publiceert. En een voormalige vriend als de Amerikaan Paul Theroux, zelf een internationaal bekende schrijver van reisboeken en romans, hekelt het egoïsme van Naipaul, die zozeer overtuigd is van de uitzonderlijkheid van zijn talent dat zijn hele wereld om zijn roeping als schrijver draait. Daardoor doet hij, volgens Theroux, ook en juist mensen in zijn directe omgeving schromelijk tekort.

Achtergrond

Een opmerkelijke paradox in het werk van Naipaul is, dat het in hoge mate autobiografisch geïnspireerd is, terwijl de auteur zeer terughoudend is met mededelingen over zijn privé-leven. In de toespraak die hij hield bij de ontvangst van de Nobelprijs op 7 december 2001, Two Worlds, deed hij de in dit verband tekenende uitspraak dat ‘[…] alles wat het waard is over mij te weten in mijn boeken staat ‘.1 Toch is, voor een goed begrip van het werk van deze auteur, enige informatie over zijn afkomst en achtergrond van belang.

Vidiadhar Surajprasad Naipaul, meestal kortweg Vidia of – door intimi – Vido genoemd, werd op 17 augustus 1932 geboren in Chaguanas, Trinidad. Zijn ouders, Seepersad Naipaul en Bropatie Naipaul-Capildeo, behoorden tot de Indische gemeenschap van het eiland. Hun voorouders waren in de tweede helft van de negentiende eeuw uit het noorden van India naar Trinidad geëmigreerd, om daar – na de afschaffing van de slavernij – op de suikerplantages te gaan werken. De grootvader van vaderskant van Naipaul werkte nog op de plantage, maar zijn vader kreeg de kans een schoolopleiding te volgen. Hij werkte daarna voornamelijk als journalist, al deed hij tussendoor ook maatschappelijk onderzoek in dienst van de regering. Maar Seepersad Naipaul had eigenlijk de ambitie schrijver te worden. Hij schreef schetsen en verhalen, waarvan er enkele werden geselecteerd om te worden voorgelezen in het radioprogramma Caribbean Voices van de BBC Caribbean Service. Een aantal van deze verhalen verscheen in 1943 in boekvorm, onder de titel Gurudeva and other Indian Tales. Gurudeva is een bundel met humoristische schetsen van het leven in de Indische gemeenschap van Trinidad. Hoewel de uitgave een zeker succes had, kwam Seepersad Naipaul er niet toe om meer te publiceren, afgezien van een enkele bijdrage aan Caribbean Voices. In zijn voorwoord bij een heruitgave van de verhalen van zijn vader schrijft V.S. Naipaul daarover:

“Schrijvers hebben een bron van kracht nodig, anders dan die welke zij vinden in hun literair talent. Literair talent staat niet op zichzelf; het wordt gevoed door een samenleving en is voor zijn ontwikkeling afhankelijk van de aard van die samenleving. Wat voor mijn vader geldt, geldt voor andere schrijvers uit deze regio. De schrijver begint met zijn talent, vindt zelfvertrouwen in zijn talent, maar ontdekt dan dat het niet voldoende is, dat, in een zo misvormde samenleving als de onze, hij zichzelf door het gebruik van zijn talent heeft losgeslagen.”2

Voor V.S. Naipaul had de publicatie van Gurudeva grote betekenis: in zijn essay Reading and Writing, waarin hij ingaat op de achtergronden van zijn werk en er een verhelderend licht op werpt, schrijft hij dat het streven om schrijver te worden in hem tot ontwikkeling kwam toen hij elf jaar was, het jaar dat de bundel van zijn vader verscheen – al legt hij dit verband zelf niet uitdrukkelijk.

De familie Naipaul was in 1938 verhuisd naar Port of Spain, de hoofdstad van Trinidad. Op school bleek V.S. Naipaul een leergierige en intelligente leerling. Vanwege zijn goede prestaties werd hem een beurs toegekend om aan Queens Royal College een middelbare schoolopleiding te volgen. Ook op de middelbare school presteerde hij uitstekend, en hij won een beurs om Engelse letterkunde te gaan studeren aan University College, Oxford. Op 2 augustus 1950, vlak voor zijn achttiende verjaardag, vertrok Naipaul naar Engeland. Naast zijn studie begon hij te schrijven: hij leverde nu en dan een bijdrage aan het BBC-programma Caribbean Voices. Ook werd hij uitgenodigd om verhalen van zijn vader voor te lezen in dit programma. Na het behalen van zijn Bachelor-diploma (met lof), in 1953, werkte Naipaul kortstondig op de afdeling Catalogisering van de National Portrait Gallery, en voor de BBC. Maar zijn eigenlijke ambitie was schrijver te worden – zoals blijkt uit de correspondentie uit deze tijd met zijn vader, moeder en zussen, die in 1999 werd uitgegeven onder de titel Between Father and Son. Family Letters. Uit deze brieven komt naar voren, hoe eenzaam en arm Naipaul in zijn eerste jaren in Engeland was. Ook blijkt eruit, hoezeer hij de ambitie schrijver te worden deelde met zijn vader. Hun brieven hebben veelvuldig het karakter van de correspondentie tussen twee schrijvers, die elkaar proberen te adviseren en te stimuleren. Seepersad Naipaul overleed in 1953 aan een hartaanval, zevenenveertig jaar oud. Zijn zoon besefte dat hij, als hij zijn ambitie om schrijver te worden trouw wilde blijven, niet naar Trinidad moest terugkeren om, als oudste zoon, de zorg voor het gezin op zich te nemen. Met pijn in het hart volhardde hij in zijn roeping, in zekere zin ook als hommage aan zijn vader: hij wilde de ambitie waarmaken die zijn vader nooit had kunnen waarmaken. In 1955 trouwde Naipaul met de Engelse Patricia Ann Hale. Een jaar later bracht hij, voor het eerst sinds zijn vertrek in 1950, een bezoek aan Trinidad.

In 1957 werd The Mystic Masseur gepubliceerd, het debuut van V.S. Naipaul – maar niet het eerste boek dat hij schreef: dat was de verhalenbundel Miguel Street, die in 1959 als derde boek van Naipaul werd uitgebracht. Zijn internationale doorbraak kwam met zijn vierde boek, het tragikomische epos A House for Mr Biswas (1961). In 1960 had de regering van Trinidad en Tobago een beurs aan Naipaul toegekend, om te schrijven over het Caribisch gebied. Hij reisde zeven maanden rond in de regio, en de vrucht van die reis was The Middle Passage (1962). Na dit boek verschenen met grote regelmaat nieuwe werken van Naipaul, fictie zowel als essays en reisverslagen. Veel van zijn boeken – zijn reisverslagen over zijn bezoeken aan India, An Area of Darkness (1964), India: A Wounded Civilization (1977) en India: A Million Mutinies Now (1990); zijn boeken over de Islamitische wereld Among the Believers (1981) en Beyond Belief (1998); en romans als A Bend in the River (1979) en The Enigma of Arrival (1987) – kregen internationaal veel aandacht en waardering. In 1994 werd aan de Univeristeit van Tulsa, Oklahoma, het V.S. Naipaul-archief geopend, waar de auteur ook zelf manuscripten en andere documenten deponeerde. In 1996 overleed Patricia Ann Hale, de vrouw van Naipaul. Nog in hetzelfde jaar hertrouwde hij; zijn tweede vrouw is de Pakistaanse journaliste Nadira Khannum Alvi. De tot dusver laatste publicatie van Naipaul, de roman Half a Life, verscheen in 2001. Wel werd in 2002 onder de titel The Writer and the World een bloemlezing uitgebracht, met een selectie uit eerder gepubliceerde essays, waarvan het grootste deel al in boekvorm is verschenen.

Vroeg werk

Zoals opgemerkt debuteerde Naipaul in 1957 met The Mystic Masseur, maar was de verhalenbundel Miguel Street het eerste boek dat hij schreef. Miguel Street is een samenhangende reeks humoristische schetsen van het leven in een straat in Port of Spain. Als zodanig is deze bundel vergelijkbaar met Gurudeva, de verhalenbundel die Seepersad Naipaul had gepubliceerd. Beide boeken schetsen immers op humoristische wijze een beeld van het leven in de gemeenschap waaruit de auteur afkomstig is. Maar in zijn autobiografische essay ‘Prologue to an autobiography’, opgenomen in Finding the Centre (1984), schrijft V.S. Naipaul dat hij – anders dan zijn vader – afstand nodig had om zijn boek te kunnen schrijven: hij kon het alleen maar schrijven omdat hij uit Trinidad was weggegaan, en vanuit Engeland letterlijk en figuurlijk met distantie een portret kon geven van de wereld waarin hij was opgegroeid. In hetzelfde essay beschrijft Naipaul hoe hij kwam tot het schrijven van Miguel Street. Na het afsluiten van zijn studie in Oxford was hij woonachtig in Londen, en hij had maar één doel voor ogen: schrijver worden. Maar hij was een schrijver zonder onderwerp – hij wilde schrijven, maar wist niet waarover. Hij probeerde van alles, tot hij op zekere dag de openingszin van het verhaal ‘Bogart’ uit Miguel Street opschreef: ‘Elke ochtend als hij opstond ging Hoed op de reling van de veranda achter zijn huis zitten en riep naar de overkant, “Gaat ie, Bogart?’.3 Die openingszin riep haast vanzelf de volgende zin op, en zo schreef het verhaal bijna zichzelf: de schrijver had zijn onderwerp en zijn eigen stem gevonden. De andere verhalen in Miguel Street volgden bijna in een roes: terwijl Naipaul schreef over de buurt van zijn jeugd herinnerde hij zich meer en meer, en zo dienden zich telkens nieuwe verhalen aan. De plot van die verhalen ontleende Naipaul veelvuldig aan films die hij in de bioscoop had gezien. De volgende boeken die Naipaul schreef – The Mystic Masseur, The Suffrage of Elvira en A House for Mr Biswas – kwamen min of meer volgens hetzelfde procédé tot stand. Het zijn humoristische romans over gebeurtenissen die Naipaul op Trinidad had meegemaakt. A House for Mr Biswas is zonder meer het hoogtepunt van deze reeks: het is het epische verhaal van Mr Biswas – ruwweg gemodelleerd naar Seepersad Naipaul; een gedeelte van één van diens verhalen is zelfs verwerkt in de roman -, die trouwde met  een vrouw uit een invloedrijke familie. Hij gaat inwonen bij zijn schoonfamilie, maar wil niets liever dan bewijzen dat hij niet afhankelijk is van die schoonfamilie – en het ultieme bewijs van die onafhankelijkheid zou zijn als hij met zijn gezin een eigen huis zou kunnen betrekken. Dat eigen huis wordt een obsessie voor Mr Biswas: zijn hele leven staat in het teken van het verwezenlijken van deze droom. A House for Mr Biswas is niet alleen een hoogtepunt in het vroege werk van Naipaul, het is ook een eindpunt. Met deze omvangrijke roman was de bron van verhalen die zich haast als vanzelf aandienden uitgeput – Naipaul vreesde dan ook dat hij, nu hij alles over zijn onderwerp had gezegd, was uitgeschreven.

Maar, zoals hij het zelf omschrijft, hij kreeg hulp van het toeval: hij werd door de regering van Trinidad en Tobago uitgenodigd om te schrijven over het Caribisch gebied, en die uitnodiging leidde tot zijn vijfde boek, The Middle Passage, zijn eerste non-fictie boek. Hij begon, zo schreef hij later, aan de opdracht om te schrijven over de regio waaruit hij afkomstig is met allerlei romantische en naïeve ideeën over wat het inhoudt een reisschrijver te zijn. Maar al werkend aan dit boek moest hij die ideeën ingrijpend herzien: hij moest zichzelf als schrijver als het ware opnieuw uitvinden. Hij leerde, dat hij niet alleen kon schrijven over wat hij zich herinnerde, maar ook over wat hij om zich heen zag, over wat hem werd verteld, over wat hij las. The Middle Passage markeert zo de overgang van het vroege werk van Naipaul naar het latere werk: vanaf dit boek is hij niet langer de schrijver die zich baseert op herinneringen, hij wordt nu de schrijver die heel uiteenlopend materiaal – eigen waarneming en ervaring, literatuur, gesprekken met anderen, archivalia – verwerkt tot boeken, fictie zo goed als non-fictie, waaraan hij die vorm geeft die hem het meest passend lijkt. Daarbij laat hij zich niet leiden door voorbeelden uit de literatuur: hij zoekt naar de vorm die het beste past bij wat hij wil vertellen, en hij schroomt niet nieuwe vormen te ontwikkelen. Daarbij vermengt hij traditioneel onderscheiden genres als fictie, reportage, geschiedschrijving en autobiografie – hij gaat, wars van alle literaire modes, zijn eigen gang. Verschillende critici beschouwen het Engels dat Naipaul schrijft als het beste Engels dat tegenwoordig wordt geschreven. Zelf benadrukt hij dat zijn stijl een middel is: hij wil zo helder mogelijk verwoorden wat hij wil zeggen, en zijn stijl van schrijven mag de lezer vooral niet opvallen en daardoor afleiden van de inhoud.

Later werk

In 1962 werd Naipaul een beurs toegekend om een boek over India te schrijven. De reis die hij daarheen maakte, was een zoektocht naar het India waar zijn voorouders vandaan kwamen. Zijn afkomst was in duisternis gehuld, hij wist niet veel meer dan dat zijn voorouders oorspronkelijk uit India stamden. Het verslag van deze reis is An Area of Darkness (1964). Met dat boek is de thematiek gegeven, die alle volgende werk van Naipaul tot een eenheid maakt. Op de een of andere manier is al zijn werk sindsdien – fictie en non-fictie -, letterlijk of figuurlijk, een ontdekkingsreis; een poging om greep te krijgen op aspecten van de wereld waarin hij opgroeide en zich ontwikkelde tot degene die hij geworden is. In zijn toespraak bij de uitreiking van de Nobelprijs zei Naipaul daarover:

“Toen ik schrijver werd, werden die duistere plekken die ik als kind rondom mij zag mijn onderwerpen. Het land; de inheemse bevolking; de Nieuwe Wereld; de kolonie; de geschiedenis; India; de wereld van de Islam, waarmee ik mij ook verwant voelde; Afrika; en later Engeland, waar ik schreef.”4

De duistere plekken die Naipaul in zijn jeugd rondom zich zag, wil hij in zijn werk belichten. Deze thematiek bepaalde ook de agenda van Naipaul als reisschrijver. Hij reisde niet naar streken waar nog zelden een auteur was geweest, iets wat sommige reisschrijvers nastreven, of naar landen die om één of andere reden in het nieuws waren. Naipaul reisde alleen naar die landen, waar hij hoopte iets te weten te komen over zijn eigen achtergrond. In het geval van India ligt dit voor de hand – daar immers kwamen zijn voorouders vandaan. Maar het geldt evenzeer voor Afrika, waar de oorsprong ligt van de zwarte bevolking van Trinidad; of voor de Islamitische wereld, waar hij meer begrip hoopte te kunnen krijgen van de godsdienst waarmee hij in zijn jeugd op Trinidad al kennis had gemaakt.

Van deze verslagen van zijn ontdekkingsreizen naar aspecten van zijn achtergrond, zijn de twee boeken die Naipaul schreef over de wereld van de Islam het meest geruchtmakend geweest. Het eerste, Among the Believers: An Islamic Journey (1981) is het resultaat van reizen die Naipaul in 1979 maakte door Iran, Pakistan, Maleisië en Indonesië. Dit boek heeft nadrukkelijk het karakter van een onderzoek: Naipaul wil inzicht krijgen in de Islam. Door middel van eigen waarnemingen en ervaringen en, vooral, gesprekken met mensen die hij tijdens zijn reizen ontmoet, ontwikkelt Naipaul een visie op deze godsdienst. Hij karakteriseert de Islam als een geheel van dogmatische regels, die zijn afgestemd op de spirituele, politieke en maatschappelijke ideeën die leefden in Arabië ten tijde van Mohammed. Deze dogmatische regels worden niet rationeel beargumenteerd, maar autoritair opgelegd: over deze regels is dan ook, aldus Naipaul, geen discussie mogelijk – zij moeten worden opgevolgd omdat zij teruggaan op het gezag van Mohammed, en, door hem, van de Koran en Allah. Op de naleving van deze regels wordt toegezien door geestelijk leiders. Daarmee berust de Islam uiteindelijk op het onbetwijfelbare geloof in dogmatische regels, en op het gezag van de geestelijk leiders. Als gevolg van deze eigenschap kan de Islam zich, volgens Naipaul, niet ontwikkelen. Daarmee gaat de geschiedenis aan de wereld van de Islam voorbij – en vandaar dat sommige aspecten van de Islamitische beschaving in Westerse ogen middeleeuws aandoen: de positie van de vrouw, de methoden in het godsdienstonderwijs (van buiten leren), het rechtssysteem met zijn draconische straffen. Zij doen middeleeuws aan – omdat ze middeleeuws zijn: ze stammen uit het middeleeuwse Arabië. Maar ondanks deze afwijzing van maatschappelijke en politieke verandering maken de regeringen van Islamitische landen, paradoxaal genoeg, gebruik van de technologische verworvenheden van de Westerse wereld. Zij gebruiken computers, auto’s, vliegtuigen en – zoals in Iran – zelfs de revolutionaire retoriek van het Westen, maar stellen die ten dienste van de Islam. Maar, aldus Naipaul, het ideaal van een Islamitische staat kan nooit worden verwezenlijkt: Islamitische regeringen kunnen de sociale en politieke problemen waarmee zij in de hedendaagse wereld hoe dan ook te maken krijgen, niet oplossen  zolang het geloof de enige oplossing is die zij bieden. Voor het individu in Islamitische landen betekent dit alles, dat het zich in een keurslijf bevindt en zich maar zeer beperkt kan ontwikkelen: van echte zelfbeschikking is geen sprake. Dit leidt tot frustratie en opgekropte woede – frustratie en opgekropte woede die zich niet tegen de Islam keren, maar, gekanaliseerd door de Islam, tegen het Westen, waar die zelfbeschikking wel bestaat.

In 1995, zestien jaar na zijn eerste reis, bezocht Naipaul dezelfde vier landen opnieuw. Het verslag van deze reis is Beyond Belief (1998). Had Among the Believers nog vooral het karakter van een onderzoek, in Beyond Belief zoekt – en vindt – Naipaul vooral de bevestiging van de inzichten waartoe hij na zijn eerste reis door de wereld van de Islam is gekomen. Hij komt dan ook nauwelijks tot nieuwe conclusies. Wel benadrukt hij veel meer dan in Among the Believers de Arabische herkomst van de Islam, en hij verbindt daaraan de gedachte dat de verspreiding van de Islam buiten de Arabische wereld in feite niets meer of minder is dan een uiterst kwalijke vorm van imperialisme. Hij staat daar negatiever tegenover, dan tegenover het imperialisme van de Westerse landen in de negentiende eeuw. Het Westerse imperialisme had volgens Naipaul tenminste ook positieve gevolgen gehad, van de verspreiding van de Islam kan dat naar zijn mening niet worden gezegd.

Gezien het uitgesproken kritische karakter van de opvattingen over de Islam die Naipaul in Among the Believers en Beyond Belief naar voren brengt, is het niet verwonderlijk dat beide boeken de nodige reacties hebben opgeroepen. Een bekend voorbeeld is het oordeel van de internationaal bekende politicoloog Edward Saïd – van Palestijnse oorsprong, maar sinds jaar en dag werkzaam in de Verenigde Staten – over Naipaul. Volgens Saïd heeft Naipaul werkelijk niets van de Islam begrepen.

Minder geruchtmakend, maar evenmin onomstreden is de wijze waarop Naipaul over Afrika schrijft. Hij behandelt dit onderwerp in de novelle In a Free State, de roman A Bend in the River, en in de essays ‘A new king for the Congo’, ‘Conrad’s Darkness’ – beide opgenomen in de bundel The Return of Eva Peron -, en ‘The Crocodiles of Yammoussoukro’, opgenomen in Finding the Centre. Naipaul beschrijft in deze werken de cultuur van met name Congo en Ivoorkust als een bijna vermakelijke imitatie van de Westerse cultuur. Maar onder de oppervlakte van die imitatie speelt steeds de dreiging van een even plotselinge als onverklaarbare uitbarsting van geweld, door Naipaul als kenmerkend voor Afrika beschouwd. Juist het gegeven dat dergelijke uitbarstingen van geweld onverklaarbaar zijn laat zien, dat de Afrikaanse cultuur uiteindelijk een raadsel is. In de novelle In a Free State wordt deze analyse verbeeld door het verhaal van de reis die twee Engelsen, een man en een vrouw, door een niet met name genoemd Afrikaans land maken. In dit land dreigt een burgeroorlog te ontbranden – en het hele verhaal is doortrokken van de sfeer van dreiging. De Engelse reizigers ervaren de Afrikaanse natuur als dreigend, en beseffen dat de politieke situatie dreigend is. Bij al hun ontmoetingen met Afrikanen tijdens hun reis voelen de reizigers zich in mindere of meerdere mate bedreigd, het meest – en met recht, zo blijkt – als zij stuiten op een groep rondtrekkende soldaten. In alle geschriften van Naipaul over Afrika speelt die dreigende sfeer een rol. Vanwege die sfeertekening is Naipaul van racisme beschuldigd: men verwijt hem dat hij het voorstelt alsof zwarten van nature geneigd zijn tot geweld, tot geweld waarvoor geen reden bestaat. Naipaul wijst deze beschuldigingen van de hand – wie de geschiedenis van Afrika in de laatste decennia bestudeert kan niet anders dan vaststellen dat er veelvuldig sprake is van onverklaarbare uitbarstingen van geweld, zo stelt hij. Hij ziet zijn eigen houding als die van de waarnemer, die beschrijft wat hij ziet, en niet oordeelt of veroordeelt.

Vanuit die houding van niet-betrokken waarnemer heeft Naipaul geprobeerd, ook zijn eigen ontwikkeling in kaart te brengen. Dit is het onderwerp van de essays ‘Prologue to an autobiography’, opgenomen in Finding the Centre (1984), en Reading and Writing (2000); en van de prozaboeken The Enigma of Arrival (1987), A Way in the World (1994) en Half a Life (2001). Heeft Naipail zijn ervaringen in het laatstgenoemde boek gebruikt in een fictief verhaal, The Enigma of Arrival daarentegen is – hoewel dit werk als ondertitel ‘A Novel’ heeft – een zuiver autobiografisch boek. The Enigma of Arrival is één lange meditatie op het thema ‘aankomst’, waarbij Naipaul dit thema in verschillende richtingen uitwerkt. Eén van die richtingen is de aankomst van de immigrant in een nieuw land, een overdenking van de reis die de schrijver heeft gemaakt van Trinidad naar Engeland, van Port of Spain naar een niet met name genoemd dorp in de buurt van Salisbury. De auteur gaat dan onder meer in op de vraag, wanneer een immigrant echt is aangekomen in zijn nieuwe land, wanneer hij zich met recht een inwoner van dat nieuwe land mag noemen, en niet langer een vreemdeling. In dit kader bespreekt hij ook de ontwikkeling van de immigrant, die zich als individu ergens vestigt maar dan langzaam deel gaat uitmaken van een gemeenschap. Een andere richting waarin Naipaul zijn thema uitwerkt is die van de ‘reis’ die hij heeft gemaakt van beginnend schrijver tot arrivé in de literatuur; in dit verband overdenkt hij zijn eerdere werk. Deze, en andere, richtingen waarin Naipaul het thema ‘aankomst’ uitwerkt, verknoopt hij zodanig met elkaar dat al die overdenkingen op elkaar inwerken en tot een geheel worden. Dit alles plaatst hij in het decor van het Engeland onder Margaret Thatcher – in de ogen van Naipaul een land in verval. Dat maakt hij bijvoorbeeld symbolisch duidelijk door beschrijvingen van de tuin van zijn buurman, Jack; toen Naipaul in het dorp kwam wonen had Jack een prachtig onderhouden tuin, maar Jack wordt ziek en komt te overlijden, en de nieuwe bewoners laten de ooit zo prachtige tuin overwoekeren door onkruid. De wijze waarop Naipaul alle lijnen in The Enigma of Arrival met elkaar vervlecht maakt dit boek tot een inhoudelijk bijzonder rijk werk. Het is bovendien prachtig geschreven – een hoogtepunt in het werk van Naipaul, en een hoogtepunt in de Engelstalige literatuur van de twintigste eeuw.

Besluit

Critici van Naipaul hebben wel beweerd, dat de toekenning van de Nobelprijs voor Literatuur aan deze auteur in juist 2001 werd ingegeven door oneigenlijke, politieke motieven. Immers, het zou geen toeval zijn, dat juist in het jaar van de aanslag op het World Trade Centre de prijs werd toegekend aan een auteur die zich heeft ontpopt als een uitgesproken criticus van de rol die de Islam de laatste jaren is gaan spelen.

Of er nu iets waar is van deze bewering of niet, het laat onverlet dat de Nobelprijs voor Literatuur in 2001 is uitgereikt aan een schrijver, die onmiskenbaar behoort tot de belangrijkste auteurs in de Engelse taal in de twintigste eeuw. In een loopbaan die nu al meer dan veertig jaar omvat heeft Naipaul boeken geschreven die algemeen worden erkend als meesterwerken – A House for Mr Biswas, A Bend in the River, The Enigma of Arrival -; hij schrijft eenvoudig, helder en prachtig Engels, waaruit alle opsmuk zorgvuldig is verwijderd; en hij schroomt niet zijn opvattingen naar voren te brengen, ook al weet hij op voorhand dat wat hij presenteert als wellicht onaangename waarheden felle kritiek zal uitlokken. Voor de Zweedse Academie redenen genoeg om deze auteur de belangrijkste literaire prijs toe te kennen; voor iedereen die geïnteresseerd is in literatuur redenen genoeg om het werk van deze auteur met grote aandacht te lezen.

 

 

Boeken van V.S. Naipaul

 

The Mystic Masseur (1957)

The Suffrage of Elvira (1958)

Miguel Street (1959)

A House for Mr Biswas (1961)

The Middle Passage (1962)

Mr Stone and the Knights Companion (1963)

An Area of Darkness (1964)

The Mimic Man (1967)

A Flag on the Island (1967)

The Loss of El Dorado (1969)

In a Free State (1971)

The Overcrowded Barracoon (1972)

Guerillas (1975)

India: A Wounded Civilization (1977)

A Bend in the River (1979)

The Return of Eva Peron with The Killings in Trinidad (1980)

Among the Believers (1981)

Finding the Centre (1984)

The Enigma of Arrival (1987)

A Turn in the South (1989)

India: A Million Mutinies Now (1990)

A Way in the World (1994)

Beyond Belief (1998)

Between Father and Son. Family Letters (1999)

Reading and Writing (2000)

Half a Life (2001)

The Writer and the World (2002)

 

Literatuur

 

  • Gupta, Suman, V.S. Naipaul (Plymouth 1999)
  • Hughes, Peter, V.S. Naipaul (Londen en New York 1988)
  • Joris, Lieve, ‘Met V.S. Naipaul op Trinidad’, in: Lieve Joris, Zangeres op Zanzibar (Amsterdam en Leuven 1992), 57-113
  • Naipaul, Shiva, ‘My Brother and I’, in: Shiva Naipaul, An Unfinished Journey (Londen 1988 [eerste druk: 1986]), 23-29
  • Theroux, Paul, Sir Vidia’s Shadow. A Friendship Across Five Continents (Boston en New York 1998); in het Nederlands verschenen als De geschiedenis van een vriendschap (Amsterdam en Antwerpen 1999)

 

Belangwekkend is ook de website van de Nobel stichting:

http://www.nobel.se/literature/laureates/2001/

 

 

 

1 ‘[…] everything of value about me is in my books’; V.S. Naipaul, Two worlds. De tekst van deze toespraak staat op de website van de Nobelstichting: http://www.nobel.se/literature/laureates/2001/.

2 ‘Writers need a source of strength other than that which they find in their talent. Literary talent doesn’t exist by itself; it feeds on a society and depends for its development on the nature of that society. What is true of my father is true of other writers of the region. The writer begins with his talent, finds confidence in his talent, but then discovers that it isn’t enough, that, in a society as deformed as ours, by the exercise of his talent he has set himself adrift’; V.S. Naipaul, ‘Foreword’, in: Seepersad Naipaul, The Adventures of Gurudeva (Londen 1995), 19.

3 ‘Every morning when he got up Hat would sit on the banister of his back verandah and shout across, “What happening there, Bogart?”‘; V.S. Naipaul, Miguel Street (Harmondsworth 1986 [eerste druk 1959]), 9.

4 ‘When I became a writer those areas of darkness around me as a child became my subjects. The land; the aborigines; the New World; the colony; the history; India; the Muslim world, to which I also felt myself related; Africa; and then England, where I was doing my writing.’; V.S. Naipaul, Two worlds.