Guido Vanheeswijck*

 

Tijdens de eerste decennia na de Tweede Wereldoorlog was het gevoel van onrechtvaardigheid over de zogenaamde repressie en epuratie door de Belgische staat een onderdeel geworden van de identiteit van (een deel van) de Vlaamse beweging. Dat gevoel van onrechtvaardigheid maakte de laatste jaren stelselmatig plaats voor een meer afstandelijke zoektocht naar inzicht in de houding van ouders en grootouders door de huidige generaties van historici en romanciers. Auteurs gingen kritisch reflecteren op het beeld van de Vlaamse emancipatie zoals dat door overwegend Vlaams-nationalisten was geconcipieerd.

Binnen de context van dat historisch onderzoek is het gevoel van onrechtvaardigheid over repressie en epuratie in grote mate vervangen door een gevoel van schaamte over de excuses en vergoelijking van en door de collaborateurs. Het oude, identiteitsvormende verhaal dat collaboratie vooral of uitsluitend ingegeven was door liefde voor Vlaanderen en dat onze voorouders door de Duitsers en de anticommunistische campagne van de katholieke kerk waren misleid, werd gaandeweg als een valse of op zijn minst eenzijdige mythe ontmaskerd.

Voor mij ligt het meest recente boek van Björn Rzoska, Gedeelde grond. Rzoska is in Vlaanderen vooral bekend als politicus. Hij was geruime tijd fractieleider van de Groene partij in het Vlaamse parlement en ondervoorzitter van de partij. Na de verkiezingen van dit jaar neemt hij afscheid van de nationale politiek en over de reden daarvan licht hij aan het slot van dit boek een tip van de sluier op.

Als historicus van opleiding schreef hij eerder een boek over het interneringskamp in Lokeren, waar onder meer zijn grootvader Paul Rumes na de oorlog was opgesloten. In dit boek vertelt hij gedetailleerd het levensverhaal van zijn beide grootvaders. Rzoska is de kleinzoon van Paul Rumes, een Vlaamse oostfronter en van Stefan Rzoska, een Poolse vrijheidsstrijder. Dat vertellen althans alle familieverhalen die de kleine Björn te horen krijgt. Maar wat is waar en onwaar in al die verhalen wanneer je ze aan historisch bronnenmateriaal  toetst? Was Paul een idealistische oostfronter die vanuit zijn katholieke overtuiging het goddeloze communisme wilde bestrijden en overtuigd flamingant was? Of was hij veeleer een fervente aanhanger van de Nazi-ideologie? En wat was de waarheid in het naturalisatiedossier van Stefan? Had hij daadwerkelijk gevochten in het Poolse bevrijdingsleger?

Op basis van archiefmateriaal uit binnen- en buitenland reconstrueert de historicus-kleinzoon minutieus het oorlogstraject van zijn twee grootvaders die tijdens de oorlog ooit in dezelfde Duitse stad, Breslau – nu het Poolse Wroclaw – woonden en na de oorlog op een boogscheut van elkaar in Waasmunster gingen wonen. Zijn zoektocht naar wie zijn beide grootvaders werkelijk waren dwingt hem de altijd terugkerende familieverhalen bij te stellen. Zo prikt Gedeelde grond niet alleen de typische zwijgcultuur door die in zoveel Vlaamse families over het oorlogsverleden van hun (groot)ouders heerste. Het leest bij momenten ook als een heus detectiveverhaal, op zoek naar de ware daden en onderliggende motieven van Paul en Stefan, hun familie en vrienden.

Rzoska doet dat met veel fijngevoeligheid, ook al is de waarheid niet altijd even aangenaam  te aanvaarden voor een kleinzoon. Het doen en laten van de twee mannen wordt met een scalpel gefileerd, maar ze blijven altijd zijn ‘opa’s’. Een afstandelijke onderzoektonaliteit overheerst, maar een melancholische fijngevoeligheid wordt daardoor niet weggeduwd. Als historicus is hij daarbij niet over één nacht ijs gegaan. Naast het archiefmateriaal heeft hij de plaatsen in Polen, Pruisen en Frankrijk bezocht die voor het gedrag van zijn beide grootouders van belang zijn geweest. Uiteindelijk belanden beide mannen op gedeelde grond, in het dorp Waasmunster. ‘Een dorp, een oorlog, een thuis en een toevluchtsoord. Dit is gedeelde grond.’ Ook hijzelf, als de kleinzoon van beide mannen, is gedeelde grond.

Het boek eindigt met een pleidooi voor vergeving. Op 9 november 2022 wordt een zitting van de plenaire vergadering van het Vlaamse parlement besloten met een minuut stilte waarop oud-senator en oostfronter Oswald Van Ooteghem wordt herdacht. Nagenoeg de hele vergadering verlaat het halfrond en laat de herdenking over aan (extreem)rechtse partijleden. Alleen Björn Rzoska en één enkele vertegenwoordiger van Groen, Johan Danen, blijven rechtstaan. ‘Er breekt iets diep in mezelf. Faal ik als historicus? (…) Of moeten historici er zich bij neerleggen dat politici zelf de oorlog niet overstijgen? Niet willen overstijgen? De wetenschappelijke inzichten negeren, ze zelfs niet lezen’.

Rzoska suggereert dat die weigering tot verzoening binnen zijn eigen partij zijn besluit om de nationale politiek te verlaten heeft vergemakkelijkt. Zelf heeft hij de oude, eenzijdige ‘funderingsmythe’, waarin de mistoestanden van de collaboratie werden toegedekt, definitief achter zich gelaten. Maar de (groot)vadermoord in zijn boek ziet hij vooral als een oproep tot empathie en vergeving na bijna tachtig jaar. In de marge daarvan bepleit hij een verdere ontsluiting van de strafdossiers om een zo genuanceerd mogelijk beeld te krijgen van wat er tijdens en na de oorlog is gebeurd.

 

Björn Rzoska, Gedeelde grond, Ertsberg, Deurne, 2024, 222 blz., ISBN 9789464750751, € 27,50