Pieter-Jan Buyle*

Als Taiwan ter sprake komt na nieuwe spanningen met China, zal de berichtgeving kort toelichten dat China Taiwan beschouwt als een ‘opstandige provincie’. Toch stond Taiwan niet altijd in het vizier van China. In feite zijn er in de Nieuwe Wereld langer Europeanen dan nederzettingen van Chinezen op Taiwan. Dat klinkt absurd, maar de verschillende keizerlijke dynastieën hadden duizenden jaren lang genoeg aan hun eigen gigantische gebied. Interesse in het overzeese is eerder uitzondering dan regel in de Chinese geschiedenis.

Taiwan was echter niet onbewoond. Al vanaf de prehistorie is het bevolkt door Austronesische aborigines die nog altijd een klein percentage uitmaken van de huidige Taiwanese bevolking. Velen in Taiwan zijn zelfs trots op een inheemse voorouder die ze menen te hebben. Stammenoorlogen waren in die voorgeschiedenis schering en inslag, en dat maakte het in de antieke tijd en de middeleeuwen voor Chinese boeren en vissers allesbehalve aantrekkelijk zich in dat endemische strijdgewoel te mengen. Af en toe stuurden de Chinezen expedities naar het eiland, maar die leidden niet tot migratie en waren vooral gemotiveerd door nieuwsgierigheid en het eisen van tribuut. Vaak werden gezanten tijdens deze expedities gedood en dus bleef de Straat van Taiwan – een goede 130 kilometer zee met vaak verraderlijk weer – een veilige grens waarmee de keizers tevreden waren. Die veilige grens bestaat al een tijd niet meer en dat heeft ten dele te maken met kapotte beelden in Steenvoorde.

 

De Tijger, de Draak en de Arend

De kans is groot dat u dit artikel kunt lezen dankzij een computerchip die is ontwikkeld in Taiwan. Taiwan Semiconductor Manufacturing Company (TSMC), de grootste computerchipfabrikant ter wereld en het vlaggenschip van de Taiwanese industrie, produceert meer dan 60% van alle chips in de wereld, en 92% van de meest geavanceerde wafers. Wat dit betreft is het label Made in Taiwan niet minder actueel gebleven. In de jaren tachtig was dat label niet weg te denken op producten, variërend van textiel tot plastic speelgoed, en dit verschafte het land een economische plek in de wereld die het juist toen op politiek vlak was kwijtgeraakt. Het is immers in diezelfde jaren tachtig dat Taiwan, na toenadering tussen de Verenigde Staten en China, niet alleen moest afzien van de zetel in de VN, maar ook de internationale erkenning als natiestaat verloor.

De ongelofelijke economische groei van het eiland staat geboekstaafd als het Taiwanese mirakel, en daarmee stond het eiland bekend als één van de Aziatische Tijgers. Singapore, Zuid-Korea, Taiwan en Hongkong konden toen bogen op imposante groeicijfers, en miljoenensteden met indrukwekkende skylines spraken tot de verbeelding. Een modern oriëntalisme keek op naar futuristisch aandoende metropolen, en verschilde in esthetiek sterk van het oude oriëntalisme dat het vooral moest hebben van de ongerepte traditie en mystiek die men in het Verre Oosten meende te vinden.

Twee van deze Tijgers, Taiwan en Hongkong, voelden de afgelopen jaren de hete adem van de opnieuw zelfverzekerd geworden Draak van het vasteland.

De ironie van de geschiedenis wil dat dit vuurspuwen aan de schenen van Taiwan door het heroplevende China het gevolg is van de handdruk die de Amerikaanse president Richard Nixon voorzitter Mao Zedong gaf. Een rapprochement werd, onder anderen door wijlen Henry Kissinger, bewerkstelligd met oog op het zoeken van een tegenwicht tegen de Sovjet-Unie. Peking zou uiteindelijk de Amerikaanse bewapening en financiële hulp aan de moedjahedien tijdens de Afghaanse Oorlog tegen de Sovjets steunen. Zelf startte China een militaire expeditie tegen Vietnam, toentertijd de belangrijkste tegenstander van Amerika in Zuidoost-Azië.

Decennia later is de vijand van mijn vijand echter terug te vinden op een ietwat evenwijdige lijn met Moskou. Deze renversement des alliances van China heeft Washington (nog) niet beantwoord met het terugkomen op de beslissing Peking te erkennen als de vertegenwoordigende autoriteit van de Chinese natie. Want dat is net wat voorafging aan de economische boom van Taiwan.

In het kielzog van Nixon kondigde Jimmy Carter in 1978 aan de diplomatieke verhoudingen met Taipei stop te zetten en de Volksrepubliek officieel als de vertegenwoordigende autoriteit van China te beschouwen. België deed dit al in 1971, Nederland volgde het jaar nadien. Een sneeuwbaleffect met de verschuivende kracht van een gletsjer sleurde de hele internationale gemeenschap mee in deze diplomatieke ommezwaai. Tot dan toe stond de Republiek China borg voor die vertegenwoordiging en waren alle instellingen van het nationalistische China te vinden op Taiwan. Dat is tot op vandaag de dag nog steeds zo. Op alle officiële documenten ziet men nog altijd heel duidelijk ROC, oftewel Republic of China, staan en wordt Taiwan er slechts tussen haakjes bijgeschreven. Een naamswijziging zou betekenen dat Taiwan zichzelf niet langer beschouwt als ‘Chinees’ en dat zou separatisme betekenen. Dit is een principe dat gekend staat als het Een-Chinabeleid en is ook het gevolg van de beslissingen van president Carter. De Volksrepubliek China en de Republiek China zijn het erover eens dat er maar één China is. Ze zijn het er echter niet over eens wat nu het echte China is. Dat klinkt heel omzichtig en dat is het ook. Daar gaat de rest van de wereld in mee. Soms vergeten politieke leiders, maar ook andere bekendheden zoals popsterren, dit principe en spreken ze over Taiwan als een natie en staat. De Volksrepubliek ontsteekt dan in woede over dit soort misverstanden en die woede, van de zelfverklaarde vertegenwoordigers van ruim een miljard Chinezen, is voldoende om velen op hun schreden te doen terugkeren. Excuses worden dan aangeboden omdat men heeft gesproken over iets irreëel.

 

Zwaarbewapend vluchtelingenkamp

Zolang de inkt in Taiwan blijft verwijzen naar Chinese instellingen op het eiland, zal China zich, voorlopig, niet al te veel zorgen maken. Daarom volgt de Volksrepubliek de verkiezingen in de Republiek altijd met wrevel.

Dit heeft maar weinig te maken met een inherente afkeer die het regime zogezegd zou hebben van de democratie, maar veeleer met de keuze die de Taiwanezen zouden kunnen maken. De partij die nu voor een derde termijn het eiland bestuurt, is namelijk de Democratic Progressive Party (DPP) en die opteert voor een heel andere – meer op het Westen gerichte – toekomst voor Taiwan dan de partij die traditioneel met de ROC werd geassocieerd: de Kwomintang.

De Kwomintang (KMT) is de politieke partij die na het einde van de Tweede Wereldoorlog en tot diep in de jaren negentig aan de macht was in Taiwan. Het was dezelfde partij die China, na het einde van de laatste keizerlijke dynastie, omvormde tot een republiek. Volwaardig was die republiek niet, want de partij had af te rekenen met een puinhoop. China werd geteisterd door krijgsheren en zodra het opruimen daarvan achter de rug was, moest het een oorlog met Japan uitvechten. Na die wereldbrand moesten de toen al autoritaire leider van de KMT, Chiang-Kai Shek, en het gehavende Republikeinse leger afrekenen met de ideologisch gedreven communisten van Mao Zedong, die tot dan toe de gemeenschappelijke Japanse vijand hadden bestreden. Het monsterverbond tussen de twee mocht niet baten en de Generalissimo zag zich gedwongen met het restant van zijn strijdmacht, gigantisch veel antieke kunstschatten (die nog altijd te bezichtigen zijn in het National Palace Museum in Taipei) en een vluchtelingengolf van miljoenen vastelanders terug te trekken op het enige deeltje van China dat de communisten niet in handen hadden: Taiwan.

De ruggensteun mocht dan van het Westen komen, de blik bleef gericht op het Chinese vasteland. Die droom van een terugkeer naar het vasteland heeft de KMT tot op de dag van vandaag niet opgegeven. De Verenigde Staten gaven, vooral na de Koreaanse Oorlog, Chiang-Kai Shek alle hulp die hij nodig had om zich te handhaven op Taiwan. Ook zij hoopten dat Taiwan een tijdelijke uitvalsbasis zou zijn voor hun bondgenoot in een burgeroorlog die nog moest worden beslist. Hij en zijn regime bewezen dus hun nut voor de Verenigde Staten, die tijdens de Koude Oorlog nog een hele schare aan autoritaire regimes steunden die – als ze anticommunistische sympathieën koesterden – op de onverdeelde hulp van Washington konden rekenen. Maar ‘Free China’, zoals het op de Amerikaanse Tv-schermen toentertijd werd benoemd, werd allesbehalve als ‘vrij’ ervaren door de Taiwanese bevolking. Decennialang zou de staat van beleg van kracht zijn, en werd het excuus van communistische infiltranten gebruikt om de positie van de nieuwkomers te verstevigen. Een elite van wat in de praktijk zwaarbewapende vluchtelingen waren, voerde een waar terreurbewind en zette meer dan 140.000 mensen gevangen, van wie er tienduizenden werden geëxecuteerd. Deze politieke repressie, die de ‘White Terror’ wordt genoemd, heeft niet geleid tot rancune bij de bevolking tegenover de vastelanders. Op dat vlak is Taiwan een bewonderenswaardig voorbeeld van een maatschappij waarin de bloedige plooien tussen bevolkingsgroepen gladgestreken zijn en niet meer worden aangehaald voor politiek profijt.

Alweer wil de ironie van de geschiedenis dat geopolitiek de kop opsteekt om alles wat steekhield opnieuw in soms absurde richtingen te sturen. De KMT, die na de democratisering van de jaren negentig een liberaal elan heeft gezocht, staat nu bekend als de politieke familie die net vriendschappelijke banden wenst met het vasteland. Absurd klinkt dat ook weer niet, want de KMT had altijd al de blik op het vasteland gericht en identificeert zich nog altijd als een Chinese politieke partij die de Republiek van China voorstaat. In plaats van gewapenderhand terug te keren naar het vasteland, hoopt de KMT Peking nu met geld te overtuigen van de meerwaarde van een vrije samenleving. Op dat vlak verschilt de KMT qua overtuiging niet veel van andere westerse neoliberale leiders die tot voor kort hetzelfde geloofden: laat de markt zijn werk doen in China en de politieke hervormingen volgen wel. China is wat dat betreft een goede lezer van de Schrift, want het weet dat je Mammon en God inderdaad niet tegelijk kan dienen. Alleen kiest China in dit geval duidelijk voor de eredienst van Mammon.

Sinds het aantreden van Xi Jinping is iedereen ervan overtuigd dat er van liberalisering in China geen sprake zal zijn, en dus staat de KMT voor een lastig vraagstuk. Dat lijkt moeilijk op te lossen en dus overvleugelt de DPP de KMT. Alhoewel ook andere politieke kwesties een rol spelen bij de overwinningen van de DPP, wordt het voor de gemiddelde Taiwanees alsmaar moeilijker te geloven in het discours van de KMT dat China een partner kan zijn. De generatiekloof tussen jong en oud tekent zich ook hier af. Het is vooral de oudere generatie die de nostalgische droom van een verenigd China blijft koesteren, of het einde van wat zij beschouwen als een familieruzie. De jongere generatie heeft ondertussen niets anders gekend dan een de facto onafhankelijk Taiwan en wenst dat ooit te vertalen naar een de jure onafhankelijk Taiwan. Dat laatste is nog de grootste droom van alle.

Made in Taiwan’ is ondertussen ingehaald door ‘Made in China’. En toch is Taiwan is niet weggeduwd door China, en speelt het met de wafer een hoofdrol in een wereld die de grenzen met het digitale moeilijk kan vinden. Het land houdt zich economisch overeind en lijkt zich nu ook cultureel te vestigen. Het klinkt misschien triviaal, maar de iconische Taiwanese ‘bubble tea’ (melkthee met tapioca parels) die nu in vrijwel elke grote stad kan worden gevonden, is een trend waarop Taiwan graag inspeelt om wereldwijd haar identiteit te onderstrepen. Wat ze niet via de VN gedaan krijgt, zal ze via de smaakpapillen proberen te doen. Een andere manier waarop Taiwan wenst aan te sluiten bij het ‘woke’ dat leeft in de rest van de westerse wereld, is de legalisatie van het homohuwelijk. Dat werd in feite verworpen in een referendum in 2018, maar het hooggerechtshof oordeelde dat het ontkennen van dit recht onwettelijk was en beval dat de wet alsnog werd aanvaard. Daarmee is Taiwan het eerste en tot dusver enige Aziatische land dat het homohuwelijk legaliseerde. Het goeddunken van het Westen krijgt nu de voorkeur en dat speelt een grote rol in vrijwel alle beslissingen die het land neemt. Daarmee drijft het eiland verder en verder weg van China. Dat is immers niet de eerste keer. Taiwan is al eens afgedreven en dat leidde tot hetgeen men vandaag vreest.

 

Van Steenvoorde tot Tainan

De geschiedenis kent rare wendingen, want de weg naar de kolonisatie van Taiwan in de zeventiende eeuw werd niet vrijgemaakt door een of andere Chinese keizer, maar door eigenaardige nieuwkomers in het gebied: de Nederlanders.

Eerst waren het de Portugezen die, als pioniers in de regio, het eiland al in de zestiende eeuw op hun kaarten hadden getekend en de toch wel toepasselijke naam Formosa (‘mooi eiland’) gaven. Zo zou het nog lang worden genoemd en ook de Nederlanders zouden die naam overnemen. De Portugezen hadden al de enige plek bezet die beschikbaar was voor Europese buitenstaanders. De Ming-dynastie in China was namelijk niet bepaald gastvrij voor buitenlandse invloeden en handel.

De Beeldenstorm van 1566, begonnen te Steenvoorde, was een gewelddadige religieuze uitbarsting die werd gevoed door een lange ontevredenheid die in de Nederlanden heerste over het Spaanse bewind. Een domino-effect van gebeurtenissen werd in gang gezet die culmineerden in de Tachtigjarige Oorlog waaruit de Republiek der Nederlanden zou groeien. Diezelfde Republiek moest zich bewijzen in een wereld waar haar aartsvijand, Spanje, een groot deel van de wereldhandel naar zich toe had getrokken. Nederland moest zijn eigen weg naar het Oosten zien te vinden.

De Portugezen hadden de Nederlanders in Azië in 1622 verwelkomd met een nederlaag toen zij poogden Macau, een Portugese handelspost op het Chinese vasteland, over te nemen. Portugal was sedert 1580 verenigd met Spanje en dit maakte de situatie voor de Republiek alleen moeilijker. Omdat ze China niet wilden overlaten aan de Spaans-Portugese concurrentie, keerden de Nederlanders noodgedwongen het zeil en kwamen uit op de Penghu-eilanden in de Straat van Taiwan. Een illegale handelspost werd er opgezet en vandaaruit dreigden de Nederlanders met aanvallen op China als de Chinezen geen handel zouden toestaan; en ze eisten dat China de handel met de Spanjaarden in Manilla stopzette. De Nederlanders kwamen er gauw achter dat China, in tegenstelling tot kleinere Zuidoost-Aziatische koninkrijken, niet kon worden geïntimideerd. Een vlugge Chinese overwinning op het Nederlandse fort resulteerde in de aftocht van wat de “roodharige barbaren” werden genoemd. De Chinese gouverneur liet de Nederlanders in 1624 toe zich terug te trekken naar Taiwan. Dat werd, in tegenstelling tot Penghu, niet beschouwd als grondgebied.

Vanuit Taiwan begon de VOC (Vereenigde Oostindische Compagnie) met de uitbouw van het Gouvernement Formosa met Fort Zeelandia – het huidige Tainan – als de versterkte ruggengraat. Kolonisatie was oorspronkelijk niet de bedoeling van die aanwezigheid, maar wel de handel met het China van de Ming-dynastie en verder noordwaarts het Tokugawa-shogunaat in Japan.

De aandeelhouders van de VOC wilden enkel investeren in de basis Taiwan als de veiligheid kon worden gegarandeerd. Men was zich aan het thuisfront wel degelijk bewust van de risico’s in dit gebied. De eerste uitdaging waren natuurlijk de inheemse stammen. De VOC speelde de aboriginals vooral tegen elkaar uit. Ze kozen vaak, paradoxaal genoeg, de kant van de zwakke stammen tegen de sterkere; een strategie die ze hadden geleerd van hun voormalige Spaanse meesters, zoals de conquistadores Hernán Cortès en Francisco Pizarro, die met succes hetzelfde hadden gedaan tegen respectievelijk de Azteken en de Inca’s. De VOC herstructureerde de hele machtsstructuur op het eiland in hun voordeel en begon ook met de bekering van de inboorlingen tot het Christendom.

De Spanjaarden merkten uiteraard de aanwezigheid van hun rivaal ten noorden van de Filipijnen op en probeerden een stukje van het eiland van de VOC af te snoepen om hen uiteindelijk te verdrijven. In 1626 en 1627, respectievelijk in het huidige Tamsui en Keelung, werden Spaanse forten opgericht. In 1642 slaagde de VOC erin de aartsvijand te verdrijven en deze forten om te vormen tot Nederlandse versterkingen. Een verdere toename van de macht van de VOC op Formosa was een feit en het werd een ware kolonie. Nu de Chinezen aan de overkant van de Straat waren gekalmeerd, de stammen gepacificeerd en de Europese rivalen verdreven, begon de VOC met de uitbouw van plantage-economie. Hiervoor was arbeidskracht nodig en die vond de compagnie in China zelf. Ruim 15.000 kolonisten werden vanuit de Chinese provincie Fujian overgebracht en hielpen het eiland om te vormen tot een centrum van suikerproductie in de regio.

 

Hij heeft gewonnen de zilveren vloot

Figuur: Waterverftekening van VOC-fort Zeelandia op het eiland Formosa.

Taiwan werd levensvatbaar als kolonie en de tweeduizend Nederlandse kolonisten maakten handig gebruik van de bronnen van de Compagnie. De Compagnie was gericht op pure winst en ging dus efficiënt om met wat het meekreeg uit Nederland en wat het vond in Azië.

De Chinese en Japanse ‘handelaars’ waren een groter gevaar dan de inboorlingen. De Chinezen in de provincie Fujian onderhielden een oud handelsnetwerk en de grens tussen piraterij en handel was er zeer vaag. Zij waren dan wel de bron van arbeidskracht voor de VOC, maar ze vormden ook een bron van onrust. Eeuwenlang stonden de Japanners in het gebied gekend als notoire piraten – de Wako – en meermaals moesten de Koreanen de Japanse staat verzoeken hun zootje ongeregeld in het gareel te houden. Dat was een vriendelijk verzoek en dat gebeurde volgens de Aziatische normen. De Wako gebruikten Taiwan al eeuwen als uitvalsbasis voor hun activiteiten. De Nederlanders daarentegen dwongen, vanuit het Europese concept van soevereiniteit, deze zeerovers zich aan de regels te houden van het Nederlandse gebied. Dat viel niet in goede aarde in Edo – het huidige Tokyo – en leidde tot een embargo van de Japanners op Nederlandse handel. De Nederlanders kwamen met allerlei toegevingen en een smeekbede bij de Shogun. Heer en meester waren de Europeanen dus (nog) niet. In de vroegmoderne tijd moest Europa zich vaak schikken naar de wensen en eisen van andere spelers in de wereld.

De Chinese handelaars hadden veelal geen staat die hen steunde, zoals de Japanners. Voor de keizers van de Ming-dynastie was handel een activiteit waartegenover zij, mede geïnspireerd door de ideeën van Confucianistische geleerden, een minachtende houding hadden. Het Confucianisme legt de nadruk op deugden als integriteit, eerlijkheid en loyaliteit, en sommige geleerden waren op hun hoede voor handelspraktijken die de prioriteit gaven aan materieel gewin boven ethische overwegingen.

Wat de Europeanen op de markt te bieden hadden boeide tot de vroege negentiende eeuw de Chinezen niet al te zeer. De voornaamste vraag die ze hadden was die naar zilver. Dat was vanwege de verschuiving van papiergeld naar munten tijdens de Ming-dynastie. De VOC had één probleem: ze hadden geen zilver. Wat er dan gebeurde weten de liefhebbers van het Nederlandse lied.

 

Van piraat tot koning

De zeventiende eeuw is een turbulente in de Chinese geschiedenis. De Ming waren immers de voorafgaande eeuw sterk verzwakt. Corruptie onder de eunuchen maakte het land financieel kapot en onbestuurbaar. De voornoemde Japanse piraten zorgden voor heel wat instabiliteit in het kustgebied en de door eunuchen incompetent geworden keizers kregen opstanden van misnoegde boeren alsmaar minder onder controle. Aanhoudende droogte en een slecht management van het landbouwareaal leidden tot zodanige hongersnoden dat op het platteland zelfs kannibalisme voorkwam. Verdeeldheid verscheurde de toplaag van de Chinese samenleving, waarin iedereen een eigen deeltje van het kadaver wilden afpeuzelen, en dit leidde in 1644 tot een volslagen rebellie van de aanvoerder Li Zicheng. Deze boer slaagde erin de hoofdstad Peking te belegeren en zijn eigen dynastie, de Shun, te vestigen. Die was van zodanig korte duur – een tweetal maanden – dat de meeste historici haar niet als een volwaardige dynastie beschouwen.

Deze eendagsvlieg-keizer zou ten val worden gebracht door een totale oorlog met een sterker geworden buur: de Mantsjoes. Nomadische invasies waren schering en inslag in de premoderne Chinese geschiedenis. De Chinese Muur werd om die reden gebouwd, maar betekende als wereldwonder maar weinig als het keizerlijke hof de blik teveel naar binnen keerde. De uiteindelijke doodsteek kwam door de verrader der verraders in de Chinese geschiedenis: Wu Sangui. Wu Sangui was een generaal die was gelegerd bij de Chinese Muur; in ruil voor een betere positie onder de Mantsjoes opende hij de poorten voor de nomadische horden. Samen veroverden ze in 1644 Peking en brachten de Ming-dynastie ten val.

Dit is het begin van de oprichting van de Qing-dynastie onder Mantsjoe-heerschappij, die tevens de laatste keizerlijke dynastie van China zou worden. Rond 1646 stonden de Mantsjoes al in de provincie Fujian, waar zich nog veel Ming-loyalisten ophielden. De coalitie van de Zheng-clan, een piratenbende, stond het sterkst in Fujian en controleerde de Chinese handel van Japan tot Thailand. Zheng Chenggong, in het westen beter bekend als Koxinga, was de leider van de clan en had een positie als admiraal onder de Ming afgedwongen. Hij zou inzetten op Ming loyalisme, maar het was voor iedereen duidelijk dat hij zelf oog had op het keizerschap. Het eigenlijke Ming-hof bestond nog en was naar Birma gevlucht en lag dus ver van het slagveld waar Koxinga zich in stortte. Daarom was er onder de Ming-loyalisten ongelofelijk veel onenigheid; en Koxinga kreeg niet alle loyalisten achter zich. Dit zou een rol spelen in de verscheurdheid van het verzet tegen de opkomende Qing-dynastie. Hij ondernam verschillende campagnes in het zuiden langs de Yangtse-rivier en teisterde als piraat vele kuststeden. Desalniettemin was de zeemacht van de admiraal niet opgewassen tegen de Qing-cavalerie. Hij moest zich met zijn vloot terugtrekken naar de kleine eilandjes voor de Chinese kust, waaronder vooral Xiamen, en probeerde de nieuwe dynastie op dezelfde manier als de Wako-piraten te verzwakken. De Qing namen daarom extreme maatregelen: ze evacueerden de hele kust van China en verpletterden het hele handelsnetwerk van Koxinga in het binnenland. Handel met alle partners van Koxinga werd ten strengste verboden. Deze Napoleontisch klinkende strategie van een ‘continentaal systeem’ moest de maritieme titaan klein krijgen.

Koxinga had in Taiwan nog een netwerk waarop hij kon rekenen. Taiwan lag op een veiligere afstand van het vasteland en had veel meer middelen dan Xiamen en de andere eilandjes voor de kust.

De Fujian-Chinezen op Taiwan stonden natuurlijker aan de zijde van de Han-Chinees Koxinga tegen de nomadische Mantsjoes en wilden zichzelf en het eiland ter beschikking stellen voor de uitbouw van de herovering van het vasteland. Er was wel één probleem en dat was de aanwezigheid van de roodharige VOC-barbaren. De restauratie van de Ming was belangrijker dan de economische relaties met de barbaren en hen verdrijven was essentieel om zijn basis uit te bouwen en de veel grotere barbaarse dreiging op het vasteland te vermorzelen. Zijn machtige vloot ging over tot de belegering van Fort Zeelandia en hoopte op een snelle overwinning. Koxinga had de Nederlanders met hun tweeduizendtal man onderschat en een storm hield vele versterkingen op Penghu vast. Hij was al na een korte tijd door de proviand heen en ook de koloniale economie van Taiwan speelde hem parten in zijn strategie. Het ondertussen veroverde achterland was een gespecialiseerde suikerkolonie en kende geen gevarieerde landbouweconomie met een overdaad aan rijst of ander voedsel om een groot leger te bevoorraden. Niettemin zette de admiraal door en zelfs Nederlandse versterkingen uit Batavia mochten niet baten. De Chinese overmacht werd de VOC dan toch teveel en na negen maanden gaf gouverneur Frederick Coyett zich over. De Nederlanders kregen een vrije aftocht naar Batavia en Gouvernement Formosa werd in 1661 getransformeerd tot het koninkrijk Tungning. Enkele Nederlanders hielden stand in het noorden, maar ook zij vluchtten na een tijdje voor de veel te grote Chinese aanwezigheid naar Japan. Voor het eerst in de Chinese geschiedenis werd Taiwan gecontroleerd door een Chinese politieke entiteit. Koxinga verving met zijn koninkrijk wat de Nederlanders hadden opgericht en breidde het verder uit. Hij maakte handig gebruik van de kunstmatige meren en infrastructuur van de VOC om een sterke basis uit te bouwen. De inboorlingen vormden na de pacificatie van de Nederlanders geen probleem meer en met de vluchtelingenstroom van het vasteland kon de sinificatie van Taiwan beginnen. Tungning is in de Chinese geschiedenis uniek, want het richtte zich als een van de weinige Chinese mogendheden op buitenlandse handel als een verrijkende factor.

Op het vasteland stierf het Ming loyalisme stilaan uit en restauratie begon meer en meer op een droom te lijken. Nadat de laatste troepen van Koxinga’s zoon, Zheng Jing, van het vasteland waren verdreven, probeerden de Qing door middel van onderhandelingen Zheng voor zich te winnen. In 1667 werden er brieven naar Zheng gestuurd om te onderhandelen over zijn overgave. Zheng Jing sloeg het aanbod af. Zheng benadrukte dat Taiwan nooit deel heeft uitgemaakt van China en dat hij betrekkingen met de Qing wilde aangaan op basis van een model dat vergelijkbaar is met dat van een vreemd land. De Qing hadden het machtigste landleger ter wereld, maar geen vloot en al zeker geen maritieme ervaring. Een amfibische aanval op Taiwan was zelfs voor hen te hoog gegrepen in het midden van de zeventiende eeuw.

Er wordt door sommige historici gesteld dat de Qing het misschien hierbij zouden hebben gelaten en het bestaan van Tungning konden tolereren als het op zichzelf gekeerd zou blijven. De vorsten van Tungning namen echter een catastrofale beslissing.

Wu Sangui had niet stilgezeten. In 1662 had hij de laatste telg van de Ming-dynastie in Birma gearresteerd en geëxecuteerd. De Qing zagen in deze verrader een nuttige pion, maar niet veel meer dan dat en duwden hem meer en meer naar de politieke zijlijn. In 1673 lanceerde Wu Sangui, die zich steeds meer gemarginaliseerd voelde, een opstand tegen de Qing-dynastie. Hij werd opnieuw een Ming-loyalist en zijn rebellie, bekend als de ‘Opstand van de Drie Leengoederen’, zou de laatste overblijfselen van het verzet, waaronder dus ook Tungning, achter zich scharen. Zijn opstand werd neergeslagen en de inmenging van Tunging bevestigde de vrees van de Qing dat het eiland aan de andere kant van de Straat wel degelijk een bastion was van Ming-loyalisme waarmee moest worden afgerekend. De volle aandacht van de Qing werd gevestigd op het opstandige gezwel dat Taiwan voor hen betekende.

Admiraal Shi Lang was de enige competente vlootvoogd die de Qing hadden en deze besefte maar al te goed hoe moeilijk een invasie van Taiwan, het onzinkbare schip, zou zijn. Hij zette in op een totale aanval op de Penghu-eilanden voor de kust van Taiwan. Hij geloofde dat een overweldigende aanval een psychologisch effect zou hebben op de troepen van Tungning. Er was immers een troonopvolgingskwestie gaande in Tungning die voor wat politieke onstabiliteit zorgde. Een zware aanval tijdens zo’n situatie zou volgens Shi Lang leiden tot massale deserties. Deze teerlingworp werkte en de overgave van de laatste haard van verzet werd hierna vredevol geregeld. Koxinga’s kleinzoon zou de rest van zijn dagen slijten als een hertog in Peking. Taiwan hoorde vanaf 1683 tot de provincie Fujian en de Qing zouden het inrichten als een vast onderdeel van het rijk.

 

Opstandige provincie?

In de moderne tijd zou Taiwan, na de instorting van de Qing-dynastie, een halve eeuw tot het Japanse rijk horen. De Japanners bouwden het uit tot een kolonie, en zouden het gebruiken als een basis van waaruit ze het vasteland teisterden. Zij zouden hun koloniale bezit moeten afgeven. Na de Tweede Wereldoorlog werd Taiwan afgestaan aan een China waar het tot dan toe nog niet toe had behoord: de Republiek China.

De Republiek van China rees in de twintigste eeuw uit de as van de Qing-dynastie na een verschroeiing die vooral door de moderne geïndustrialiseerde Europese mogendheden was aangestoken. Zij wilde afrekenen met een recent verleden waarin China het voortdurend moest ontgelden tegen invallers van den verre, die China systematisch opdeelden in invloedssferen en op het punt stonden te koloniseren zoals ze hadden gedaan met ieder ander werelddeel waar zij aanmeerden. Een scheldwoord voor westerlingen is Yang Guizi, wat te vertalen valt als ‘Overzeese duivel’. De zee was niet veilig meer. De Republiek moest zich gewonnen geven tegen Mao Zedong met zijn veel ambitieuzer politiek experiment en – zoals de uitgeputte Ming-dynastie van voorheen – terugtrekken naar een eiland dat onlangs, zoals in de zeventiende eeuw, nog ingepalmd was door koloniale buitenlanders. De Republiek China, met Generalissimo Chiang Kai-shek, probeerde Taiwan, net zoals Koxinga, uit te bouwen tot een militaire basis van waarop hij zijn eigen restauratie kon plannen. Chiang maakte geen gebruik van piraten, maar van gangsters om zijn regime uit te bouwen. Hij kon alle hulp gebruiken en de criminele onderwereld, die eveneens naar het eiland was gevlucht, bood maar al te graag haar diensten aan.

De geschiedenis herhaalde zich en net zoals de Zheng-clan moest de KMT uiteindelijk afzien van herovering. De communistische partij op het vasteland is net zoals de Qing-dynastie wantrouwig, maar kan ironisch genoeg enkel leven met een Taiwan dat de droom van hereniging koestert. Desondanks blijft ook voor hen een invasie van Taiwan ongelofelijk moeilijk en riskant.

Met de komst van de VOC was een natuurlijke grens, de Straat van Taiwan, een politiek speelveld geworden. Taiwan ligt op een plaatrand en wat het al miljoenen jaren is voor de natuur, is het de afgelopen eeuwen geworden in de geopolitiek. Een bron van onzekerheid en een plek die door verschillende actoren werd en wordt benut als springplank om invloed uit te oefenen op het Oost-Aziatische vasteland.

Er zijn veel parallellen te trekken tussen de Ming-Qing oorlog van de zeventiende eeuw en de Chinese burgeroorlog van de twintigste eeuw. Ondertussen is de Republiek China al driekwart van een eeuw aanwezig op Taiwan. Het koninkrijk Tungning hield het maar een goede twintig jaar vol. Het laatste tekende zijn doodvonnis door zich te blijven mengen in de politiek op het vasteland. Het is nog maar de vraag of het China van Xi Jinping vrede neemt met een Taiwan dat zich niet inmengt. De geschiedenis heeft immers voor China bewezen dat het beter Taiwan bezit en zo de onvoorspelbaarheid vermijdt.

Ik herinner me hoe Rik Coolsaet, professor in internationale betrekkingen, tijdens een college het thema van de Duitse deling behandelde. De Sovjet-Unie was gedurende de Koude Oorlog terughoudend om de West-Berlijnse enclave op de kaart weg te vegen. Waarom? Dat verklaarde professor Coolsaet als volgt: ‘Liever een voorspelbare anomalie dan een onvoorspelbare rationaliteit’.

Wat als China de anomalie te onvoorspelbaar begint te vinden?

 

Literatuurlijst

 

Copper J., Taiwan: Nation-State or Province?, SMC Publishing Inc., Taipei, 1997.

Delporte D., Dessein B. en Heirman A., China: Een maatschappelijke en filosofische geschiedenis van de vroegste tijden tot de twintigste eeuw, Academia Press, Gent, 2008.

Gaastra F.S., Geschiedenis van de VOC: opkomst, bloei en ondergang, Walburgpers, Zutphen, 2009,.

Palmer R.R., Colton J., A history of the modern world, McGraw-Hill, Boston, 2007.

Rubinstein M., Taiwan: A New History, Routledge, New York, 1998.

Van Kemenade W., China, Hongkong, Taiwan Bv: superstaat op zoek naar een nieuw systeem, Atlas Contact, Amsterdam, 1999.