Arthur Hendrikx*
De grote criticus Samuel Johnson zei na het zien van King Lear dat hij de dramatische eindscène, waarin de oude Lear met het lijk van zijn geliefde dochter Cordelia het toneel opkomt, nooit meer zou kunnen harden. Een mensenhart is niet tegen alles bestand. Die anekdote spookte door mijn hoofd tijdens en vooral na het zien van Tori et Lokita, de nieuwe film van de gebroeders Dardenne. Ik denk niet dat iemand ongeschonden uit de filmzaal komt; de gebroeders Dardenne zorgen er als ware handlangers van Emmanuel Levinas voor dat het hulpeloze gelaat van de Andere je recht aanstaart. De wereld is fundamenteel moreel, was het kernpunt van diens filosofie; wij hebben als mensen allemaal een verantwoordelijkheid, of we het nu willen of niet, of we het nu weten of niet: zodra andere mensen hun intrede doen in de wereld, hebben wij tegenover die mensen een verantwoordelijkheid. Alleen spijtig dat zoveel mensen hun verantwoordelijkheid verzaken, en, belangrijker nog, dat we in een wereld leven waar het soms onmogelijk is het juiste te doen. De gebroeders Dardenne, die hun verantwoordelijkheid wel opnemen, tonen in Tori et Lokita een wereld die verstoken is van liefde en warmte: Tori en Lokita, de twee protagonisten (twee kinderen die uit Afrika naar België zijn gesmokkeld en daar in een soort open centrum vertoeven), zijn volledig aan hun lot overgelaten, verstrikt in de kluwen van een systeem dat niet bedacht is op de hulpeloosheid van kinderen. Ze moeten knokken voor hun bestaan; bijna iedereen behandelt hen als een wegwerpartikel, omdat ze zich vanwege hun armoede en gebrek aan opvang gedwongen zien tot het fungeren als drugskoerier (het is dus een nogal schimmige bubbel waarin ze zich bevinden). Ze hebben alleen elkaar; alles daarbuiten is voor hen een kenoma, de kosmologische leegte van de wereld die door God verlaten is. Er is een ontroerende scène ongeveer halverwege, wanneer Lokita Tori al een poosje heeft moeten missen en dan als oplossing ’s avonds, tijdens het eten, een foto van hem opent op haar gsm, om zo toch dicht bij hem te kunnen zijn. Het is met dit soort van kleine details dat de gebroeders Dardenne voor pathos zorgen en de hier uitgebeelde wereld en personages kleur geven. Met het kleine en het onooglijke doen ze grote en mooie dingen.
De broertjes blijven bij hun vertrouwde recept: Tori et Lokita is een bikkelhard maar diepmenselijk sociaal-realistisch drama, met centraal kinderen in nood. Ze schrikken nergens voor terug: de werkelijkheid wordt exact even zwart gepresenteerd als ze is. Geen franjes of tierlantijntjes; geen deus-ex-machina, niet één streepje licht. Dat ze op de werkelijkheid niets afdingen toont zich nog het meest in hoe normaal of zelfs doodgewoon hun personages zijn (zoals in hun andere films): ze proberen hun protagonisten niet charismatisch of speciaal of op welke manier dan ook larger-than-life te maken, om zo het publiek voor hen te winnen; ze tonen gewoon mensen zoals ze zijn. In dit geval dus een meisje van om en nabij de zeventien jaar en een jongetje van om en nabij de elf jaar; de film opent met een ondervraging van Lokita, waarbij ze moet kunnen bewijzen dat zij en Tori (zoals ze aanvoert) broer en zus zijn. Het scepticisme van de Dienst Vreemdelingenzaken blijkt gerechtvaardigd; ze hebben elkaar eigenlijk ontmoet op de smokkelboot en hebben zich aan elkaar vastgeklampt. Maar het ontroerende is dat uit de film blijkt dat hun geconstrueerd narratief zich heeft verwerkelijkt tot een echte band: ze gaan als zeer hechte broer en zus met elkaar om, te meer omdat ze niemand anders hebben. Twee zwaarden hangen hen boven het hoofd: de mogelijke uitwijzing van Lokita, als haar aanvraag voor een verblijfsbewijs zou worden afgewezen wanneer blijkt dat ze geen broer en zus zijn; en hun financiële problemen (zowel hun smokkelaar als Lokita’s moeder-vanuit-Afrika hebben aanhoudend geld nodig).
De prestatie van de twee acteurs is fenomenaal, precies omdat ze nooit de indruk wekken te acteren. Ze lijken uit het echte leven geplukt; en dat geldt eigenlijk voor alle andere acteurs. Tovenarij van de broertjes Dardenne: nooit wekken hun films de indruk Belgische producties te zijn, die toch vaak worden gekenmerkt door een onmiskenbaar amateurisme vergeleken bij films uit het buitenland. Zij spelen bij de grote jongens mee; zo torsen twee aimabele heertjes uit Wallonië nu al jaren de Belgische cinema op hun rug, zonder dat er opvolging in het zicht is.
Goed dus dat ze nog in topvorm zijn. Ook hier hanteren ze hun kenmerkende camerastandpunt, het grootste deel van de tijd erg dicht ter hoogte van het hoofd van de protagonisten in vooraanzicht. Met de ruimtelijke mise-en-scène spelen ze in op de claustrofobische wereld zonder uitweg waarin Tori en Lokita vastzitten: we zien hen in hun kleine slaapkamertje-voor-twee in het centrum, in de groezelige kelderkeuken waar ze de drugs gaan ophalen van de malafide kok annex drugsdealer, in de ondervraagkamer van de Dienst Vreemdelingenzaken, en in de verlaten hangar ergens bij een autosnelweg in een eindeloos niemandsland waar Lokita door de drugsdealer wordt ondergebracht. Telkens kleine, benauwende ruimtes zonder bewegingsvrijheid; vooral de hangar zou uitstekend kunnen dienen als ruimtelijk symbool van het freudiaanse unheimliche, een doolhof vol enge gangen, vreemde buizen en deuren achter slot en grendel. Er is geen ontsnapping mogelijk.
Maar te midden van alle ellende is er dus de liefde van Lokita voor Tori en omgekeerd. Lokita neemt als oudste het heft in handen, en zorgt voor Tori als een grote zus, maar omgekeerd is Tori uitzonderlijk weerbaar en dapper, als Edgar in Lear (om bij die referentie te blijven), dat ene lichtpuntje te midden van een grote donkerte. En ook inventief: op gegeven moment neemt hij een stoutmoedig risico om, nadat ze van elkaar gescheiden zijn, toch weer bij Lokita te kunnen komen in de hangar. Hij moet klauteren en kruipen, door buizenstelsels en drugsplantages, alles om tenminste eventjes terug bij Lokita te kunnen zijn. Het is volstrekt onmogelijk om niet ontroerd te raken door deze personages. En dat zonder dat de broertjes Dardenne naar pathos op zoek gaan; die komt vanzelf, door hoe krachtig hun personages er staan. Er is geen soundtrack; van begin tot eind worden we ondergedompeld in koud realisme. En toch daag ik eenieder uit om het op het einde droog te houden.
Zo mogen de gebroeders Dardenne zich (andermaal) op een vrijwel onmogelijk wapenfeit beroemen: het maken van een film met een moreel-politieke boodschap, zonder dat de esthetische kracht van de film hieronder lijdt. Hij wint erbij; ze slagen erin een volmaakte synthese te creëren tussen moraliteit en esthetiek. Hun personages zijn geen ideeën in een discursief geheel, geen functies om het plot vooruit te helpen, geen belichamingen van een filosofie, maar echte mensen van vlees en bloed. Als Lokita veroordeeld is tot eenzaamheid in een gesloten hangar, staat Tori erop dat de drugsdealer haar zijn tekeningen brengt, zodat ze op die manier toch dicht bij hem is; we zien hij hoe zich met de fiets naar huis spoedt en met de tekeningen terugkomt. Een doodeenvoudige scène, en toch spreekt hij tot de verbeelding (en tot het hart). Terugkerend element is ook het zingen van een liedje voor het slapengaan (Tori vraagt altijd dat Lokita het zingt); alleen binnen dat liedje, tijdens het samen zingen van en luisteren naar het liedje, voelen ze geborgenheid; Lokita’s broze en breekbare stem, vol onschuld, sorteert een groot effect, zeker als het liedje opnieuw te horen is tijdens de aftiteling. Als Tori en Lokita op een gegeven moment moeten vluchten en op een heuvel staan, gebruiken ze een plastieken mat als glijbaan om naar beneden te suizen; prachtig symbool van hun hoedanigheid als kinderen, die moederziel alleen moeten zien te overleven in een donkere wereld. Een grote en humanistische film van de broertjes Dardenne; en een sterke veroordeling van ons migratiebeleid en onze houding tegenover migranten.
Reageren? Mail naar: arthurhendrikx@hotmail.com
Arthur Hendrikx is freelance vertaler en copywriter. Hij volgde een master Wijsbegeerte en een master Zuid-Amerikaanse studies aan de KU Leuven, waar hij zich toelegde op literatuurfilosofie en Spaanse cinema.