John A. Dick*

 

De eerste drie eeuwen

Gedurende de eerste drie eeuwen van het christendom trouwden christenen volgens het geldende burgerlijk recht van die tijd, door een traditionele familieplechtigheid, en veelal zonder enige ‘kerkelijke’ zegening van hun verbintenis. Er bestond geen liturgische plechtigheid voor het huwelijk, evenmin als voor de doop of de eucharistieviering.

Hoewel Constantijn (272-337) bisschoppen het gezag verleende op te treden als burgerlijke magistraten, zijn er nauwelijks aanwijzingen dat zij over huwelijken dienden te beslissen. In het Romeinse recht vond het huwelijk nog plaats door wederzijdse instemming van beide betrokken partijen, hetgeen meestal betekende met instemming van de ouders.

Zelfs nadat het christendom in 380 de officiële godsdienst van het Romeinse Rijk werd, veranderde er weinig in het huwelijksrecht, en de vader van de bruid speelde de belangrijkste rol in de plechtigheid.

Het was gebruikelijk dat, op de dag van de bruiloft, de vader van de bruid zijn dochter aan de bruidegom weggaf in het huis van haar ouderlijk gezin. Het bruidsgezelschap wandelde dan in een optocht naar het huis van haar nieuwe echtgenoot voor een afsluitende plechtigheid en een bruiloftsfeest. Het belangrijkste onderdeel van de plechtigheid was het weggeven van de bruid, waarbij haar rechterhand in die van de bruidegom werd gelegd, en een guirlande van kleurige bloemen over het paar werd gehangen om hun gelukkige vereniging te symboliseren. Er waren geen formele bewoordingen die moeten worden uitgesproken, en geen kerkelijke plechtigheid.

 

Laat in de vierde eeuw

Laat in de vierde eeuw werd het in sommige plaatsen in het Oost-Romeinse Rijk de gewoonte, dat een presbyter of bisschop zijn zegen gaf aan het nieuwgetrouwde paar, ofwel tijdens het huwelijksfeest of ervoor. Presbyters of bisschoppen hadden noch de leiding over de plechtigheid, noch voerden zij haar uit. Hun aanwezigheid was een eerbetoon, en niet noodzakelijk voor de geldigheid van de plechtigheid.

Interessant genoeg, waren vroeg in de vierde eeuw de meeste bisschoppen en presbyters (priesters) getrouwd, maar werd hun gezegd zich te onthouden van seks. Het Concilie van Elvira (306) in zuid-Spanje wordt vaak beschouwd als het eerste waarop een geschreven regeling werd uitgebracht die van de getrouwde clerus vereiste dat hij zich onthield van seks. Zijn canonieke bepaling 33 verordende: ‘Bisschoppen, priesters, dekens, en andere die een geestelijk ambt bekleden dienen zich volledig te onthouden van seksuele gemeenschap met hun vrouwen en van het verwekken van kinderen. Wanneer iemand niet gehoorzaamt, zal hij uit zijn geestelijke ambt worden gezet’. Niettemin zullen tot in de tiende eeuw de meeste plattelandspriesters getrouwd zijn geweest en de meeste clerici en bisschoppen in steden zullen vrouwen en kinderen hebben gehad.

 

Van de vijfde tot de zevende eeuw

In de vijfde eeuw begon de clerus, met name in Griekenland en Klein-Azië, een actievere rol in de plechtigheid zelf in te nemen, op sommige plaatsen door de handen van het paar samen te brengen, op andere door de guirlande over hen te plaatsen. Maar deze plechtigheid was niet verplicht. In de hele zevende eeuw konden christenen trouwen in een zuiver wereldlijke plechtigheid.

 

Ontwikkelingen in oost en west

Tegen de achtste eeuw waren liturgische huwelijken heel gewoon geworden in het oostelijke rijk, en zij werden gewoonlijk in een kerk voltrokken, veeleer dan thuis. In het westelijk deel van het Romeinse Rijk ontwikkelde het huwelijk zich echter volgens heel andere lijnen.

De eerste Heilige Roomse Keizer, Karel de Grote (747-814) gaf de aanzet tot wetshervormingen in zijn Europese rijk, zowel in het wereldlijk als kerkelijk recht. In 802 voerde Karel de Grote een wet in, waardoor alle voorgenomen huwelijken werden getoetst op wettelijke beperkingen (zoals eerdere huwelijken of te nauwe familiebanden) voordat een huwelijk kon plaatsvinden. Heimelijke huwelijken vormden een probleem, met name rond het bezit van eigendommen.

Interessant genoeg had Karel zelf achtereenvolgens vijf echtgenotes, meerdere concubines, en achttien kinderen bij zijn vrouwen en concubines. Maar drie wettige zonen werden volwassen. De jongste, Lodewijk de Vrome, leefde lang genoeg om hem op te volgen.

In 866 stuurde paus Nicolaas I (800-867) een brief aan missionarissen op de Balkan, die navraag hadden gedaan naar de opvatting in de Griekse Kerk dat christelijke huwelijken niet geldig waren als zij niet waren uitgevoerd en gezegend door een priester. In zijn antwoord benadrukte paus Nicolaas dat in Rome de huwelijksplechtigheid plaatsvond zonder de aanwezigheid van kerkelijke gezagsdragers en voornamelijk bestond in het uitwisselen van de instemming tussen de partners.

En… paus Nicolaas voegde toe dat er na het huwelijk een Mis kon zijn waarin bruid en bruidegom werden bedekt met een sluier en de huwelijkszegen ontvingen. Maar hij merkte op dat een huwelijk ook wettig en bindend was zonder enige publieke of liturgische plechtigheid.

 

De elfde eeuw

Tegen de elfde eeuw kwamen in de praktijk alle huwelijken in Europa onder het rechterlijk gezag van de kerk. Het werd gebruikelijk huwelijken bij de kerk te houden, vaak voor de kerk, zodat het nieuwgetrouwde paar onmiddellijk naar binnen kon gaan om de zegen van de priester te krijgen. Maar de priester ging niet voor bij het huwelijk.

 

Twaalfde eeuw

In verschillende delen van Europa was het niet eerder dan de twaalfde eeuw dat de huwelijksplechtigheid werd geleid door de clerus.

Bij het betreden van de kerk vroeg de priester bruid en bruidegom of zij instemden met het huwelijk. Als zij ‘ja’ hadden geantwoord, gaf de vader van de bruid zijn dochter weg aan de bruidegom, en gaf hem haar bruidsschat. De priester zegende vervolgens de ring die aan de bruid werd gegeven, waarna hij zijn zegen aan het huwelijk gaf. Op sommige plaatsen gaf de priester, nadat de feestelijkheden van de dag waren beëindigd, een aanvullende zegen aan de bruidskamer waar het nieuw gehuwde paar hun huwelijk zouden consumeren.

Om, opnieuw, het probleem van heimelijke huwelijken tegen te gaan, vereisten kerkelijke wetten steeds meer dat priesters getuige waren van alle huwelijken, en vastlegden in het parochieregister, waarin ook alle dopen werden opgetekend. Dit leidde ertoe dat huwelijken in de kerk, veeleer dan thuis, plaatsvonden, en dat priesters werd gevraagd het nieuwgetrouwde paar te zegenen.

Uiteindelijk vervingen priesters de ouders die voorheen de huwelijksplechtigheid hadden geleid. Zo werd tegen het einde van de twaalfde eeuw het uitwisselen van huwelijksgeloften een kerkelijk ritueel.

Niettemin werd het huwelijk nog steeds begrepen – zoals ook nu – als de verbintenis tussen twee mensen.

 

Het huwelijk als sacrament

Historisch gezien was er in de middeleeuwen veel discussie over het aantal sacramenten. De Benedictijner monnik en latere kardinaal Petrus Damianus (1007-1072), bijvoorbeeld, noemde er elf, waaronder de plechtige inzegening van koningen. Hugo van St. Victor (1096-1141), een belangrijke theoloog die het grootste deel van zijn leven doorbracht in de Abdij van St. Victor in Parijs, noemde er bijna dertig.

Ook stelde Hugo dat het ideale christelijke huwelijk er een van vereniging van man en vrouw was – bij voorkeur zonder geslachtsgemeenschap. Hugo was sterk beïnvloed door de theologie van Augustinus van Hippo (354-430), en zag seksuele gemeenschap niet alleen als onnodig, maar ook als gevaarlijk en beladen met zonde. Zijn ideale huwelijk uit het verleden was dat van Maria, de moeder van Jezus, en haar altijd celibataire echtgenoot Jozef. Zoals zoveel middeleeuwse clerici geloofde Hugo dat Maria altijd maagd was, voor, gedurende en na de geboorte van Christus, en dat de Heilige Geest, en niet Jozef, haar op mysterieuze wijze zwanger had gemaakt.

Het is dan ook geen verrassing dat het huwelijk niet staat op sommige middeleeuwse lijsten met sacramenten. In plaats daarvan was er de plechtige inwijding van maagden, die, als andere wijdingen, alleen door een bisschop kon worden uitgevoerd.

Het huwelijk werd vaak negatief bezien, als een remedie tegen de verlangens van het vlees, veeleer dan als iets positiefs, als een manier om heilig te worden. Veel kerkelijke gezagsdragers, zoals Albert de Grote (1200-1280), de leraar van Thomas van Aquino (1225-1274), zagen seksuele verlangens zelf als zondig of op zijn best gevaarlijk. De meeste theologische auteurs meenden dat seksuele activiteit gedreven door iets anders dan het verlangen naar kinderen zondig was. Over het algemeen leerde de westerse theologische traditie dat het huwelijk goed was, ook al was seksuele activiteit zondig.

Maar geleidelijk werd de ontwikkeling van een christelijk huwelijksritueel in aanwezigheid van de clerus en gezegend door de clerus opgevat als de officiële positieve bevestiging van seksuele relaties binnen een huwelijk. Seksuele ervaringen binnen een huwelijk werden niet langer als zondig gezien. Maar als het belangrijkste doel van seksuele activiteit binnen het huwelijk gold de voortplanting, niet het seksuele plezier.

Tegen het begin van de dertiende eeuw werd het huwelijk, en niet de plechtige inwijding van maagden gezien als een van de zeven officiële sacramenten van de kerk. Dit werd bevestigd door het Vierde Concilie van Lateranen in 1213, het Concilie van Florence in 1439, en herbevestigd door het Concilie van Trente, dat zo nu en dan bijeen kwam tussen 1545 tot 1563. Toch veroordeelden de bisschoppen in Trente de voortdurende praktijk van het huwen van priesters, en verklaarden uitdrukkelijk dat katholieken dienden te geloven dat maagdelijkheid en celibaat superieur waren aan het huwelijk.

 

De zeventiende en later eeuwen

Om het permanente karakter van het huwelijk te verzekeren, ontwikkelde de katholieke kerk geleidelijk een uitgewerkt systeem van kerkelijk recht en kerkelijke rechtbanken, dat door protestante hervormers in twijfel werd getrokken omdat het niet-Bijbels en onnodig zou zijn.

Vandaag de dag beweren veel katholieke theologen dat het beter is de wettelijke regels rond het huwelijk over te laten aan burgerlijke instanties, zonder te ontkennen dat kerkelijke huwelijken belangrijke vieringen zijn in de gemeenschap, of dat christelijke huwelijken een sacrament zijn. En… dat huwelijken een sacrament zijn omdat twee gedoopte mensen elkaar een belofte doen. De priester is een officiële getuige.

 

Het burgerlijk huwelijk vandaag

Door de achttiende-eeuwse Franse Revolutie werd het burgerlijk huwelijk in Frankrijk de wettelijke norm. Er konden nog wel kerkelijke huwelijken zijn, maar alleen voor paren die al waren getrouwd in een burgerlijke plechtigheid. Napoleon (1769-1821) verspreidde dit gebruik door bijna heel Europa. Tegenwoordig kan een godsdienstige plechtigheid plaatsvinden voor of na de burgerlijke echt, maar zij heeft geen wettelijke betekenis.

 

Scheiding

Mensen die tegenwoordig in de katholieke kerk trouwen lopen een kans van ongeveer 50% dat zij later zullen scheiden. Scheiden en hertrouwen zijn belangrijke onderwerpen geworden.

De apostel Paulus stond de mogelijkheid van scheiden in sommige omstandigheden toe (1 Korintiërs 7:15), en scheiden was wettelijk toegestaan in het Romeinse Rijk, zelfs nadat het christendom de staatsgodsdienst was geworden.

Sommige bisschoppen uit de tweede tot de vijfde eeuw haalden Marcus (10:11-12) aan om te bewijzen dat scheiden zondig was, terwijl anderen Marcus (5:32) aanhaalden om te bewijzen dat het soms niet zo was. Niettemin, het is een historisch gegeven dat gedurende elf eeuwen christenen in de westerse Latijnse kerk konden scheiden en hertrouwen, en dat christenen in de Oosterse Grieks-Orthodoxe kerk dat altijd hebben gekund.

Het zestiende-eeuwse Concilie van Trente verklaarde echter dat God het huwelijk had ingesteld, en maakte het eeuwig en onontbindbaar. ‘Wat God heeft samengevoegd, zal de mens niet scheiden’. En de Catechismus van de katholieke kerk uit 1992 stelt:

Echtscheiding betekent een zware schending van de natuurwet. Men matigt zich het recht aan het contract te verbreken dat door de echtgenoten vrij aangegaan werd, om samen het leven te delen tot aan de dood. Echtscheiding is een inbreuk op het heilsverbond, waarvan het sacramentele huwelijk het teken is. Een feitelijke nieuwe verbintenis, zelfs al zou die door de burgerlijke wet erkend zijn, maakt de breuk nog ernstiger: de hertrouwde persoon bevindt zich dan in een situatie van publiek en blijvend overspel.

 

Hedendaagse pastorale zorg

Tijden veranderen. We verwerven nieuwe kennis en nieuwe inzichten in onze menselijke identiteit. In veel opzichten hebben we betere Bijbelse en historische perspectieven op het verleden. Ons begrip ontwikkelt zich. Aanvaardbare patronen in menselijk gedrag veranderen.

De hedendaagse pastorale zorg wordt geconfronteerd met een aantal onderwerpen en zorgen. Sommige zijn binnen de andere christelijke tradities opgelost, maar blijven een probleem in de katholieke traditie, omdat velen in de kerkleiding het moeilijk vinden te begrijpen dat de hele leer van de kerk tijdgebonden en voorlopig is.

We moeten allemaal oplettend zijn en nadenken over de tekens van de tijd. Een gouden draad verbindt ons inderdaad met het verleden, maar wurgt ons niet en maakt ons niet blind voor nieuwe ontdekkingen, vandaag en morgen. Een paar voorbeelden.

Ongehuwd samenwonen: Voor veel mensen is het huwelijksritueel niet langer een rite de passage van single zijn naar gehuwd zijn. Veel paren leven samen voordat zij getrouwd zijn, alsof zij getrouwd zijn. Feitelijk wordt op een dergelijke manier samenwonen aanvaard door familie en vrienden.

Ongetrouwde paren hebben vaak kinderen. Hoe gaat men het beste om met paren die samen wonen voor het huwelijk, of samenwonen zonder huwelijk? Zijn veroordeling en discriminatie de passende pastorale antwoorden? Ik denk het niet. Mededogen, in gesprek gaan, en samenwerking zijn betere christelijke antwoorden. We groeien en leren samen.

Meer dan ooit hebben we sterke en ondersteunende pastorale zorg nodig die interpersoonlijke groei in het huwelijk, gesprek en verzoening bevordert. Vanaf 1500 tot ongeveer 1800 was de gemiddelde levensverwachting in Europa zo ongeveer tussen de dertig en veertig jaar. Een huwelijk voor het leven betekende iets heel anders dan tegenwoordig, nu de levensverwachting rond de tachtig is. Maar tijden veranderen. Ik kan begrijpen dat sommige gehuwde mensen uit elkaar groeien. Kunnen zijn niet ook weer naar elkaar toegroeien, met de nodige hulp en ondersteuning? Natuurlijk, voor veel paren zijn scheidingen en hertrouwen met andere partners een feit geworden. Hoe zorgen we het beste voor hen die gescheiden zijn? Zouden we er een ritueel voor moeten hebben? En hoe kan de christelijke gemeenschap de hertrouwden het beste verwelkomen en opvangen?

En hoe omgaan met ontbinding? In het katholieke kerkelijke recht is ontbinding het ongeldig verklaren van een huwelijk: een wettelijke uitspraak dat er nooit van een geldig huwelijk sprake is geweest. Omdat het huwelijk ogenschijnlijk een geldig huwelijk was, in goed vertrouwen aangegaan door ten minste een van de partners, is de katholieke leer dat kinderen die zijn voortgekomen uit zo’n niet geldig huwelijk niet als onwettig mogen worden beschouwd.

Ik heb de ontbinding altijd gezien als een katholiek dilemma. Wat zegt men over een echtpaar dat om ontbinding vraagt dat hun liefde en trouw aan elkaar heeft beloofd en de vruchten van hun relatie meer dan enkele jaren heeft genoten?

Voor katholieken die buiten de kerk waren getrouwd is het proces van ontbinding, ter voorbereiding op een tweede huwelijk, eenvoudig. Maar de praktiserende katholiek die in de kerk is getrouwd moet een lang, lastig en duur proces in een kerkelijke rechtbank voeren. Wat ter beoordeling staat in een ontbindingsproces is de band van het huwelijk. Bestond die wel of niet ten tijde van het huwelijk?

Wanneer men nadenkt over het ingewikkelde karakter van het proces van ontbinding kan men zich echt afvragen: ‘Is dit wat Jezus zou hebben bedoeld?’.

En dan is er nog het ‘homohuwelijk’.  Een van mijn heel goede vrienden is een katholieke priester die altijd homohuwelijken inzegent, en beschouwt als sacramenteel. Zeker als de partners zijn gedoopt is hun huwelijk een sacrament.

Toch is de katholieke kerk officieel tegen burgerlijke en godsdienstige homohuwelijken. Paus Franciscus noemde het een ‘antropologische terugval’. Verschillende bekende figuren in de katholieke hiërarchie bestrijden homohuwelijken en adoptie door homoparen actief.

Een officieel Responsum van de Congregatie voor de Geloofsleer van 15 maart 2021 was heel duidelijk:

Om deze reden is het niet geoorloofd om een zegening te geven aan relaties of partnerschappen, zelfs stabiele, die seksuele activiteit buiten het huwelijk inhouden (d.w.z. buiten de onverbrekelijke verbintenis van een man en een vrouw die op zichzelf openstaat voor de overdracht van het leven), zoals het geval is bij de verbintenissen tussen personen van hetzelfde geslacht. De aanwezigheid in dergelijke relaties van positieve elementen, die op zichzelf dienen te worden gewaardeerd, kunnen deze relaties niet rechtvaardigen en ze legitieme objecten van een kerkelijke zegening maken, aangezien deze positieve elementen bestaan ten dienste van een verbintenis die niet gericht is op het plan van de Schepper is. Bovendien, aangezien zegeningen voor personen verband houden met de sacramenten, kan de zegening van homoseksuele verbintenissen niet als geoorloofd worden beschouwd. Dit komt omdat ze een zekere imitatie of analogie zouden vormen van de huwelijkszegen 8 die wordt ingeroepen voor de man en de vrouw verenigd in het sacrament van het huwelijk, terwijl  in feite “er geen enkel reden is om analogieën aan te nemen of vast te stellen, zelfs geen verre analogieën, tussen homoseksuele verbintenissen en Gods plan betreffende huwelijk en gezin.

Toch bestaat er sterke en groeiende steun onder katholieken over de hele wereld voor burgerlijke homohuwelijken. Onder Noord-Amerikaanse en Noord- en West-Europese katholieken bestaat er meer steun voor de rechten van de LHBT-gemeenschap – burgerlijke huwelijken, homohuwelijken, en bescherming tegen discriminatie – dan onder de bevolking als geheel. Inderdaad… een teken van de tijd.

 

Agápē

Het Griekse woord, agápē, wordt gewoonlijk in het Nieuwe Testament vertaald als ‘liefde’. Maar het betekent eigenlijk ‘zorg’ of ‘zorgen voor’. Als Jezus zijn volgelingen oproept elkaar lief te hebben, zoals we bijvoorbeeld lezen in Johannes (13: 34-35), roept hij hen op, om elkaar te geven en voor elkaar te zorgen. Jezus zei nooit dat het verschil maakte of iemand homo, lesbisch of hetero was. Agápē drukt geen gevoel uit. Het woord verwijst naar een handeling. Liefhebbende en verbonden mensen zijn verenigd in agápē.

 

(vertaling: Herman Simissen)

 

Reageren? Mail naar jadleuven@gmail.com

 

John Alonzo Dick (*1943) bekleedde als derde the Chair for the Study of Religion and Values in American Society aan de KU Leuven. Hij is voormalig academisch decaan van het American College van de KU Leuven en hoogleraar. Hij publiceerde onder meer samen met K. Schelkens en J. Mettepenningen Aggiornamento? Catholicism from Gregory XVI to Benedict XVI (Brill, Leiden en Boston, 2013). Recent verscheen zijn boek Jean Jadot: Paul’s Man in Washington (Another Voice Publications 2021), een biografie van de Belgische bisschop Jean Jadot die van 1973 tot 1980 Apostolisch Afgevaardigde in de Verenigde Staten was.