In Streven, mei-juni 2018

Gert Van Langendonck en Cisse Meert *

In 2016 nam de Universiteit van Toronto het initiatief om alle medewerkers van haar Human Resources afdeling te verplichten om een zogenaamde non-bias training te volgen. Het betrof reeks van bijscholingen waarin geleerd zou worden beter om te gaan met bewust en onbewust racisme en vooroordelen tegenover minderheidsgroepen. Toen Jordan Peterson, hoogleraar aan deze universiteit, dit vernam, besloot hij zijn verontwaardiging over deze zeer vergaande maatregel uit te spreken in drie uitgebreide en bewogen monologen voor de webcam van zijn computer en deze online te publiceren. De kritiek op de kwaliteit van de training, het feit dat deze verplicht was en dat een instelling bij voorbaat uitging van racisme en vooroordelen bij haar medewerkers, was daarbij volkomen terecht. Maar vooral met zijn scherpe analyse van het politiek correct denken dat hij als oorzaak van dit alles identificeerde, verwoordde hij helder en systematisch iets wat voor velen in de samenleving een groeiende bron van ergernis en ongerustheid was geworden.

De wortels van het politiek correct denken liggen volgens Peterson in het postmoderne wereldbeeld dat voorhoudt dat er oneindig veel manieren zijn om een fenomeen te interpreteren, waardoor alle aanspraken op waarheid bij voorbaat ongeldig zijn. Door macht en waarheid in vraag te stellen, zette dit postmoderne denken evenwel de deur open voor de meest destructieve ideologieën die de geschiedenis ooit gekend heeft, zoals het nazisme en het stalinisme. Later raakte de postmoderniteit volgens Peterson doordrongen van de marxistische ideologie, die de afgelopen decennia, na de arbeider, steeds nieuwe ‘onderdrukten’ aanwees om te bevrijden uit verknechtende maatschappelijke structuren. Zo ontstond een ideologie die elke vorm van macht verdacht maakt, terwijl ze zelf buiten schot kon blijven. Een fenomeen dat volgens hem door Nietzsche werd voorspeld en beschreven bij de ondergang van de grote verhalen die ten grondslag liggen aan de westerse cultuur. Postmoderne denkers gebruiken het politiek correcte denken als een instrument om mensen, structuren, wetten en zelfs taal te dwingen om zich aan te passen aan haar eisen, die op het eerste gezicht vaak redelijk en onschuldig lijken, maar in wezen steeds totalitair zijn. Zodra de strijd gestreden is voor één bepaalde groep, kan het politiek correct denken zich voortzetten op een nieuwe groep van onderdrukten. Voor Peterson is het duidelijk dat dit bevrijdingsproces van de eeuwige proleet noodzakelijk zal uitmonden in een totalitair regime. De scherpte waarmee hij reageert tegen de toenemende druk van dit discours toont aan dat dit voor hem geen vrijblijvende aangelegenheid is. Het politiek correct spreken en denken, als geest van het marxisme, draagt nog steeds het potentieel in zich om de mensheid terug te voeren naar de meest duistere bladzijden van de vorige eeuw.

De charge van Peterson op de beslissing van het bestuur van zijn universiteit maakte hem op slag wereldberoemd. De dwingende logica van het politiek correcte denken en het bijbehorende discours tegen onderdrukking geeft het een uitstraling van morele superioriteit waar doorgaans weinig tegenin te brengen valt. Maar nu bleken net de zorg waarmee Peterson zijn argumenten formuleerde en de ijzersterke logica die eraan ten grondslag lag, in staat te zijn om intellectueel en verbaal tegenwicht te bieden aan principes die doorgaans geen tegenspraak dulden. Bovendien maakte hij het zijn tegenstanders op die manier bijzonder moeilijk om hem zonder meer weg te zetten als marginaal figuur of conservatief rechtse reactionair.

De wereld leerde Jordan Peterson kennen in het publieke debat dat op de breuklijn van het politiek correct denken wordt gevoerd. Een debat dat nog steeds gaande is en hem inmiddels zelfs een passage langs het Canadese parlement opleverde. Iedereen die evenwel de moeite neemt om zich vertrouwd te maken met zijn werk beseft dat de echte Peterson veel dieper gaat.

 

Maps of Meaning

 Peterson begon zijn academische carrière als onderzoeker naar de psychologische aspecten van alcoholverslaving. Maar naarmate de Koude Oorlog heviger werd, raakte hij meer en meer gefascineerd door de vraag waarom bepaalde overtuigingen mensen ertoe konden brengen om de totale vernietiging van de ander zodanig na te streven dat men er zelfs het risico van de eigen vernietiging bij wilde nemen. Hij besloot zijn focus op de klinische psychologie te verbreden naar de psychoanalyse en zich in te werken in een aantal wetenschappelijke stromingen die mede een licht op deze vraag zouden kunnen werpen. Uiteindelijk resulteerde deze zoektocht in het monumentale boek Maps of Meaning, The Architecture of Belief, waarin hij de fundamentele dynamiek van het menselijk handelen blootlegt op basis van de theorieën van Carl Gustav Jung en daarbij regelmatig inzichten binnenbrengt vanuit de neuropsychologie, de evolutionaire biologie, het existentialisme en opmerkelijk genoeg ook de Bijbelexegese.

In Maps of Meaning toont Peterson overtuigend aan dat alle oorspronkelijke mythes dezelfde basisstructuur vertonen. De bestaande orde wordt bedreigd door chaos, waarna een mythologische held opstaat om het gevecht tegen de chaos aan te gaan. Uit de confrontatie met chaos wordt uiteindelijk een nieuwe geëvolueerde orde geboren. In de klassieke jungiaanse traditie is orde gelijk aan het vaderlijke aspect of de cultuur, die zowel bevrijdend als tiranniek kan zijn. Chaos is dan weer de moeder of de natuur, die een enorm potentieel bevat, maar tegelijk ook verwoestende rampen kan veroorzaken. Elk verhaal dat de moeite waard is, vertoont volgens Peterson deze dynamiek. Zo begint hij bijvoorbeeld zijn colleges aan de Universiteit van Toronto, die overigens integraal op YouTube te zien zijn, met een zeer uitgebreide analyse van de Disneyfilm Pinokkio waarin hij dezelfde structuur blootlegt. Deze dynamiek, die vervat zit in elk menselijk handelen, is dan ook fundamenteel voor het verstaan van Petersons denken: een mens zal telkens opnieuw met chaos geconfronteerd worden en gedwongen worden tot actie, waaruit een nieuwe orde zal ontstaan. Peterson benadrukt dat elke winst in het leven zonder de confrontatie met de chaos een vorm van zelfbedrog is.

Iedereen zal ooit door een episode van catastrofaal lijden moeten, zo stelt hij, dat is eigen aan de mens en aan de sterfelijkheid. Een overtuiging moet dan ook bestand zijn tegen de meest catastrofale vormen van lijden en de meest duistere momenten van het leven. Maar door regelmatig de verantwoordelijkheid te nemen en de confrontatie met de chaos aan te gaan, is het misschien mogelijk om het archetypische beeld van de mythologische held te belichamen en bij het aanbreken van de catastrofe niet totaal ten onder te gaan.

De enorme aantrekkingskracht van Peterson bestaat erin dat hij op basis van zijn inzichten stelt dat het voor ieder individu mogelijk is om zijn wereld te verbeteren door simpelweg eerlijk de vraag te stellen wat voor verbetering vatbaar is, zelfs al is het maar om vast te stellen dat een kamer rommelig is om deze dan vervolgens op te ruimen. De zin van het leven bestaat volgens Peterson niet in het nastreven van een onbereikbare vorm van geluk, maar in het vinden en oplossen van problemen op een steeds hoger niveau, tot mensen uiteindelijk de mogelijkheid verwerven om overeind te blijven in de meest catastrofale omstandigheden. Het is een positief verhaal waarmee hij jonge mensen wil aanmoedigen om hun volledige potentieel waar te maken. Of in de woorden van iemand die Petersons volledige boek in één zin samenvatte op het internet: ‘Life is suffering, go clean up your room’.

In een tweede reeks colleges past Peterson de inzichten uit Maps of Meaning toe op de oudste verhalen van de Bijbel. Hij vertrekt hierbij van de bezorgdheid dat het belang van deze verhalen verloren dreigt te gaan door de foutieve opvatting dat het gaat om primitieve en verouderde teksten zonder relevantie voor het heden. De teloorgang van de theologische en filosofische wortels van de westerse beschaving, die onder meer te zien valt in het vergeten raken van deze verhalen, maar ook in de schroom om hierover nog te spreken, is een van de grote tragedies van onze tijd. Ze laat jonge mensen achter zonder de houvast van hun cultuur en zonder de theologische taal die vaak het enige instrument is dat weerstand kan bieden tegen de meest duistere momenten van het leven.

Hoewel psychologische lezingen van de oudste Bijbelse verhalen reeds lang bestaan, slaagt Peterson erin om deze in zijn klassieke retorische stijl op een intelligente en welbespraakte manier opnieuw toegankelijk te maken voor talloze jonge mensen die hier vaak geen enkele band meer mee hebben. Hij toont overtuigend aan dat de meeste van de inzichten uit het oeroude corpus van oudtestamentische verhalen vandaag meer dan ooit relevant zijn.

Zowel in Maps of Meaning als in zijn Bijbelserie trekt Peterson overigens regelmatig van leer tegen het postmodernisme en het daaraan verwante nihilistische discours dat stelt dat het uiteindelijke resultaat van alle menselijke inspanning waardeloos is omdat alle waarden relatief zijn en ieder mens radicaal eindig. Het nihilisme is voor hem een bij voorbaat geplande nederlaag tegenover de wereld, een vorm van schuldig verzuim aan de verantwoordelijkheid van elke mens om het hogere na te streven. Maar hoewel net deze kritiek ook centraal staat in zijn scherpe reactie op het politiek correcte denken waarmee hij wereldwijd bekendheid verwierf, winnen Petersons ideeën veel aan diepgang wanneer ze de vorm krijgen van een positief geformuleerde oproep om het leven terug in handen te nemen.

 

Tegengif

Peterson ziet zijn ideeën als een tegengif voor winst zonder verdienste, zoals bijvoorbeeld centraal staat in het opeisen van vrijheid en rechten voor al dan niet vermeend onderdrukte minderheden in het politiek correcte denken. In de taal van Peterson gaat het om het tegengif tegen de verlamming die vele jongeren voelen om de wereld in te trekken en de confrontatie met de chaos aan te gaan. Ze dreigen te eindigen als een soort Pinokkio, niet enkel gedoemd om voor altijd een houten pop te blijven, maar vaak ook een stuk speelgoed in de handen van een bepaalde ideologie. Daar tegenover staan waarheid en verantwoordelijkheid. Wie de waarheid spreekt en verantwoordelijkheid opneemt, leert het spel te spelen, bouwt mee aan de structuur van de samenleving, verwerft kracht, aanzien en bekwaamheid en zal later deze nieuwe vaardigheden kunnen meenemen naar waar hij ook komt en welk spel hij ook speelt.

Peterson voelde terecht aan dat zijn politieke discours niet de meest efficiënte weg vormde voor het doel dat hij wilde bereiken: zoveel mogelijk jonge mensen aanmoedigen om het beste van hun leven te maken door hen aansluiting te laten vinden bij een cultuur die hen in de postmoderne samenleving grotendeels onthouden werd. Zijn zoektocht naar de best mogelijke vorm om zijn ideeën te verspreiden bracht hem bij het – in deze tijd immens populaire – literair genre van het zelfhulpboek. Uiteindelijk resulteerde dit in het boek 12 Rules for Life. An Antidote to Chaos.

Hoewel dit boek alle uiterlijke kenmerken van een zelfhulpboek vertoont, breekt het ook fundamenteel met enkele basiswetten die in het genre gelden. Peterson biedt geen systematische lijst die elk aspect van het leven beschrijft. Zijn regels lijken wat arbitrair gekozen en hebben titels als: ‘Zoek vrienden die het beste met je voorhebben’, ‘Spreek zuiver en precies’, ‘Aai een kat als je hem tegenkomt op straat’. Zonder context is het een onbegrijpelijk lijstje.

Bovendien zijn de meeste zelfhulpboeken die vandaag verschijnen weinig gericht op het belang van de samenleving als geheel en gaan ze vooral uit van een opeisen van wat het individu door, al dan niet vermeend, onrechtvaardige structuren of omstandigheden wordt onthouden. In het klassieke zelfhulpboek wordt het ego onrealistisch uitvergroot, wat uiteindelijk een geforceerd positief en heilloos perspectief geeft. Slechts heel weinig van dit alles is terug te vinden in 12 Rules for Life. Peterson vertrekt vanuit de catastrofe van het leven en tracht voor deze chaos houdingen en inzichten op te werpen die de kans vergroten dat iemand hierin overeind blijft. Net zoals in Bijbelse verhalen de langzaam gegroeide en moeizaam verworven houdingen worden beschreven die een mens door de meest duistere periodes heen helpen (en de catastrofale consequenties van het te zeer afwijken van dit pad) geeft Peterson op een rustige en vaderlijke manier zijn eigen ervaringen met het leven mee. Daarbij koppelt hij ogenschijnlijk willekeurige anekdotes uit zijn leven aan een toegankelijke beschrijving van enkele van de belangrijkste inzichten uit zijn eerdere werk. 12 Rules for Life is Petersons persoonlijke poging om de confrontatie met de chaos aan te gaan en de cultuur te redden en dit zorgt er alvast voor dat het niet enkel een confronterend boek is geworden, maar tegelijk ook het meest verkochte op Amazon in zijn categorie.

 

Literatuur

Jordan Peterson, Maps of Meaning. The Architecture of Belief, Routledge, Londen, 564 blz., ISBN 041592222412.

Jordan Peterson, 12 Rules for Life. An Antidote to Chaos, Penguin Random House, Toronto, 411 blz., ISBN 0345816021.

https://www.youtube.com/jordanpetersonvideos