Een interview met Dimitri Bontenakel

Annemarie Estor * 

 

In tijden van isolatie en angsten over slinkende voorraden lees ik een roman over… isolatie en angsten over slinkende voorraden. Toch laat deze eilandroman mij de beperkingen van mijn eigen ‘isola’ vergeten.

‘Een schip voer voorbij het eiland – een van die moderne stoomschepen. Ellie zag de walmende schoorsteenpijpen, het kielwater, de stralen van de opkomende zon die over het plaatstaal glibberden en gleden. Ze kneep haar ogen tot spleetjes, maar de afstand was te groot om passagiers op het dek te zien staan. Zoals de meeste schepen maakte de pakketboot een ruime boog om het eiland. Knopen vretend, kompasnaald slapend in de olie, de buik vol steenkool, was de boot onderweg naar het land van belofte in het westen, mijlen- en mijlenver weg van hier. Ze volgde het schip tot het gekrompen was tot een krasje op een tinnen plaat.’

Zo begint Hoofdstuk 1 van De Berenrug, de roman van Dimitri Bontenakel die, als alles goed gaat, op 7 april 2020 verschijnt. De roman speelt zich af op een eiland diep in de Noord-Atlantische wateren, een eiland dat door een ramp werd verwoest die de bewoners zelf over zich hebben afgeroepen. De bomen zijn verdwenen, gewassen groeien nog nauwelijks, en de bewoners, schipbreukelingen en nazaten van kolonisten, kunnen er niet weg. Hout om zelf een schip te bouwen is er immers niet, boten uit andere streken komen niet dichtbij, vliegtuigen of satellieten vliegen helaas ook nog niet over, laat staan dat er telefoon, e-mail of social media zijn… We bevinden ons namelijk aan het eind van de negentiende eeuw.

En dat is een onverwachte wending in de carrière van deze schrijver, die in 2013 De steek van de schorpioen publiceerde, een boek over het geglobaliseerde heden, en in 2017 Schaduw en vuur, dat zich deels afspeelt in 2042. Maar nu opeens het genre van de historische roman. Bontenakel lijkt moeiteloos door de eeuwen te springen. Met minutieus gevoel voor detail – ‘kompasnaald slapend in de olie’ – en een fijnzinnig schildersoog – ‘tot het gekrompen was tot een krasje op een tinnen plaat’ – roept de schrijver de tijdsgeest op. Dat begint al in de Proloog, waar we middenin een storm op een boot worden gedropt. Waarna Bontenakel ons in de volgende hoofdstukken bijvoorbeeld de werkplaats van een horlogemaker laat betreden, en strandjutters en turfstekers aan het woord laat. Het voelt allemaal alsof de schrijver er zelf naast stond.

Van Patagonië naar Oostduinkerke

‘Dimitri,’ vraag ik hem, ‘je hebt duidelijk veel onderzoek verricht voor het schrijven van De Berenrug. Kun je me daar meer over vertellen? Hoe heb je dat aangepakt?’ Bontenakel begint honderduit te vertellen. ‘Ik moest wel veel onderzoek doen. Dat tijdvak, het eiland en de isolatie vormden mijn premisse, terwijl mijn dagelijks leven, nu, in deze global village, het andere uiterste is.’ Ongeduldig als ik ben onderbreek ik hem. ‘Hoe kwam je dan tot die premisse?’ ‘Wel, ik reisde in het jaar 2008 naar Patagonië, waar ik het Chileense natuurreservaat Torres del Paine bezocht. Op terugweg van de Grey-gletsjer brak de zon op een bepaald moment door de wolken – het had de hele ochtend geregend en gesneeuwd – en zag ik het landschap weerspiegeld in de vele vennen en meren van het park – de pieken, het struikgewas, de bomen. Ik keek naar al die weerspiegelde weelde en een gedachte bekroop me: wat als die natuurpracht zou verdwijnen uit een mensenleven? Wat als er een eiland bestond waar de bewoners het zonder moesten stellen? De weerspiegeling in het water speelde daarbij een cruciale rol, maar omdat ik die intussen uit het boek heb geschreven, wil ik daar niet te diep op ingaan – ik hoop alsnog met dat idee aan de haal te kunnen gaan in een ander boek. Ik noteerde de gedachte in mijn notitieboekje en wandelde verder. Negen jaar en twee romans later haalde ik het eilandidee weer uit de schuif en begon me in te lezen. Boeken over eilanden leidden naar boeken over zeevaarders. Een van die boeken was Alleen met de Spray de wereld rond. De eerste solo-zeiltocht om de wereld, de wereldberoemde avonturenklassieker van de maker van de eerste zeiltocht rond de wereld Joshua Slocum (1895-1898), verschenen in het jaar 1900. ‘Dankzij dit meeslepende boek werd het voor mij gemakkelijker om mentaal naar dat tijdvak af te reizen’, vertelt Bontenakel. Zijn onderzoek werd, na lezing van Slocum, voortgezet in de online catalogus van de Antwerpse Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience – en even raken we aan de praat over de schatten die van daaruit bereikbaar zijn –, van waaruit Bontenakel uiteindelijk in het MAS belandde, het Antwerpse Museum aan de Stroom, dat aandacht besteedt aan culturele tradities op alle continenten, over de geschiedenis van Antwerpen en zijn haven, en de overzeese scheepvaart en handel. ‘In  de bibliotheek van het MAS hadden ze een boek over houtscheepsbouw dat je ter plekke mocht komen raadplegen en dat je stap voor stap uitlegde hoe je volgens de regels van de kunst een houten schip van de kiel af kon bouwen. Voor de passages in mijn boek die over botenbouw gingen, was dit boekje voor mij van onschatbare waarde,’ aldus Bontenakel.
Ook is Bontenakel voor zijn research twee keer naar Schotland afgereisd, volgde er de North Coast 500-route langs de noordelijke kusten en stak over naar de Orkneys en naar Skye. ‘In het stadje Wick bezocht ik het Heritage Centre, dat uitgebaat wordt door enkele vrouwen die ondanks het aantal jaren op de teller bijzonder kranig en praatvaardig waren. Ooit was Wick het centrum van de haringvisserij en het museum wekte het dagelijkse – zware – leven van een vissersgezin tot leven.’ Een ander museum dat hij aandeed, lag dichter bij huis. Het Navigo-Visserijmuseum in Oostduinkerke wil de bezoekers een en ander bijbrengen over de IJslandvaart en het bijgeloof onder zeelieden.

De wrede natuur

Zijn vorige twee romans speelden zich voor het grootste gedeelte in steden af, maar voor de eilandbewoners in De Berenrug is de natuur in feite een geduchte tegenstander. De landschapsbeschrijvingen in dit boek vormen een essentieel onderdeel van het verhaal. Bontenakel liet zich daarbij inspireren door de fameuze Britse natuurschrijver Robert McFarlane. ‘Niemand schrijft mooier over de natuur en haar invloed op het gevoelsleven van de mens’, zegt Bontenakel. Via McFarlane kwam hij terecht bij het twee jaar geleden opnieuw uitgebrachte Pelgrim langs Tinker Creek van Annie Dillard, een werk dat gebaseerd is op de terugtrekking van de schrijfster, in 1971, na een bijna fataal afgelopen longontsteking (ahum) in een blokhut in een vallei in Virginia. Het werk zit boordevol filosofische en psychologische bespiegelingen en literaire verwijzingen, voortgebracht door indrukken van de – vaak wrede – natuur.
In De Berenrug kan de natuur al even wreed tekeer gaan, en zorgt die voor spanningen tussen de eilandbewoners. Aan de ene kant heb je de nuchtere pastoor Picardt die zijn parochie de weg naar verlossing wil wijzen en hen met een waslijst aan kerkregels aan zich bindt, aan de andere kant is er de nostalgische schoolmeester Aloïs Oort die het geheugen van het eiland is en hoopt dat technologische ontwikkelingen voor een doorbraak zullen zorgen. (Geloofs-)overtuigingen lopen als breuklijnen over het eiland. Ergens daartussenin staat Ellie, het hoofdpersonage, een jonge vrouw die zich niet wil neerleggen bij de rol die de gemeenschap haar wil laten spelen en haar eigen beslissingen wil nemen. De onverwachte komst van twee schipbreukelingen drijft de spanningen verder op de spits, en dwingt Ellie uiteindelijk tot een onomkeerbare keuze.

Tjokvol fosfaten

Het schip waarmee we kennismaken in de Proloog draagt de naam ‘Nauru’. Waarom koos Bontenakel voor deze naam? ‘De “Nauru”, vertelt de schrijver, ‘verwijst naar het gelijknamige eiland in het midden van de Stille Oceaan. Nauru is 21 vierkante kilometer groot en telt 10.000 inwoners. Ooit was het een paradijselijk eiland waar geleefd werd van de vogeljacht en de visvangst. Toen ontdekte een kolonist dat de bodem tjokvol fosfaten zat. Intensieve fosfaatontginning zorgde voor grote rijkdom voor de eilanders maar hielp het landschap naar de verdommenis. Nu leven de inwoners op een maanlandschap en leiden ze aan ‘solastalgie’ oftewel klimaatdepressie – een betrekkelijk nieuwe term die het psychisch of existentieel lijden definieert als gevolg van milieuveranderingen (een vorm van heimwee, zeg maar, zonder dat je je huis hebt verlaten). De inwoners van Nauru hebben er van dichtbij mee te maken, en als de mensheid niet verandert, zal de rest van de wereld volgen. Wel, de eilandbewoners in De Berenrug hebben eind negentiende eeuw ook al last van solastalgie.’

Pastoor in Space

Een boek over benauwde emoties op een eiland. Voor mensen die de levende Boudewijn Büch niet zijn misschien een benauwend idee? Nee hoor, zeker niet. Het moge duidelijk zijn dat dit boek in geen enkel opzicht als een eiland beschouwd moet worden. In de laaglandse letteren is Bontenakel een schrijver van de wijde blik, hij kijkt ver over de grenzen van ruimte en tijd, en er zitten grappige verwijzingen in naar allerlei elementen uit onze cultuurgeschiedenis. Zou pastoor Picardt met opzet naar ruimteschipofficier Picard uit Star Trek genoemd zijn, die op zijn beurt weer vernoemd werd naar de gebroeders Picard, de ene luchtvaarder en de ander oceanograaf? Een vraag die voor mij niet anders dan met ‘ja’ beantwoord moet worden – reden dus, om hem aan Dimitri Bontenakel niet te stellen. En wat te denken hiervan?

‘Hij schikte een sprei om de schouders van zijn vrouw. De sprei stelde een kolonie papegaaiduikers voor. Honderden vogeltjes, bij hun snavel en vleugeltippen met elkaar verbonden. Van alle haakwerkjes die moeder in haar eerdere leven als naaister had gemaakt, vond Ellie deze sprei het mooist, en voor de zoveelste keer nam het meisje zich voor om ze in een sopje te steken en alle stof en roet en tranen uit het garen te schrobben.’

Is dit een verwijzing naar Escher? En zou dit dan indirect een verwijzing zijn naar het perspectivisme, de idee dat de wereld is zoals jij denkt dat die is? Veel van de personages in het boek worden ermee geconfronteerd dat zij de wereld niet echt kennen, dat zij beperkt zijn tot slechts het eigen perspectief… alweer een vraag die ik de schrijver niet stellen wil. Ik wil het werk van Escher dat ik in mijn hoofd heb, mij niet meer laten afnemen.

Tijdens het lezen van De berenrug val ik voortdurend van de ene in de andere schoonheidservaring. Neem bijvoorbeeld dit stukje:

‘Het schemerde al toen een aanwakkerende zuidooster de mistbanken aan flarden blies. Met een halve blik op zijn kompas liet de kapitein bijzetten wat kon worden bijgezet. Zeilen spanden zich op, het schip draafde weg. De zon ging neer achter een koppige wolkenlaag – nergens een pinkelende ster te bekennen. De jongen kreeg verlof om naar beneden te gaan. Met een warme maaltijd in zijn buik en een kop suf van het bierrantsoen verheugde hij zich op enkele uren deugddoende slaap. Hij liet zich op een lege matras vallen – niet die van de arme Berten –, trok zijn pet van zijn kop en trok het deken over zijn gezicht. Zijn gedachten dwarrelden als distelpluis naar beneden.
Het duurde even voor hij doorkreeg dat het rumoer bovendeks geen droom was.
Hij hoorde iemand roepen. Het was zijn broer die riep.
Het was zijn broer die riep dat hij de zee zag scheuren.’

Het natuurlijke ritme in de zinnen, de geraffineerde inzet van herhaling, de knisperende werking van assonantie en alliteratie, en het gebruik van schitterende metaforen – ik zou er een hele analyse aan kunnen wijden, maar dat doe ik niet. Liever herlees ik, geniet ik nog een keer. Bontenakel bewijst zich in De Berenrug als een meesterlijk dichter in het Nederlandstalig proza.

 

Dimitri Bontenakel, De Berenrug, Wereldbibliotheek, verschijnt op 7 april 2020, 21,99 euro, ISBN 9789028450387.