Uit het themanummer over migratie, Streven, oktober 2017 – nu online vanwege de zaak Mawda, weer een opflakkering in de ingewikkelde en voortdurende discussie rond het thema. 

Jan Koenot*

Kunst speelt in de huidige context een uitgelezen rol als ruimte waarin vrijelijk kan worden omgegaan met ervaringen en vraagstukken van het leven, los van dogmatische opvattingen en de eenzijdige dwangmatigheid van de wetenschappelijke rationaliteit. In een wereld waarin de problemen almaar complexer worden en de behoefte aan bezinning en verdieping toeneemt, is die vrije ruimte van vitaal belang: de kans op vermenselijking van de samenleving hangt ervan af. Kunst is geen luxe, maar noodzaak: niet omdat zij problemen oplost, maar omdat zij het hart van de mens aanspreekt en raakt en kan veranderen, en in die zin ook iets in de wereld verandert, of liever, mede de voorwaarde schept om de wereld te veranderen. Dat geldt ook zo voor het thema ‘migratie’. De realiteit van migranten en migratielanden is alomtegenwoordig in de hedendaagse kunst. Dat kan niet anders, als kunst de stand van zaken in de maatschappij weerspiegelt en onderzoekt.

Migranten in de westerse samenleving

Al decennialang stromen migranten in de Europese landen binnen, en door hun uiterlijk en taalgebruik zijn zij niet onopvallend in het straatbeeld aanwezig. Kunstenaars die een beeld willen geven van het huidige stadsleven zullen vanzelf ook die aanwezigheid laten zien. Reeds in de jaren 1973-1978 wijdde de Duitse kunstfotografe Candida Höfer een serie aan de ‘Turken in Duitsland’. De Canadees Jeff Wall ontwierp in opdracht van de stad Rotterdam een groot gietijzeren beeld om de Nederlanders te gedenken die sinds de negentiende eeuw naar Amerika emigreerden. Om het verleden met het heden te verbinden integreerde Wall in zijn werk ook elementen die verwijzen naar de recente nieuwkomers. Het heet terecht The Luggage Depot. A Monument to the Emigrants and the Immigrants (in 2001 geplaatst op de Wilhelminapier). Uit Walls fotografisch oeuvre blijkt hoezeer hij gevoelig is voor wat het betekent als ‘vreemdeling’ in onze landen te leven. Op een discrete manier roept hij in zijn beelden de moeilijkheden op waarmee zij te maken hebben: armoede, racisme, discriminatie. Steeds overstijgt de esthetische kwaliteit van zijn foto’s het puur anekdotische. In Children (1988) symboliseren kinderen van verschillende etnische groepen en culturen de samenstelling van de huidige maatschappij, die uit allerlei migratiebewegingen resulteert. Ook Marie Jo Lafontaine nam vanzelfsprekend migrantenkinderen op in haar portretfoto’s van de huidige jeugd. In de serie ‘Kinder der Ruhr’ (1996-2000) toont zij inheemse en allochtone kinderen met ontbloot bovenlijf. Daardoor vallen culturele en sociale verschillen weg, zij zijn allen evenwaardig, delen in dezelfde menselijke conditie, terwijl de gelaatstrekken en lichaamshouding volstaan om de eigenheid van elkeen uit te drukken. In de reeks ‘Babylon Babies’ (2002)[1] verschijnen migrantenjongeren op natuurlijke wijze als deelgenoten van hun generatie. Terwijl Marie Jo Lafontaine haar portretten in de studio neemt, fotografeert de Zwitserse fotokunstenaar Beat Streuli, die zijn tijd verdeelt tussen Zürich en Brussel, de huidige stadsbewoner op straat. Meestal vervaagt hij de achtergrond en focust hij op het gelaat. Als hij tentoonstelt, plaatst hij graag een groot aantal foto’s naast en boven elkaar. De toeschouwer wordt geconfronteerd met een mozaïek van gezichten die een herkenbaar beeld oproept van de multiculturele samenleving. Typisch is een foto uit de serie ‘Brussel’ (2006) waarop een gesluierde moslima tussen een blanke en een zwarte man wandelt. Opmerkelijk is voorts een videowerk van David Claerbout, Sunrise genoemd (2009), dat het stille werk toont van een Roemeense werkvrouw in een dure, modernistische villa. Op de ontwerpschetsen associeert Claerbout de vrouw met armoede en waardigheid.[2] Zijn aandacht voor de sociale realiteit van migranten blijkt tevens uit het sublieme videowerk The Algiers’ Sections of a Happy Moment (2008), die als een diavoorstelling talloze beelden aaneenrijgt van een groep spelende Maghrebijnse jongeren. Alle genoemde kunstwerken presenteren migranten als evenwaardige burgers die met hun eigenheid en schoonheid deel uitmaken van onze omgeving. Dat de multiculturele samenleving geen idylle is, dat het massaal binnenstromen van allochtonen met diverse culturele achtergronden en vaak uitgesproken religieuze overtuigingen in onze westerse, open en permissieve samenleving leidt tot verwarring, angsten en spanningen, ook dat zien de kunstenaars. Zo hekelen Gilbert & George in hun recente series ‘Scapegoating’ (2013) en ‘Utopian Pictures’ (2015) racisme, fascisme, intolerantie, de islamofobie van de enen en het religieus fanatisme van anderen.

Kunstenaars met een allochtone achtergrond

Onder de vooraanstaande hedendaagse westerse kunstenaars hebben meerderen zelf hun wortels in andere culturen. Een van hen is Mona Hatoum, die in 1952 in Beiroet als dochter van Palestijnse ouders geboren is en in 1975 in Londen verbleef toen de burgeroorlog in Libanon uitbrak. Zij kon niet meer terug en werd tot ballingschap gedwongen. Toen zij in 1981 voor het eerst opnieuw in Beiroet was, filmde zij haar moeder onder de douche. Op basis van deze ongewone beelden van een naakte Palestijnse vrouw maakte zij in 1988 het videowerk ‘Measures of Distance’. De filmfragmenten worden erin overschreven door de brieven, in Arabische letters, die de kunstenares in Engeland van haar moeder gekregen had en die zij in het Arabisch en in Engelse vertaling voorleest. Op een treffende wijze wordt hier de ruimtelijke afstand en emotionele nabijheid van het achtergelaten thuisland in beeld gebracht. Een ander voorbeeld is de in 1957 in Iran geboren Shirin Neshat. Haar verwesterde ouders stuurde haar voor haar opleiding naar de Verenigde Staten, waar zij is blijven hangen. Toen zij in 1990 naar Iran terugging, was het land totaal veranderd. Het was een schok. Zij keerde terug naar New York en ontwikkelde een oeuvre waarin zij de islamitische tradities en waarden verkent. In esthetisch en poëtisch krachtige videowerken roept zij het contrast op tussen man en vrouw, verleden en heden, Oost en West, religieus en seculier, geweld en vrede. Ruimer bekend is Steve McQueen, in 1969 in Londen geboren. Zijn ouders komen van de Caribische eilanden. Zijn langspeelfilm 12 Years a Slave (2013) werd wereldwijd gelauwerd, op een ogenblik dat McQueen reeds als videokunstenaar een gevestigde naam had. In zijn oeuvre confronteert hij de westerse toeschouwers met het koloniale verleden en betoont hij het weerstandsvermogen van miskende bevolkingsgroepen. De in 1971 geboren Frans-Algerijnse kunstenaar Adel Abdessemed studeerde aan de kunstacademie van Algiers, maar toen in 1994 de directeur en zijn zoon vermoord werden, trok hij naar Frankrijk. Zijn werk biedt een scherp commentaar op een wereld waarin onrecht, fanatisme en machtsdrang leiden tot geweld en oorlog. Ook de spanning tussen westers secularisme en religieuze tradities speelt erin mee. Fiona Tan, in 1966 op Sumatra geboren, genoot haar opleiding in Amsterdam, waar zij zich gevestigd heeft. Uit haar veelzijdige oeuvre, waarin identiteit, herinnering en verbeelding centraal staan, vermeld ik slechts het oogstrelende videowerk Nellie (2013), een vrije evocatie van Cornelia van Rijn, een onwettige dochter van Rembrandt, die op zestienjarige leeftijd naar Batavia uitweek en van wie verder nauwelijks iets geweten is. Op subtiele wijze verbindt de kunstenares de rijke cultuur van haar nieuwe thuisland (haar beeldtaal in dit werk herinnert aan Vermeer) met het verre Indonesië waaruit zij afkomstig is.

Dat migratie ook om zo te zeggen in omgekeerde richting mogelijk is, bewijst de Antwerpenaar Francis Alÿs (geboren 1959) die sinds 1987 in Mexico-Stad leeft. Daar werkt hij met plaatselijke kunstenaars en ambachtslieden. Met frisse humor exploreert hij sociale mechanismen en politieke kwesties, naar het motto ‘Sometimes doing something poetic can become political, and sometimes doing something political can become poetic’.[3] Zijn videowerken spreken de universele taal van eenvoudige parabels. Zijn oeuvre omvat ook performances en collectieve acties, zoals de spraakmakende The Modern Procession, in New York, in 2002, naar aanleiding van de voorlopige verhuizing van het MOMA naar een andere locatie. Kopieën van iconen van de moderne kunst werden als heiligenbeelden door Mexicanen gedragen, een Peruaanse fanfare liep voorop.

Vluchtelingen uit Afrika en Syrië

Een bijzondere aandacht krijgen de laatste jaren die migranten die oorlogsgebieden ontvluchten. Heel wat fotojournalisten en kunstenaars vestigen de aandacht op hun tragische levenslot. Zo roept het sobere videowerk Crossings (2013) van de in 1982 in Parijs geboren en in Marrakesh opgegroeide Frans-Marokkaanse Leila Alaoui in eenvoudige beelden – een weg, een woud, de woestijn, de golvende zee, afgewisseld met portretten – de eenzaamheid, de angsten, de magere hoop van vluchtelingen uit het Sub-Saharische Afrika op. Leila Alaoui, vooral bekend door een prachtige reeks portretten van Marokkanen in kleurrijke klederdracht, werd in januari 2016 zelf het slachtoffer van een terroristische aanslag in Ouagadougou, de hoofdstad van Burkina Faso, waar zij in opdracht van Amnesty International foto’s maakte in het kader van een campagne voor de verdediging van de vrouwenrechten. Wereldwijd verspreid is de serie ‘The Long Walk’ van de Amerikaanse fotoreporter Shannon Jensen, die in 2012 op het geniale idee kwam, om de vermoeiende tocht van Zuid-Sudanese vluchtelingen te evoceren, eenvoudigweg hun schoenen te fotograferen. Zoals van de beroemde Schoenen (1886) van Van Gogh – ik weet niet of zij daaraan gedacht heeft – kun je ook van deze afgedragen, vaak met zorg opgelapte schoeisels heel wat aflezen. Als ensemble tentoongesteld overstijgen deze beelden het documentaire karakter van een fotoreportage en halen ze de status van een artistiek project.

In september 2015 werd de persfoto van de verdronken jonge Syrische vluchteling Aylan Kurdi tot het iconische beeld van de tragiek van de Syrische vluchtelingen. Als eerbetuiging poseerde de dissidente Chinese kunstenaar Ai Weiwei in februari 2016 voor het nieuwsmagazine India Today liggend op het strand van Lesbos, in de houding van het driejarige overleden slachtoffer. Al Weiwei vertoefde op het Griekse eiland om zich het lot van de vluchtelingen aan te trekken. Zijn engagement vertaalde zich in artistieke projecten: in februari 2016 hing hij 14.000 afgedankte rode reddingsvesten van Syrische vluchtelingen aan de zuilen van het Konzerthaus in Berlijn en in september van hetzelfde jaar tweeëntwintig oranje rubberboten voor de ramen van het deftige Palazzo Strozzi in Florence. Een ander opmerkelijk project vond plaats in de herfst 2014 in de kathedraal van Bayeux (Frankrijk), waar de uit België afkomstige oorlogsreporter Laurent Van der Stockt de naakte wanden mocht versieren met uitvergrote foto’s van Syriërs uit Aleppo en omgeving. De realiteit van oorlog, verwoesting, verwonding en dood vulde de hele ruimte. Tegen een van de gewelven werd een foto van het bebloede gezicht van een radeloze man opgehangen. Een hedendaagse Ecce Homo. In november 2016 ontsnapte Van der Stockt ternauwernood aan een aanslag terwijl hij Irakese soldaten vergezelde tijdens een offensief om de stad Mosul te heroveren op de bezetters van de Islamitische Staat.

Ook Syrische kunstenaars verspreiden beelden om medeleven voor hun landgenoten te wekken. De getalenteerde kunstfotograaf Moustafa Jacoub, die thans in Duitsland woont, componeert sprekende beelden die haarscherp de lotgevallen van de vluchtelingen weergeven, zoals dat van een varende, overvolle vluchtelingenboot, met eronder de dreigende schaduw van een walvis, of dat van een familie, schaarse goederen torsend, als koorddansers voortschrijdend op de snede van een reusachtig, bebloed scheermesje, aan prikkeldraad opgehangen. Wie kan een dergelijke dodenweg overleven? Om in te gaan tegen de negatieve beeldvorming met betrekking tot Syriërs en Arabieren in het algemeen heeft hij foto’s verspreid van beroemde Syriërs, zoals de in 2011 overleden Steve Jobs, medeoprichter en voormalige CEO van Apple, van wie de biologische vader een Syrische migrant was. Een andere bekende Syrische kunstenaar is Nizar Ali Badr, die zijn land niet verlaat, omdat hij daar de inspiratie en het materiaal voor zijn werk vindt. Hij verzamelt namelijk op een heilige plek kiezelstenen waarmee hij tafereeltjes samenstelt van feestende en dansende mensen, maar vooral van gesneuvelden, gevangenen, en overlevenden die elkaar troosten en bijstaan. Foto’s van deze aandoenlijke voorstellingen gaan via het web de wereld rond.

Het vlot van de Medusa

Fotoreporters en kunstenaars geven blijk van heel wat creativiteit als het erom gaat van het vluchtelingendrama aangrijpende beelden te maken die in het geheugen blijven hangen. Zo ging de Ierse fotograaf Richard Mosse (geboren in 1980, gevestigd in New York) met een gesofistikeerde thermische camera aan de slag. Een dergelijk apparaat, ontworpen voor het leger, is in staat warmteverschillen op een afstand van dertig kilometer te detecteren en voldoende scherpe beelden te produceren om mensen op een afstand van zes kilometer te herkennen. Onvergetelijk is het beeld dat Mosse met behulp van deze techniek maakte in een loods van het voormalige vliegveld Tempelhof in Berlijn, waar Syrische, Afghaanse en Irakese vluchtelingen worden opgevangen. Een kind dat met zijn smartphone bezig is, verschijnt er als een sprookjesfiguur, naamloos, fosforescerend, als van binnenuit door een geheimzinnig licht bestraald. De kracht van dit beeld spruit voort uit de gehanteerde methode (de thermische camera, oorspronkelijk een wapen, is als een zwaard dat tot ploeg wordt omgesmeed), het resultaat (de esthetische kwaliteit van de foto) en de inhoud (het kind zoekt via de smartphone communicatie en krijgt die, ook met ons, via dit beeld).

Typisch voor de hedendaagse kunst is het zich toe-eigenen van klassieke beelden om ze te actualiseren. Opvallend is dat meerdere kunstenaars die met het lot van de vluchtelingen begaan zijn, teruggrijpen naar het beroemde, reusachtige doek van Théodore Géricault, Le radeau de la Méduse, uit 1818, dat in het Louvre hangt. Het schilderij stelt het vlot voor waarop schipbreukelingen proberen te overleven nadat zij door de kapitein en officieren van het gezonken Franse fregat Méduse aan hun lot waren overgelaten. Adad Hannah, een kunstenaar die in 1971 in New York geboren is en in Canada woont, heeft tweemaal de al sinds de negentiende eeuw gangbare werkwijze van het tableau vivant – het fotograferen van een groep acteurs die een uit de kunstgeschiedenis bekend tafereel ensceneren – toegepast op Géricaults Vlot. In 2009 liet hij studenten in de Verenigde Staten het tafereel naspelen, en dat project vond zijn neerslag in de foto- en videobeelden van de serie The Raft of the Medusa (100 Mile House). In 2016 deed hij het project over in Saint-Louis, in Senegal, aan de Afrikaanse Westkust. Dit keer werden plaatselijke artiesten, muzikanten, scheepsbouwers en werklieden ingeschakeld om het verhaal van de schipbreukelingen opnieuw tot leven te brengen. Als je de beelden van The Raft of the Medusa (Saint-Louis) vergelijkt met die van de vorige serie, valt het verschil direct op. In 2009, met blanke studenten, lag de klemtoon op een vormelijk zo getrouw mogelijke weergave van Géricaults doek. In 2016, met Zwart-Afrikaanse acteurs, dicht bij de plek waar het onfortuinlijke fregat in 1816 naar op weg was, nu in de context van de vluchtelingencrisis, werd gefocust op de inhoud: het tragische lot van slachtoffers van wanbestuur, klassenverschil, corruptie en brutaal geweld. Geschiedenis en actualiteit convergeren.

Ook de Franse kunstenaar Alexis Peskine (in 1979 in Parijs uit een Afro-Braziliaanse moeder en Frans-Russische vader geboren, en opgeleid in de Verenigde Staten) herneemt Géricaults motief in het videowerk Le Radeau de la Méduse (2016). Daarin worden de droom en realiteit van Afrikaanse vluchtelingen in suggestieve beelden opgeroepen. Zij eindigen als straatventers rond de Eiffeltoren, maar bewaren daarbij hun menselijke waardigheid en pracht. In 2015 liet de alom gekende graffitikunstenaar Banksy bij een bezoek aan het beruchte vluchtelingenkamp in Calais tekeningen achter van onder meer de reeds genoemde Steve Jobs (levensgroot, met een klassieke Macintoshcomputer in de hand) en van het vlot van de Medusa. Toen Adel Abdessemed (ook al genoemd) commentaar gaf bij zijn installatie Hope (2011-2012) – een echte vluchtelingenboot boordevol gevulde zwarte vuilniszakken, als waren vluchtelingen niet meer dan afval – verwees ook hij naar Géricaults meesterwerk.

Slotbeschouwing

Zoals blijkt uit de hier aangehaalde voorbeelden – slechts een greep uit het ruime aanbod – benadrukken kunstenaars de menselijke kant van de migranten- en vluchtelingenkwestie. Hun werken wakkeren gevoelens van respect en solidariteit aan die de voorwaarde vormen van opbouwende sociale actie en politiek engagement. De kunstwerken staan niet op zichzelf: musea en tentoonstellingsruimten zijn uitgegroeid tot dynamische platformen, plaatsen van ontmoeting en dialoog, via educatieve programma’s, lezingen en debatten. De globalisering die voortvloeit uit de wederzijdse economische afhankelijkheid van alle continenten en de wereldwijde onderlinge verbondenheid door de communicatiemedia maakt dat ook de kunstwereld kosmopolitisch is geworden. Kunstenaars zijn zelf vaak wereldburgers met wortels in verschillende landen, door hun afkomst, opleiding en soms dubbele woonplaats. De beknopte biografische gegevens in dit artikel getuigen ervan. Dat bijvoorbeeld de Albanese kunstenaar Anri Sala (geboren in 1974), die weliswaar een gedeelte van zijn vorming in Parijs genoot, maar in Berlijn ging wonen, in 2013 Frankrijk vertegenwoordigde op de Biënnale van Venetië, is veelzeggend. Terecht stelde de Chileen Alfredo Jaar op diezelfde Biënnale met zijn installatie Venezia, Venezia het principe van nationale paviljoenen in de Giardini ter discussie. Het nomadisme van de hedendaagse kunstenaar die met zijn oeuvre de wereld rondreist, maakt hem gevoelig voor de confrontatie tussen de culturen en de vermenging van bevolkingsgroepen. Tussen het nomadisme van kunstenaars en de verhuizing van migranten en vluchtelingen liggen wel verschillen. Tegenover de vrije bewegingsruimte en status van de enen staan de dwang en vaak armoede van de anderen. Volgens de Syrische schilder Omar Ibrahim, die nu in Parijs woont, moet de kunstenaar in ballingschap waakzaam blijven. Toegeven aan de wensen van de lucratieve kunstmarkt kan verleidelijk zijn. Maar wat betekent artistiek succes als je daarvoor je identiteit en geschiedenis opgeeft? Kunst moet weerstand bieden, tegen onrecht, oorlog en fanatisme, maar ook tegen de oppervlakkigheid en wispelturigheid van de markt.[4]

 

[1] Foto’s uit deze serie stonden op de kaft van Streven, jaargang 2002.

[2] Sean Kelly (red.), David Claerbout. Drawings and Studies, Hatje Cantz, Ostfildern, 2015, blz. 58-61.

[3] Titel van een tentoonstellingscatalogus (David Zwirner, New York, 2007).

[4] Omar Ibrahim, ‘Le champ de la liberté’, opiniestuk in Libération, 7 maart 2017.