Ludo Abicht*

 

Toen ik in de VS woonde had ik moeite om de logica van de ‘one drop’-regel te begrijpen die zo lang in de Zuidelijke staten werd gehandhaafd: wie één druppel niet-blank bloed in de aderen had, werd daar wettelijk als ‘zwart’ beschouwd en gediscrimineerd Toen ik vroeg hoe dat zat met de meerderheid van de zwarten, die als gevolg van eeuwen van verkrachtingen en seksueel misbruik op zijn minst één druppel ‘blank’ bloed in hun lichaam hadden: werden die dan ook meteen als blanken beschouwd?, keek men me een beetje wantrouwig aan: wat kan een buitenstaander nu weten van de Amerikaanse raciale complexiteit? Ik had een mulat neef in Brussel, de zoon van een koloniale vader, die heel zijn jeugd als zwarte werd bekeken en behandeld en had geleden, en die daarom besloot na de onafhankelijkheid van Congo naar zijn land terug te keren. Daar werd hij meteen als ‘blanke’ beschouwd en evenmin als gelijke medeburger behandeld.

Waarmee ik wil zeggen: waar ook ter wereld, misschien met Brazilië als uitzondering, wijk je best niet af van de norm of je zal ervoor betalen. Maar net deze vergelijking met Brazilië, waar een raciale mix meer regel dan uitzondering is, doet nadenken: wat scheelt er met ons, dat wij, die toch (zouden moeten) weten hoe gelijk alle mensen in feite zijn, vandaag nog zo’n belang aan dergelijke verwaarloosbare verschillen blijven hechten? Vooral omdat hier duidelijk sprake is van een aangeleerde eigenschap: in de kleutertuin van mijn dochter in Ohio antwoordden de kinderen op de domme vraag, of hun juf zwart of blank was, bijna altijd een beetje verlegen: ‘ik weet het niet, zij is de juf’. En tien jaar later, op de middelbare school, was het intussen ‘normaal’ geworden dat Anglo’s, Hispanics, Asians en Blacks niet meer in dezelfde kringen verkeerden en zeker geen gemengde koppeltjes vormden. Dat was nochtans een school vol politiek correcte leerkrachten, een multiculturele modelinstelling die prat ging op haar diversiteit en multi-etniciteit.

De laatste weken krijg ik opnieuw het gevoel dat men steeds minder geduld heeft met dit soort vergelijkingen en nuances en het veiliger vindt voorlopig maar mee te huilen met de zwart-wit denkende wolven in het bos: wanneer je het bijvoorbeeld waagt, hoe kort en voorzichtig ook, om te wijzen op andere voorbeelden van agressie en vluchtelingenleed dan die tegen de Oekraïners, neem nu in Jemen, Irak, Syrië of Palestina, word je gegarandeerd weggezet als aanhanger van Vladimir Poetin en dus een immoreel apologeet van de door het Russisch leger begane oorlogsmisdaden. Terwijl in theorie alle mensen gelijk zijn en alle burgers gelijk voor de wet, blijkt dat vandaag opnieuw niet te kloppen, want het onderscheid tussen de opvang van vluchtelingen, zowel door de overheid als de openbare opinie, is schrijnend, en dat merk je ook aan het gebrek aan een genuanceerd debat over dit thema.

In het gedicht ‘Après la bataille’ (1828) beschrijft de jonge Victor Hugo zijn vader die door een gewonde vijandelijke soldaat werd aangevallen, toen hij hem te drinken aanbood. Zijn vader kon tijdig uitwijken: ‘Donne-lui tout-de-même à boire’, reageerde hij. Hij weigerde een onderscheid te maken tussen gewonde mensen. Indien de berichten over de inval in Oekraïne enigszins kloppen, vrees ik dat een dergelijke vorm van (romantisch) humanisme vandaag eerder uitzonderlijk is, terwijl het nochtans de kern uitmaakt van de humanitaire hulp, zeg maar het DNA van organisaties als ‘Artsen zonder Grenzen’ en het Rode Kruis. Is onze generatie dan harder en cynischer geworden dan die van onze ouders en voorouders? Is het mogelijk dat we, ondanks al onze kennis van de gruwelijkheden van het recente verleden, opnieuw collectief rijp zijn voor een nieuwe dodelijke hetze tegen al onze echte en vermeende vijanden, dat wil in feite zeggen voor het failliet van de Verenigde Naties, een eeuw na de mislukking van de Volkenbond?

Moeten we niet eerder, naast het ethisch verantwoorde protest tegen de Russische agressie, de moed opbrengen om onze steun te betuigen aan die honderdduizenden Russische burgers die het helemaal niet eens zijn met hun leiders en de moed opbrengen om dat luidop te blijven zeggen?