Natalya Krasnoboka

De toekomst van Oekraïne

 

Na de Georgische Rozenrevolutie in 2003 begonnen politieke waarnemers en journalisten te speculeren over een revolutie in Oekraïne, dat historisch en cultureel tamelijk verwant is aan Georgië. Er werden zelfs al namen bedacht voor die nakende ‘revolutie’ in Oekraïne, maar Oranje Revolutie stond niet op de lijst.

‘Oranje’ verwijst dan ook naar geen enkel element in het Oekraïense verleden. Het is een kleur die in Oekraïne irreëel lijkt, en dus des te sterker in de verf zet hoe buitenissig, ja bijna postmodern onwerkelijk de recente revolutie wel is. Zelfs het woord ‘oranje’ is niet Oekraïens. De Russische naam van deze kleur is een leenwoord – ‘orange’. Dat dit vreemde woord en deze exotische kleur zijn naam heeft gegeven aan de recente revolutie in Oekraïne, is voor hen die niet geloven in de lokale oorsprong van de revolutie een zoveelste bewijs dat er sprake was van westerse beïnvloeding – zelfs van een ‘westerse samenzwering’. (Voor liefhebbers van samenzweringen en bizarre toevalligheden: het dioxine waarmee Victor Joesjtsjenko in de zomer van 2004 tijdens de aanloop naar de verkiezingen werd vergiftigd, draagt de welluidende naam ‘agent orange’).

Het is overigens niet nodig het verloop van deze revolutie mythologisch op te smukken. De realiteit werd zelf namelijk een mythe en de mythe werd realiteit. Alles voltrok zich op zo’n manier dat het wel leek of de meest dierbare legenden, wensdromen en verwachtingen van zo veel generaties Oekraïners in één klap werkelijkheid werden. Het Oekraïense collectieve bewustzijn (en collectief onbewuste) puilt uit van dat ene, grote onstilbare verlangen: we wachten en lijden, en hoe langer en ondraaglijker ons lijden, hoe dichter we het moment van de waarheid naderen. Dan zal de Verlosser van de natie komen. Iedereen zal hem (of haar) aanstonds herkennen en zich achter hem scharen, want in zijn persoon verenigt hij waarheid, geloof en kracht. Deze Verlosser en zijn volgelingen zouden zich maar hoeven te vertonen in Kiev opdat de oude machthebbers op de loop zouden gaan. Kortom, dit geloof was door en door utopisch, en sommige meer pragmatisch ingestelde individuen pleitten voor actie in plaats van te blijven dromen. Het lijdt geen twijfel dat er door velen bergen werk is verzet om de Oekraïense revolutie op gang te krijgen en te houden. Maar in de ogen van de massa was de revolutie niet meer of minder dan een mirakel.

Zodra Joesjtsjenko de publieke arena betrad, werd hij herkend als de Verlosser op wie de natie zolang had gewacht: diep religieus, afkomstig van het platteland en helemaal op weg het te maken als de uitverkoren leider van zijn land, dat hij meer bemint dan z’n eigen leven, goed opgeleid, vriendelijk, knap, eerlijk en loyaal – de verpersoonlijking van ‘de Oekraïense droom’. De liefde en het geloof van het volk maakten hem tot de Leider. Even beschouwden velen hem als de Messias. Zijn mysterieuze vergiftiging tijdens een geheim diner met de vertegenwoordigers van de veiligheidsdienst, maakte het Messiaanse portret compleet.

En dan kwamen de presidentsverkiezingen, en de massa die samenkwam op de Maidan(veche), het centrale plein in Kiev, en luid en duidelijk ‘nee’ zei tegen de officiële verkiezingsresultaten. En, wonder boven wonder, in deze autoritaire post-sovjetrepubliek, zo berucht voor haar politieke moorden en het niet respecteren van de burgerlijke vrijheden, werden de resultaten van de verkiezingen… ongeldig verklaard. Zonder gevecht, zonder wapens of ontvoeringen maar met opgewekte concerten en carnavaleske vertoningen, stroomden mensen, hele families, samen op de Maidan en installeerden ze hun leider. Was dat niet het allermooiste voorbeeld van directe democratie? Het zag er allemaal uit als een mirakel. De Oranje Revolutie begon en eindigde als een mythe en het was waarschijnlijk de meest hartverwarmende mythe uit de hele Oekraïense nationale geschiedenis.

Ik had het geluk op de Maidan te staan op de avond van de verkiezingen (26 december 2004). Zo kon ik met mijn eigen ogen aanschouwen waar alle nationale en internationale waarnemers maar niet over uitgepraat raakten: alle samengestroomde mensen warmden zich op aan de vreugdevolle eenheid, broederlijkheid en gelijkheid die op het plein heerste. Het was betoverend. De mensen op het plein waren hoffelijk, ze gingen vriendschappelijk met elkaar om, ze waren gul. Wat ik zag was iets anders, groters en mooiers dan al die eerdere revoluties die de Oekraïners van nabij hebben meegemaakt. Dit was een moment waarop mensen zich gedurende een heel lange tijd hadden voorbereid en dat ze nu, in het volle bewustzijn van wat er gebeurde, waardig en haast verheven beleefden. Hun vreugde bereikte een hoogtepunt, en dit zonder dat mensen opgezweept werden door alcohol of door valse profeten.

Één zaak wierp een schaduw over de viering van dit vreugdevolle feest van de hoop: de scheiding van het land. Overdonderd door de algemene euforie, weigerde ik de berichten in de internationale media te geloven over de diepe politieke kloof die dwars door Oekraïne liep. Die berichten waren niet erg accuraat, en samen met duizenden landgenoten gaf ik er de voorkeur aan te geloven dat het relatief grote aantal stemmen uitgebracht voor Janoekovitsj het gevolg was van fraude, en dat zodra de verkiezingen fair verliepen hij niet veel meer zou behalen dan 10% van de stemmen, afkomstig van de kliek van ex-machthebbers en hun aanhangers. De ontnuchtering kwam toen de resultaten van de overgedane tweede verkiezingsronde bekend werden. Zomaar eventjes 44% van alle burgers stemde voor Janoekovitsj. Ik kon het niet geloven. En ik was nog meer geschokt toen bleek dat binnen mijn eigen familie de politieke verhoudingen haast een perfecte weerspiegeling vormden van de politieke verhoudingen in het hele land. Daar kon ik met mijn verstand niet bij. Ik achtte het uitgesloten dat mijn familieleden en vrienden, die ik toch zo goed meende te kennen, er nog maar aan zouden dénken voor Janoekovitsj te stemmen. In mijn ogen waren zijn potentiële aanhangers halfbakken individuen die om de een of andere reden misleid waren door de officiële propaganda of gedreven werden door angst. In mijn familie kende ik geen halfbakken individuen of angsthazen, maar toch stemde bijna de helft van hen voor Janoekovitsj.

Sindsdien heb ik me al vaak afgevraagd wat er toch met mijn land aan de hand is. Is het echt zo verscheurd? Dat zag er naar uit. Maar waardoor wordt het land verscheurd? Wat is de belangrijkste breuklijn?

In de internationale media werd vaak verwezen naar de ‘oost/west’-breuklijn. Dat is een handige boodschap, simpel te hanteren door journalisten die moeten berichten over verkiezingen uit den vreemde. Reporters houden van zulke rechttoe-rechtaan verklaringen. Maar de Oekraïense realiteit kan niet op die manier worden uitgelegd. De onderlinge verschillen tussen Kiev en Lviv (die allebei tot het ‘westen’ van het land behoren) zijn even groot als de verschillen tussen Kiev en Donetsk (dat tot het oostelijke landsdeel behoort). Gedurende een groot deel van de twintigste eeuw was Charkov (in het ‘oosten’) de hoofdstad van Oekraïne, terwijl Lviv werd beschouwd als een deel van Polen. In de verbeelding van de gemiddelde Oekraïner ligt het ‘hart’ van het land en van de cultuur in het centrum – dat in de internationale berichtgeving nauwelijks werd vermeld, maar dat wel het grootste deel van het land uitmaakt. Een andere paradox is dat alle (!) sleutelfiguren van de Oekraïense oppositie oorspronkelijk niet veel te maken hadden met het ‘westen’, dat ze zogenaamd vertegenwoordigden tijdens de Oranje Revolutie. De radicaalste oppositieleidster, Julia Timosjenko, bracht het grootste deel van haar leven door in Dnjepropetrovsk (‘oosten’), Olexandr Moroz in Kiev, Anatoly Kinakh werd geboren aan de grens tussen Oekraïne en Moldavië (‘zuiden’) en Victor Joesjtsjenko komt uit het noordoostelijke deel van het land.

Ook religie kan de kloof niet verklaren. Een aanzienlijk deel van de post-sovjetbevolking blijft atheïstisch of wordt aangetrokken tot diverse nieuwe en/of niet-christelijke vormen van geloof. Bovendien blijft, hoewel het grootste deel van zowel de katholieke als de Griekse-katholieke gelovigen in het westelijke deel van Oekraïne woont, het orthodoxe geloof de belangrijkste godsdienst in heel Oekraïne – van oost tot west. Iets gelijkaardigs valt ook te zeggen over de taalverschillen. In de meeste delen van het ‘westen’ wordt Oekraïens gesproken, maar dat geldt ook voor zowat de gehele plattelandsbevolking. In de grote steden wordt meestal Russisch gesproken (behalve in vier of vijf ‘westerse’ steden). En hoewel het hier in sommige gevallen gaat om een welbewuste politieke en culturele keuze, is het in veel meer gevallen een overblijfsel van het sovjetverleden, toen het Oekraïens als taal bijna volledig werd verboden door de sovjetautoriteiten. Andere demografische verschillen (zoals leeftijd, inkomen, opleiding, geslacht) maken evenmin het verschil tussen de aanhang van beide kandidaten duidelijk. Elk van deze factoren helpt de kloof een beetje te verklaren, en de combinatie van alle factoren samen nog iets meer. Maar ik ben van mening dat men een zinvolle verklaring van de huidige electorale kloof in Oekraïne elders moet zoeken. Namelijk in wat men de sovjetnalatenschap kan noemen. Die is het duidelijkst voelbaar in de sociaal-economische sfeer, met name in de manier waarop onder het sovjetbewind jobs werden beschouwd als een zekerheid. Wat voortdurend terugkeert in de motivatie van de Janoekovitsj-aanhangers om niet voor Joesjtsjenko te stemmen is de vrees hun job en hun zuurverdiende spaarcenten te verliezen. De meerderheid van de anti-Joesjtsjenkokiezers zijn op de een of andere manier betrokken bij de zware industrie of de mijnbouw. Tijdens de sovjetperiode genoten de werknemers in deze sectoren zowat de hoogste levensstandaard in de hele Sovjet-Unie. Ze kregen niet alleen een relatief hoog loon, maar ook veel prestige en politieke en economische erkenning van hun werk. Janoekovitsj deed er, eerst als gouverneur en later als eerste minister, alles aan om deze erfenis te vrijwaren. De mijnwerkers willen niet weten waar hun geld vandaan komt. Maar ook voor hen wordt het stilaan duidelijk dat de sector van de mijnbouw en de zware industrie aan een grondige reorganisatie en afslanking toe is. En het is al even duidelijk dat Joesjtsjenko, die werk wil maken van de modernisering van de economie, precies dat van plan is. Reden genoeg dus voor heel wat mensen om zich te keren tegen deze ‘pro-westerse’ president.

Deze verklaring maakt ook duidelijk waarom het ‘oosten’ in grote mate tegen Joesjtsjenko heeft gestemd. Donbas (de streek in de buurt van Donetsk, in het oosten) is altijd de industriële trots van de sovjeteconomie geweest. De regio was beroemd voor zijn mijnen, metallurgische fabrieken en andere vestigingen van zware industrie. Vóór de industrialisering in de sovjettijd was dit deel van het land amper ontwikkeld. Maar het veranderde al snel in een grote bouwwerf. De regio ontpopte zich tot het stralende bewijs van de werkkracht der sovjetarbeiders. Uit de hele Sovjet-Unie kwamen jonge mensen om in de mijnen van Donetsk te werken. Het hoogtepunt van die trek naar werk lag in de jaren vijftig en zestig. De enige taal die deze arbeiders kon verenigen was het Russisch, de enige cultuur die ze deelden was de sovjetcultuur. Maar wat hen nog het meest verenigde was hun fierheid, de trots op wat ze met hun handen tot stand hadden gebracht. Die fierheid was hun leven, en die gaven ze graag door aan hun kinderen. De meesten van deze trotse arbeiders zijn nu oud, maar in plaats van te genieten van hun welverdiende oude dag, zijn ze getuige van de neergang van de industrie, en daarmee van hun jobs, hun inkomen, hun trots, hun leven. Wat ook de middelen zijn die hij heeft aangewend, dit doel stond Janoekovitsj voor ogen: het laten voortduren van de sovjetdroom. En daarvoor zijn vele mensen hem oneindig dankbaar.

Er is nog iets opmerkelijks aan dit verhaal, namelijk hoe het heimwee naar de sociaal-economische zekerheid uit de sovjetperiode versmelt met een andere sovjeterfenis, namelijk de anti-westerse en anti-West-Oekraïense gevoelens. Het ziet ernaar uit dat, na een jarenlang wantrouwen in de sovjetpropaganda, vele mensen nostalgisch terugverlangen naar een overzichtelijke wereld, bevolkt door ‘goeden’ en ‘slechten’, ‘wij’ en ‘zij’. Tijdens de sovjetperiode probeerde de propaganda de desintegratie van de Sovjet-Unie te stoppen door de achterdocht tegen het Westen te voeden: ‘Ze willen ons uitverkopen aan het Westen’, en nu wordt die achterdocht opnieuw gevoed. Het wantrouwen van mijn Oost-Oekraïense tegenover mijn West-Oekraïense familieleden, dat in de loop van de jaren tachtig zo goed als verdwenen was, stak tijdens de laatste verkiezingscampagne opnieuw de kop op. De oorsprong daarvan ligt eens te meer in de sociaal-economische levensvoorwaarden. En dat doet me hopen dat als de nieuwe Oekraïense regering de economie en het openbare leven kan stabiliseren, de kloof tussen ‘oost’ en ‘west’ opnieuw kan verdwijnen. Maar is de nieuwe regering daartoe in staat? Of zullen de aanhangers van Joesjtsjenko haar de rug toekeren en beleven we nog maar eens een restauratie van de voormalige sovjetbureaucratie?

 

(Vertaling uit het Engels: Walter Weyns)