Jonathan Lambaerts*

 

Na jaren van stilte en stilstand ontnam paus Franciscus onlangs de oud-bisschop van Brugge, Roger Vangheluwe, zijn kerkelijke titels. De oud-bisschop moest in 2010 zijn bisdom ontvluchten, nadat aan het licht kwam dat hij enkele familieleden seksueel had misbruikt. De aangrijpende reeks Godvergeten bracht deze (en vele andere dossiers) terug in herinnering. Opnieuw geconfronteerd met het lijden van de slachtoffers, vroeg zowel de publieke opinie als de politieke wereld om een bijkomende bestraffing van Vangheluwe. Uiteindelijk gaf de paus gehoor aan deze oproep en ontnam hij de in ongenade gevallen bisschop zijn titels.

Deze beslissing nam echter niets van het heersende ongenoegen weg. Too little, too late klonk het unisono. Rik Devillé, die zich al jaren inspant voor slachtoffers van misbruik binnen de Kerk, merkte schamper op dat het geen aanleiding was voor ‘een vreugdedansje’. Deze en andere reacties zijn begrijpelijk. Het Vaticaan reageerde traag en communiceerde slecht, waardoor de wonde onnodig lang bleef etteren. Zelfs nu lijkt de beslissing van de paus averechts te werken. In het licht van het bezoek dat Franciscus (mits zijn gezondheid het toelaat) later dit jaar aan België zal brengen, heeft zijn beslissing iets weg van cynisch opportunisme. Wat jarenlang onmogelijk bleek, kon nu plots wel. Dat dit een wrange nasmaak nalaat, hoeft niet te verbazen.

Toch lijkt er meer aan de hand. Het gaat in deze zaak niet langer over de vraag naar een passende straf, maar naar een herhaling ervan. Ook in andere maatschappelijk beladen (rechts)zaken toont het brede publiek zich onverzadigbaar in zijn ‘straflust’; een verlangen vaak gemaskeerd als een streven naar de gerechtigheid die het (en de slachtoffers) werd ontzegd door de rechtspraak. Het brede publiek lijkt het genot van het straffen te hebben herontdekt en laaft zich gulzig aan dit primitieve plezier. De hoogdravende retoriek over gerechtigheid dient slechts om dit plezier te rationaliseren.

Niet toevallig klinkt zij het luidst op sociale media, waar het een verhaallijn vormt in de feeds van influencers van allerlei slag, die handig inspelen op dit verlangen om hun likes te vermeerderen. Het inspelen op basale emoties is een beproefd verdienmodel, maar niet zonder gevaar. Zoals het verleden al leerde, kan het aanjagen van emoties een ontwrichtende uitwerking hebben. Zeker wanneer het de rechtspraak betreft en de straffen die zij oplegt.

Een straf zet een maat. Een oog voor een oog (Ex 21:24), zoals het Oude Testament voorschrijft. Verlangens daarentegen laten zich niet beperken. Zij willen eeuwigheid. Zo doet de ‘straflust’ de straf teniet en zonder een maat is straffen niets anders dan kwelzucht. Een rechtsstaat moet hiertegen beschermen. Niet enkel om te voorkomen dat de ‘straflust’ uiteindelijk uitmondt in nieuwe onrechtvaardigheden, maar vooral om een perspectief op de toekomst open te houden. De zaak Vangheluwe (en andere) tonen hoe heilloos dit pad van het eindeloos te willen straffen is. De bijkomende straf schonk geen enkele voldoening. Een verlangen wil dan ook allesbehalve zijn inlossing. Dit werd duidelijk toen er onmiddellijk na de aankondiging van paus Franciscus al nieuwe maatregelen werden geëist. Een duidelijk symptoom van een onverzadigde en onverzadigbare ‘straflust’?

De ware tragiek van menselijk leed is dat geen enkele straf toereikend is. Niets kan het aangedane leed compenseren. Laat staan herstellen. Een straf dient enkel om een streep onder het verleden te trekken (zonder dit verleden te miskennen of te vergeten), zodat er weer een toekomst mogelijk wordt. Wie de ‘straflust’ aanwakkert, houdt alle betrokkenen aan dat verleden gebonden en verhindert hen om een nieuw hoofdstuk te beginnen. Daar heeft niemand baat bij, behalve dan wie er zijn broodwinning van maakte.