Ludo Abicht*

 

Kevin Absillis doceert Nederlandstalige literatuur en literatuurwetenschap aan de Universiteit Antwerpen. Hij publiceerde onder meer een studie over het uitgevershuis van Angèle Manteau en bezorgde edities van Pallieter van Timmermans en De verwondering van Claus. Hij is geen polemist of ideoloog van om het even welke cultureel-politieke factie, wat niet belet dat hij met zijn nieuwe boek over Hendrik Conscience en de recente receptie van diens werk een aantal bekende Vlaamse schrijvers en scribenten serieus tegen de haren in zal strijken.

Want dit boek is opgevat als een verdediging van de persoon en auteur Hendrik Conscience, waarbij Absillis uitgaat van de recente zware politieke, artistieke en vooral morele beschuldigingen tegen de auteur die volgens de traditie ‘zijn volk leerde lezen’, om daarna wetenschappelijk nuchter en sereen op elk van de belangrijkste punten van die beschuldigingen in te gaan. Het resultaat is een oneindig meer genuanceerd beeld dan wat er vandaag in de mainstream Vlaamse pers over Conscience wordt geschreven en gezegd en daar bovenop, heel discreet, het verwijt dat veel van die beschuldigingen niet kunnen worden bewezen en in een aantal gevallen zelfs op schriftvervalsing berusten. Dat wil zeggen dat Conscience woorden in de mond worden gelegd die hij nergens heeft uitgesproken, laat staan gepubliceerd .

Maar los van die vervalsingen – want hoe kan men deze racistische en extreemrechtse uitdrukkingen die nergens in het werk zelf staan anders noemen? – probeert hij Conscience zelf binnen het culturele en politieke klimaat te plaatsen, wat trouwens ook de enige manier is om tot een verantwoord en evenwichtig gesprek over zijn werk en betekenis te komen. Dan blijkt, zoals verwacht, dat Conscience een kind van zijn tijd was en inderdaad kan worden betrapt op woorden en uitdrukkingen die meer dan een eeuw later in een totaal andere antikoloniale en politiek correcte (woke) context niet langer aanvaardbaar zijn. Zoals het geval is bij ongeveer 90% van zijn tijdgenoten in binnen- en buitenland, bijvoorbeeld bij de nog altijd als politiek correct aanvaarde Cyriel Buysse. Hoe verklaart men die begrijpelijke mantel der liefde voor Buysse en de schandpaal voor Conscience, ook bij mensen die publiekelijk beweren dat ze niet meer dan drie bladzijden van Conscience hebben gelezen?

De verklaring ligt voor de hand: Conscience werd al heel vroeg als de stamvader van de moderne Vlaamse letterkunde gelezen, geëerd en gevierd, in veel hogere mate dan bijvoorbeeld Buysse en de meeste anderen. En omdat Conscience tegelijkertijd werd (en wordt) gezien als de eerste belangrijke ideoloog van de Vlaamse beweging en met zijn historische ficties over de Guldensporenslag, Jacob van Artevelde en de Kerels van Vlaanderen voor een groot gedeelte verantwoordelijk is voor de aanbreng van symbolen, slogans en mythes van die Vlaamse beweging, is hij ook meteen de ideale schietschijf, ook al valt het lastig, zijn liberaal burgerlijke, staats-en koningsgetrouwe uitspraken rechtsreeks door te trekken naar de meest extreme uitingen van rechts tot extreemrechts etnisch chauvinisme, alsof hij verantwoordelijk zou zijn voor de racistische fratsen van groepjes als ‘Schild en Vrienden’ enzovoort. Maar lastig gaat ook, wanneer men gedreven is, desnoods door het interpoleren van ronduit racistische, kolonialistische en fascistische termen die nergens in zijn omvangrijk oeuvre zijn te vinden.

Het is de grote verdienste van Absillis dat hij de conservatieve of reactionaire termen die inderdaad af en toe in het werk opduiken niet heeft verzwegen of vergoelijkt, maar dat hij zwart op wit heeft aangetoond dat Conscience, vanuit zijn tijd beschouwd – en hoe zou men hem en zijn werk anders kunnen beschouwen? – veel verdraagzamer, verlichter en democratischer was dan veel van zijn tijdgenoten, onder meer wat betreft de omgang met ‘vreemde rassen’, het begrip voor raciaal gemengde relaties en de sociaaleconomische verhoudingen van zijn tijd. Conscience was inderdaad geen marxistisch of socialistisch revolutionair, maar men kan hem zonder meer een ‘sociaal liberaal’ noemen, iemand die geloofde dat een verlichte en oprechte burger met het hart op de juiste plaats wel degelijk solidair kon zijn met vreemdelingen, waaronder joodse immigranten, en de grote massa armen die Vlaanderen toen telde. Hij geloofde niet in revolutie of een gewapende opstand, maar hij had duidelijk oog voor de miserie en de positieve rol die ‘witte helden’ of sociaal voelende begoede medeburgers volgens hem konden spelen.

Het is ons goede recht vandaag eerder sceptisch en kritisch naar deze negentiende-eeuwse ‘dames patronesses’ (Brel) en hun partners te kijken, maar dat maakt van Conscience nog altijd geen uitbuiter of medeplichtige, zoals het er vandaag jammer genoeg onterecht uitziet.

 

 

Kevin Absillis, Het slechte geweten van Vlaanderen. Nationalisme, racisme en kolonialisme in de tijd van Hendrik Conscience, Davidsfonds Uitgeverij, Leuven, 2022, 288 blz., geïllustreerd , € 27,99, ISBN 978 90 223 38537