Erik Faucompret

‘My dad said that Saint Patrick drove the snakes out of Ireland and that the English brought in the flees and the damp.’

Frank McCourt in Angela’s Ashes

Op 10 april 1998 is in Stormont Castle het Goede Vrijdag Akkoord ondertekend. Britse, Ierse en Noord-Ierse politici wilden daarmee een einde maken aan de burgeroorlog die al meer dan dertig jaar had gewoed en al aan meer dan drieduizend mensen het leven had gekost. In een referendum ondersteunt 71% van de Noord-Ieren (maar slechts 55% van de protestanten) het akkoord. Op 25 juni 1998 wordt een Noord-Iers parlement gekozen en de architecten van het akkoord, John Hume en David Trimble, krijgen de Nobelprijs voor de vrede. Maar de Noord-Ierse regering ziet pas anderhalf jaar later het daglicht en de situatie blijft gespannen! Waarom kunnen protestanten en katholieken zo moeilijk samenleven? Hoe is het mogelijk dat in het Europa van de eenentwintigste eeuw dit conflict niet kan worden opgelost?

Historische breuklijn

Het conflict in Noord-Ierland/Ulster1 is tragisch én complex: niet alleen historische en godsdienstige, maar ook economische, sociale, demografische en electorale breuklijnen verdelen de twee gemeenschappen. De Ieren zijn Kelten, en sinds de kerstening door de heilige Patrick in de zesde eeuw katholiek. De Keltische cultuur en het katholicisme zijn door de eeuwen heen op een zeldzame manier met elkaar vergroeid2: de Ierse folklore heeft zijn eigen religieus geïnspireerde mythen, liederen, dansen, feesten en nationale helden. In de twaalfde eeuw wordt Ierland door de Angelsaksen gekoloniseerd: Schotse kolonisten vestigen zich in het noorden. Vier eeuwen later wordt het anglicanisme staatsgodsdienst: wie zich niet wil bekeren – o.a. de katholieke Ieren –, wordt voortaan gediscrimineerd. Met enthousiasme verspreiden de Noord-Ierse protestanten de ideeën van de Franse Revolutie, en juichen ze de ondergang van de gehate katholieke kerk toe. In 1801 wordt Ierland officieel een deel van het Verenigd Koninkrijk. Als de Ieren verhongeren, voeren de Engelsen liever voedsel uit naar het buitenland dan naar hun katholieke onderdanen. De Ieren komen in opstand: het Iers Republikeins Leger (Oglaigh na hEireann, letterlijk ‘de Ierse Vrijwilligers’; beter bekend als het IRA) neemt de wapens op tegen het Britse leger.

In 1917 wordt de Ierse Paasopstand bloedig onderdrukt. Pas vier jaar later krijgen de Ieren zelfbestuur binnen het Britse Gemenebest, op voorwaarde dat de zes graafschappen van het noorden blijven behoren tot het Verenigd Koninkrijk. De meerderheid rond Michael Collins aanvaardt het compromis. De minderheid, geleid door Eamonn de Valera, komt in verzet: heimelijk steunt ze het IRA, dat de wapens niet neerlegt. In 1949 roept de Ierse Republiek haar onafhankelijkheid uit. Volgens artikel 2 van de grondwet bestaat ‘het nationaal territorium uit het hele Ierse eiland’, en artikel 3 voegt eraan toe dat de Ierse wetten ook van toepassing zijn op het noorden. Die artikelen staan haaks op de Britse Government of Ireland Act (1920): ‘The supreme authority of the United Kingdom parliament at Westminster remains undiminished‘.

De Britse conservatieven nemen het op voor de Noord-Ierse unionisten: ze hebben hun stemmen nodig in het Britse parlement. De Ierse nationalisten van Fianna Fáil steunen de Noord-Ierse katholieken: zij moeten de strijd tegen de Britse koloniale heerser voortzetten. De katholieke nationalisten van het noorden voelen zich in de steek gelaten: zij worden uitgeleverd aan de goodwill van de protestanten. De protestantse unionisten willen geen minderheid worden in een katholieke staat die prat gaat op een bijzondere relatie met het gehate Vaticaan3. Alle voorwaarden voor een nieuw gewelddadig conflict zijn aanwezig.

The troubles

Van 1921 tot 1972 wordt Noord-Ierland onafgebroken bestuurd door de Ulster Unionist Party (UUP). De protestanten bekleden de leidinggevende posities in het economische en sociale leven: zij zijn gekant tegen elke hervorming die de katholieken meer zeggenschap geeft. Katholieken hebben geen stemrecht bij lokale verkiezingen. Zij krijgen geen woningen toegewezen en moeten vaak buiten de oude stadsmuren wonen. Die discriminatie wordt aangemoedigd door de regering, zoals uit de volgende uitspraken blijkt: ‘Loyalisten mogen geen katholieken in dienst nemen, want die zijn onbetrouwbaar. Loyalisten die dat toch doen, verlagen zichzelf’ (Basil Brooke, toekomstig Noord-Iers premier); ‘Wij zijn een protestantse natie en ons parlement moet altijd protestants blijven’ (eerste minister Sir James Craig)4. De Royal Ulster Constabulary5 treedt zeer streng op tegen katholieken, en laat protestanten ongemoeid.

Het jaar 1965 is een eerste keerpunt in de geschiedenis van het Noord-Ierse conflict. Labour komt aan de macht in Groot-Brittannië. Premier Harold Wilson pleit voor een nieuwe aanpak van het Noord-Iers probleem: ‘Wij moeten de verdeling van Ierland beëindigen. […] We kunnen zelfs uitkijken naar de dag dat een verenigd Ierland weer lid wordt van het Britse Gemenebest. […] Tot dan moeten we blijk geven van een houding van welwillende onthechting […]’6. Tegenover de welwillende onthechting van de Britse regering staat het toegenomen engagement van de Ierse regering, ten gunste van de katholieken, vooral sinds Seán Lemass Eamonn de Valera is opgevolgd als president. Lemass wil niet ‘langer lijdzaam toezien hoe onschuldige mensen worden gediscrimineerd en gewond’7. De Ierse Republiek bewapent de paramilitaire katholieke defensiecomités. Voor steun aan de katholieken ageren in de VS Ierse lobby’s, zoals de militante Irish National Caucus van pater Seán McManus en de meer gematigde Friends of Ireland (onder leiding van Edward M. Kennedy). De Noord-Ierse katholieken krijgen meer zelfvertrouwen. Beïnvloed door de Amerikaanse burgerrechtenbeweging richten ze in 1968 de Northern Ireland Civil Rights Movement (NICRA) op. Die beweging wordt de spreekbuis van de katholieke minderheid die de discriminatie in het politieke, sociale en economische bestel van Ulster niet langer neemt. Ze publiceert het volgende eisenpakket8:

– One man, one vote

– Fair boundaries

– Houses on need

– Jobs on merit

– Free speech

– Repeal of the Special Powers Act.

Voor het eerst zijn de protestanten onzeker: ze voelen zich verwaarloosd door Westminster en bedreigd door de Ierse Republiek en de VS. Hun reactie laat niet op zich wachten. In februari 1969 bewerken ze het ontslag van de gematigde eerste minister Terence O’Neill. De nieuwe regering van James Chichester-Clark verbiedt alle katholieke demonstraties, maar de Oranjemarsen9 mogen gewoon doorgaan. De loyalistische paramilitaire organisaties UFF (Ulster Freedom Fighters) en UVF (Ulster Volunteer Force) plegen aanslagen in katholieke wijken. Het IRA opteert eveneens voor stadsguerrilla. Nieuwe terreurorganisaties als de Ulster Defence Association en de Provisional IRA bieden op tegen de oude. De troubles zijn begonnen. Op verzoek van de katholieken worden Britse troepen naar Ulster gestuurd. Als begin 1971 de eerste Britse soldaat door het IRA wordt gedood, verklaart Londen die verzetsbeweging de oorlog.

Direct rule

Het jaar 1972 is het tweede keerpunt in de geschiedenis van het conflict. Het beleid van de nieuwe Britse regering-Heath berust op volgende pijlers:

1. De RUC is verantwoordelijk voor de handhaving van de orde.

2. Er moet een regering aan de macht komen met inspraak van de katholieke minderheid.

3. Er moet een referendum worden georganiseerd met de vraag of Ulster tot het Verenigd     Koninkrijk wil blijven behoren10.

4.    Het probleem-Ulster moet geplaatst worden in een Ierse context: Londen wil zowel met de Ierse  Republiek als met het IRA onderhandelen.

Maar er worden meer Britse troepen naar Ulster gestuurd en er worden massaal arrestaties verricht. Vooral (vermeende) IRA-leden zijn daarvan het slachtoffer. Het geweld neemt toe: de paramilitaire organisaties vechten het conflict uit in de straten van Belfast. Tussen 1972 en 1974 vallen er gemiddeld negenentwintig doden per dag. Op Bloody Sundayworden dertien ongewapende katholieke burgers doodgeschoten. Op Bloody Friday vallen er nog eens vijfenveertig slachtoffers. Heath staat voor een dilemma: de Britse soldaten kunnen in Ulster de orde niet handhaven, terwijl de Noord-Ierse regering koppig weigert hervormingen door te voeren. Er is slechts één uitweg: Londen neemt zelf de macht over. Op 22 maart 1972 wordt de Stormont ontbonden.

Nu heeft Heath de handen vrij voor een nieuw beleid. De situatie lijkt gunstig: het IRA heeft een bestand afgekondigd en in de Ierse Republiek is een gematigde Fine Gael-Labour-regering aan de macht gekomen. Beide landen zullen vanaf 1 januari 1973 deel uitmaken van de Europese Gemeenschap. IRA-gevangenen krijgen een speciaal statuut en voor het eerst zijn er in juli 1972 onderhandelingen tussen het IRA en een afgezant van de Britse regering. Maar de besprekingen mislukken: het IRA eist een verenigd Ierland en de volledige terugtrekking van de Britse militairen. Daarop wil de Britse regering niet ingaan. De Britse en Ierse regering laten zich door deze tegenslag niet ontmoedigen en proberen een oplossing uit te werken met de gematigde partijen: de katholieke Social Democratic and Labour Party (SDLP) en de protestantse Ulster Unionist Party (UUP). De extremistische partijen worden van deelneming aan het overleg uitgesloten. Dat zijn aan unionistische kant Vanguard en Democratic Unionist Party, met voorzitter Ian Paisley, en aan republikeinse kant Sinn Féin. In 1973 wordt de overeenkomst van Sunningdale gesloten. Noord-Ierland zal opnieuw een parlement en een regering krijgen, dit keer met een gewaarborgde vertegenwoordiging van de katholieke minderheid. Een Raad voor Ierland zal samengesteld zijn uit vertegenwoordigers van Noord en Zuid. Op 28 juni 1973 worden verkiezingen gehouden voor een Noord-Iers parlement. Enkele maanden later wordt een regering gevormd. Brian Faulkner, de voorzitter van de UUP, wordt eerste minister; de leider van de SDLP, Gerry Fitt, wordt vice-premier. Helaas zal het Sunningdale-akkoord om meerdere redenen niet lang standhouden:

– Na de regeringswissel in Groot-Brittannië gunt de minderheidsregering van Labour de conservatieven geen diplomatiek succes, en weigert ze IRA-gevangenen vrij te laten.

– De protestantse extremisten, vooral de DUP (die door middel van stakingen de provincie lamlegt) en de republikeinen blijven zich verzetten.

– De UUP steunt het akkoord maar matig. In het parlement beschikt ze slechts over vierentwintig zetels (tegenover zesentwintig voor de tegenstanders).

– De Ierse regering is wegens een te krappe meerderheid in het parlement niet bij machte artikelen 2 en 3 van de grondwet te amenderen. Dit is koren op de molen van de unionisten.

Op 28 mei 1974 trekt de UUP zich uit de regering terug. Een jaar later worden de verkiezingen voor een Grondwettelijke Conventie gewonnen door de extremisten. Sunningdale is dood: Ulster komt opnieuw onder Brits gezag.

Goede Vrijdag

In 1979 komen de Britse conservatieven weer aan de macht. Thatcher is (ook) wat Ulster betreft onverzoenlijk. Om de ruggengraat van de republikeinse beweging te breken worden er meer troepen naar de opstandige provincie gestuurd. De IRA-gevangenen verliezen hun speciaal statuut, en aan de eisen van republikeinse hongerstakers wordt niet tegemoetgekomen, ook niet wanneer een van hen, Bobby Sands, tot lid van het parlement wordt verkozen11. Met bomaanslagen in Londen en Brighton demonstreert het IRA zijn ongenoegen. Thatcher probeert het geweld dat ze zelf heeft ontketend te keren: met de Ierse premier Garret FitzGerald wordt het akkoord van Hillsborough getekend. Zolang een meerderheid in Ulster dat niet wil, komt er geen verandering in het grondwettelijke statuut van de provincie. Maar de unionisten zijn niet tevreden: Paisley leidt een protestdemonstratie van 200.000 man. Hij jut de protestanten op met de volgende woorden: ‘Zij willen ons laten annexeren door de Ierse Republiek. […] Een vreemd volk zal ons lot bepalen. […] Neen en nog eens neen’12.

8 november 1987 is een derde keerpunt in de geschiedenis van het conflict. In Enniskillen pleegt het IRA een bloedige aanslag, die elf doden en drieënzestig gewonden oplevert. Vanwege die tragische balans zullen zowel de Ierse regering als de Iers-Amerikaanse geldlobby in de VS de aanslag veroordelen, en dat is een nieuw gegeven. Ook een deel van de Noord-Ierse katholieken keert zich af van de terroristen. Zanger Bono van U2 onderbreekt die dag zijn concert: ‘[…] Fuck the revolution! They don’t talk about the glory of killing for the revolution […] Where’s the glory in bombing a Remembrance Day parade of old-age pensioners, […] That leave them dying or crippled for life or dead under the rubble of the revolution, that the majority of the people in my country don’t want. No more!13. Onder druk van de nieuwe Amerikaanse president Clinton en de Ierse premier Reynolds bereiken de SDLP en Sinn Féin een akkoord over een Minimum Platform (1992) van katholieke eisen. De nieuwe Britse premier Major oefent druk uit op de unionisten. Major en Reynolds verklaren zich bereid respectievelijk hun grondwet en wetgeving aan te passen, als de meerderheid van Noord-Ierland dat verlangt (Downing Street Declaration, 1993).

Met de verkiezingsoverwinning van Tony Blair (1997) verliest de UUP haar sleutelpositie in het Britse parlement. In september 1997 worden alle Noord-Ierse partijen uitgenodigd onderhandelingen te beginnen. Alleen de DUP en twee kleinere unionistische partijen (UK Unionist Party en Northern Ireland Unionist Party) weigeren. Goede Vrijdag 1998 is het vierde keerpunt: dankzij de intensieve bemiddeling van de persoonlijke gezant van de Amerikaanse president, senator George Mitchell, zetten die dag alle deelnemende partijen hun handtekening onder een vredesakkoord. Het Goede Vrijdag Akkoord (door de tegenstanders smalend Sunningdale 2 genoemd) is een handig, maar alweer opzettelijk dubbelzinnig compromis van intentieverklaringen. Ik noem er even de belangrijkste elementen van:

1. De katholieken zullen, via een kiessysteem van proportionele vertegenwoordiging en gewaarborgde vertegenwoordiging, in de regering kunnen deelnemen aan het beleid.

2. Noord-Ieren zullen in een Noord-Zuid-Raad samen met de Ierse Republiek beslissingen kunnen nemen op het domein van transport, toerisme, e.d.

3. Een Raad van de Britse eilanden (Engeland, Schotland, Wales, Ierland, Ulster, Kanaaleilanden, het Eiland Man) zal vraagstukken van gemeenschappelijk belang behandelen.

4. Er komen maatregelen om de discriminatie van katholieken op de arbeidsmarkt weg te werken, en de RUC zal worden hervormd.

5. Alle IRA-gevangenen zullen binnen de twee jaar na inwerkingtreding van het akkoord worden vrijgelaten.

6. Ierland herformuleert grondwetsartikelen 2 en 3. Het Verenigd Koninkrijk herformuleert de Government of Ireland Act.

7. Tegen 22 mei 2000 moeten de paramilitaire groeperingen al hun wapens hebben ingeleverd (decommissioning).

Het akkoord wordt geen succes. De UUP treedt slechts onder zware Britse druk tot de Noord-Ierse regering toe, en dan nog onder de opschortende voorwaarde dat het IRA met de inlevering van wapens begint vóór 12 februari 2000: ‘no guns no government‘. De enige concrete verbintenis die het verdrag oplegt én de enige deadline die is overeengekomen, worden niet gerespecteerd: het IRA weigert te ontwapenen14. Het meningsverschil over de decommissioning is fundamenteel: het legt de zwakte van het Goede Vrijdag Akkoord bloot. De unionisten gaan ervan uit dat de nationalisten zich eindelijk bij de realiteit hebben neergelegd: Ulster zal bij het Verenigd Koninkrijk blijven. Als Ulster een legitieme geopolitieke entiteit is, dan mogen de strijdkrachten van die provincie wapens dragen, en moeten de paramilitaire organisaties dus logischerwijze ontwapenen. De republikeinen zijn het daarmee niet eens: Noord-Ierland is bezet gebied. Het Goede Vrijdag Akkoord opent de weg naar een verenigd Ierland met het IRA als bevrijdingsleger. Als men het IRA ontwapent, keert Ierland terug naar de situatie van vroeger, toen de katholieken zich als belaagde minderheid niet konden verdedigen. Zolang de loyalisten, de RUC en het Britse leger niet ontwapenen, zal ook het IRA zijn wapens niet neerleggen.

Economische breuklijn

Mirabeau schreef het reeds lang geleden: het volk is agressiever dan de vorst. Was het conflict tussen de republikeinen en de unionisten alleen van politieke aard, dan hadden de leiders allang een oplossing gevonden. Maar de twee gemeenschappen worden nog door andere dan louter politieke breuklijnen verdeeld.

De economische situatie van Ulster is niet rooskleurig. In het verleden werd de Noord-Ierse economie gedomineerd door drie sectoren: scheepswerven15, linnen en landbouw. In de jaren zestig krijgen de eerste twee sectoren steeds meer buitenlandse concurrentie. Met de Industries Development Act heeft de Noord-Ierse regering geprobeerd buitenlandse investeerders te lokken naar nieuwe sectoren, maar als gevolg van de eerste olieschok (1973) en de politieke onrust zijn ze weer weggetrokken. Tussen 1976 en 1983 neemt de werkloosheid toe, van 10 tot 15,5%. In 1986 is dat cijfer zelfs 18,6%, en dat ligt 7% hoger dan in de rest van het Verenigd Koninkrijk. Dezelfde verschillen springen in het oog wanneer we enkele andere sociaal-economische indicatoren bekijken (zie tabel).

Sociaal-economische indicatoren Noord-Ierland VerenigdKoninkrijk
Werkloosheidsgraad in aandeel van de beroepsbevolking (1986)

18,6%

11,8%

Aantal doodgeboren kinderen per duizend levendgeborenen (1990)

10,5

6,6

Gemiddeld wekelijks inkomen in pond sterling (1985)

108,75

216,63

Aantal gezinnen met een inkomen lager dan 100 pond per week (1985)

37%

29%

                                      Bron: J. Bardon, blz. 793-796.

In de jaren negentig doet de Noord-Ierse economie het beter, maar de werkloosheidsgraad van 8% blijft de hoogste van het Verenigd Koninkrijk. Ook de andere sociaal-economische indicatoren blijven minder gunstig dan in de rest van Groot-Brittannië, al wordt de kloof over de jaren kleiner (zie tabel).

Sociaal-economische indicatoren Noord-Ierland VerenigdKoninkrijk
Werkloosheidsgraad in aandeel van de beroepsbevolking (1997)

8,2%

5,6%

Aantal doodgeboren kinderen per 1000 levendgeborenen (1996)

5,8

6,1

Gemiddeld wekelijks inkomen in pond sterling (1997)

355,9 (m)

256,9 (v)

407,3 (m)

296,2 (v)

Bron: ‘The UK in Figures’, in UK Wide Statistics.

Als we het BNP per hoofd van de verschillende regio’s binnen het Verenigd Koninkrijk vergelijken, dan blijft Noord-Ierland het zwakke broertje (zie tabel).

BNP per capita (Verenigd Koninkrijk = 100)

 

1991

1993

1996

VerenigdKoninkrijk

100

100

100

Engeland

101,8

101,8

108,8

Wales

85,3

82,7

83,1

Schotland

97,5

98,6

99,1

Noord-Ierland

81,7

82,17

81,2

Bron: ‘The UK in Figures’, in UK Wide Statistics.

Sociale breuklijn

De Britse regering heeft gepoogd de kloof tussen Ulster en de rest van het Verenigd Koninkrijk te dichten. De cijfers verbergen echter een deel van de realiteit. Katholieken zijn er slechter aan toe dan protestanten, maar daarover bestaan geen officiële cijfers. Katholieken hebben bijvoorbeeld een grotere kans werkloos te worden dan protestanten, zoals de onderstaande tabel aangeeft (de cijfers dateren van 1981).

 

Aantal werklozekatholieken in %

van de beroepsbevolking

Aantal werklozeprotestanten in %

van de beroepsbevolking

Ards

21,2

9,8

Ballymena

22,1

11,1

Cookstown

43,3

14,4

Craigavon

30,4

11,0

Larne

24,4

13,1

Strabane

39,0

21,9

Merseyside

19,1

12,4

Bron: J. Bardon, blz. 797.

De achteruitgang van de tewerkstelling in de Noord-Ierse industrie wordt gecompenseerd door de vooruitgang in de openbare sector. Veertig percent van de actieve bevolking werkt voor de overheid. De Britse regering subsidieert de Noord-Ierse economie en eist van de EG hetzelfde (in 1973/1974 bedragen de totale subsidies 313 miljoen pond; twintig jaar later zijn ze opgelopen tot 3,5 miljard pond). In tegenstelling tot de rest van het Verenigd Koninkrijk, waar de vrije markt wordt geprezen, heeft Ulster een workhouse economy. Veel producten worden ingevoerd uit de buitenwereld en er wordt weinig zelf geproduceerd. Zoals een Afrikaans ontwikkelingsland heeft Noord-Ierland een duale economie, met een overheidssector die aan de ambtenaren hoge salarissen betaalt, en een industriële sector in verval met lage lonen en grote werkloosheid. Vooral de protestantse gemeenschap profiteert van de workhouse economy. Een op tien protestanten werkt bij het leger of de politie, waar het gemiddelde jaarloon in 1992 30.000 pond bedraagt. Zoveel kan een geschoolde arbeider in de industrie niet verdienen. Weliswaar heeft de Britse regering geprobeerd aan het lot van de katholieken te sleutelen. In 1989 wordt de Fair Employment Commission opgericht, die de discriminatie moet tegengaan. Helaas heeft de commissie niet veel kunnen uitrichten: de protestantse basis blijft zich verzetten tegen gelijkberechtiging. Voor de republikeinen is de economische situatie het tastbare bewijs van het falen van de Britse politiek: Noord-Ierland is als deel van het Verenigd Koninkrijk economisch onleefbaar. De unionisten trekken vanzelfsprekend de tegenovergestelde conclusie: als Ulster een onderdeel van de Ierse republiek wordt, dan zou de levensstandaard van de (protestantse) bevolking drastisch dalen; daarom moet het tot het Verenigd Koninkrijk blijven behoren.

De duale economie heeft sociale gevolgen. Katholieken en protestanten leven ruimtelijk gescheiden van elkaar, in verschillende gebieden van de provincie en in andere stadswijken. Immigranten vestigen zich uitsluitend in districten van de eigen gemeenschap. Ze spreken een ander soort Engels, en hebben ook wat ontspanning en sport betreft uiteenlopende gewoontes. Er wordt niet getrouwd met leden van de andere gemeenschap. Ook de scholen zijn gescheiden. In geschiedenislessen worden de eigen heldendaden bejubeld en de tegenstanders verketterd. Vrijwel alle pogingen om aan de basis contact te leggen tussen de twee gemeenschappen (o.a. door gemengd onderwijs) zijn mislukt en afgestraft. In Noord-Ierland is er geen ‘samenleving’, maar bestaan twee gemeenschappen naast elkaar16.

Demografische breuklijn

De Noord-Ierse machtsverhoudingen worden beïnvloed door het aantal leden dat tot elke geloofsgemeenschap behoort. Tot nu toe zijn de protestanten nog in de meerderheid. Maar, er worden meer katholieke kinderen geboren dan protestantse en in sommige steden zijn de katholieke inwoners al in de meerderheid. Uit de onderstaande tabel blijkt dat het aandeel van de protestanten in de totale bevolking van Noord-Ierland door de jaren heen vermindert.

Samenstelling naar godsdienst van de Noord-Ierse bevolking 1961-1991

 

Jaar

Totale bevolking

Rooms- katholiek (%)

Protestant (%)

Geen (%)

Geen antwoord (%)

1861

1.396.453

40,9

59

0,1

1871

1.359.190

39,3

60,7

0,0

1881

1.304.816

38,0

61,9

0,1

1891

1.236.056

36,3

63,5

0,2

1901

1.236.952

34,8

65,1

0,1

1911

1.250.531

34,4

65,4

0,2

1926

1.256.561

33,5

66,3

0,2

1937

1.279.745

33,5

66,3

0,2

1951

1.370.921

34,4

65,2

0,4

1961

1.425.042

34,9

63,2

1,9

1971

1.519.640

31,4

59,2

9,4*

1981

1.481.959

28,0

53,5

18,5*

1991

1.577.836

38,4

50,6

3,7

7,3

* onbetrouwbare gegevens

Bron: A. Aughley en D. Morrow, blz. 201.

In het jaar 2070 zouden de katholieken in de meerderheid kunnen zijn17. Vanzelfsprekend maken de unionisten zich ongerust: als het aantal katholieken, die van de paus niet aan geboortecontrole mogen doen, bij hetzelfde tempo blijft groeien, zullen zij hun droom – de vereniging van Ierland – over enkele jaren vanzelf kunnen verwezenlijken (the breeding game). De migraties versterken dat patroon: meer protestanten dan katholieken verlaten Ulster. Protestantse jongeren gaan liever aan een Britse universiteit studeren, en keren na hun studie niet meer terug. Geschoolde protestanten verlaten het land, omdat er geen geschikte jobs zijn. In de jaren negentig worden vooral nieuwe laaggeschoolde jobs aangeboden: overwegend katholieke vrouwen gaan erop in. De protestanten willen dat het Verenigd Koninkrijk paal en perk stelt aan de emigratie. Ulster heeft een perifere ligging en een te kleine binnenlandse markt: de private sector heeft geen interesse voor de provincie. De workhouse economy is daarom van vitaal belang om de demografische evolutie onder controle te houden.

Electorale breuklijn

Hoewel de jongste jaren zowel de UUP als de SDLP hebben geprobeerd kiezers te rekruteren in de andere gemeenschap, stemmen katholieken nagenoeg uitsluitend voor de nationalistische en republikeinse partijen, protestanten voor de unionisten en de loyalisten. Katholieken uit de middenklasse zijn meer geneigd voor de SDLP te stemmen, katholieken uit de arbeidsklasse voor Sinn Féin. De DUP en UUP zijn minder klassengebonden. Tot 1998 kregen in elke gemeenschap de gematigde partijen (UUP en SDLP) meer stemmen dan de extremisten (DUP en Sinn Féin), zoals de onderstaande tabel aantoont.

Behaalde stemmen bij lokale verkiezingen (in % van het totaal)

 

1973

1977

1981

1985

1989

1993

DUP

4,3

12,7

26,6

24,3

17,7

17,3

UUP

41,4

29,6

26,5

29,5

31,3

29,4

SDLP

13,4

20,6

17,5

17,8

21,0

22,0

NB

NB

NB

11,8

11,2

12,4

Bron: A. Aughley en D. Morrow, blz. 71-72.

Zetelverdeling in het Noord-Ierse parlement in 1998

 

Partijen

Aantal zetels

UUP

28

SDLP

24

DUP

20;

18

Alliance Party

6

UK Unionist Party/Northern Ireland Unionist Party

5

Democratic Left

6

Northern-Ireland Woman’s Coalition

2

PUP

0

UDP

0

Bron: BBC on line

De verkiezingen van 25 juni 1998 geven een nieuw beeld (zie tabel). Heeft de meerderheid van de katholieke middenklasse nog wel gestemd voor de SDLP, de voorsprong van die gematigde partij op Sinn Féin is toch geslonken tot amper 10%. Voor het eerst zijn de republikeinen doorgebroken bij de middenklasse: wil de SPLD niet nog meer stemmen verliezen, dan moet de partij zich harder opstellen tegenover de unionisten. Aan protestantste kant is de situatie nog dramatischer: de DUP en de twee andere extremistische loyalistische partijen die het Goede Vrijdag Akkoord verwerpen behalen bijna evenveel zetels als de UUP. De loyalistische PUP en UDP (met als leider de charismatische Gary McMichael18) die het Goede Vrijdag Akkoord steunen, behalen zelfs geen enkele zetel! Paisley, McCartney (leider van de UK Unionists) en andere loyalisten hebben andermaal hun slag thuisgehaald. Van de 28 UUP-parlementsleden staat slechts de helft achter het Goede Vrijdag Akkoord. Eind maart 2000 wordt Trimble nog wel herkozen als partijvoorzitter, maar hij moet rekening houden met groeiende tegenkanting in eigen rangen.

Besluit

In zijn meesterlijke De la Démocratie en Amérique schrijft Alexis de Tocqueville dat zeden in een democratie belangrijker zijn dan instellingen. Ik moest aan die woorden terugdenken toen ik het Noord-Ierse conflict aan het bestuderen was. Groot-Brittannië en Ierland willen dat conflict begraven. Bill Clinton, Tony Blair en Bertie Ahern hebben beurtelings op Trimble, Hume en Adams druk uitgeoefend opdat ze een vredesakkoord zouden tekenen. Vredesakkoorden afgesloten onder politici halen echter nauwelijks iets uit als ze niet worden gesteund door de bevolking. Van een mentaliteitsverandering bij de Noord-Ierse bevolking is geen sprake.

Nationale bewegingen ontstaan niet uit het niets: ze spruiten voort uit tendensen die in een samenleving embryonaal aanwezig zijn. Reeds vierhonderd jaar worden de etnische identificatie en het gemeenschapsgevoel van de Noord-Ieren bepaald door de godsdienst. Het wantrouwen tussen Noord-Ierse katholieken en protestanten zit heel diep: de twee gemeenschappen verdragen elkaars aanwezigheid niet, verbitterd als ze zijn door het eeuwenoude conflict. De unionisten hebben veel te verliezen bij lossere banden met Groot-Brittannië. De nationalisten vrezen dat de unionisten hen willen overheersen. Het Goede Vrijdag Akkoord bevestigt de economische, sociale, demografische en electorale breuklijnen tussen de twee gemeenschappen. Het creëert geen voorwaarden voor vrede, integendeel: door een ingewikkeld systeem van dubbele meerderheden in het parlement houdt het de confessionele tweedeling van de provincie in stand. Het moedigt de vorming van religieuze partijen aan: hoe meer kiezers, hoe sterker de politieke vertegenwoordiging. Net als het akkoord van Sunningdale heeft het Goede Vrijdag Akkoord de parameters gedefinieerd voor de volgende ronde van het conflict: ‘the peace plan may be no more than an intermission marking out the political battle lines around which the next phase of the conflict will occur19.

 

[1] Zelfs de naam van de omstreden provincie verschilt. De unionisten spreken van Ulster; de nationalisten houden het bij ‘de zes graafschappen’ of Noord-Ierland. De nationalisten willen hereniging van hun provincie met de Ierse Republiek. Republikeinen (o.a. Sinn Féinen zijn militaire arm, het Iers Republikeins Leger) zijn nationalisten die dat doel met geweld willen bereiken. Unionisten willen de unie handhaven tussen Noord-Ierland en Groot-Brittannië. Loyalisten (o.a. de Progressive Unionist Party met haar militaire arm, de Ulster Volunteer Force, en de Ulster Democratic Party met haar militaire arm, de Ulster Freedom Fighters) zijn unionisten die de unie met geweld willen verdedigen.

[2] J. Manssens, blz. 4.

[3] Tot 1971 is het katholicisme de officiële godsdienst in de Ierse Republiek. Tot 1995 is echtscheiding krachtens de grondwet verboden. Abortus is nog altijd grondwettelijk verboden.

[4] Geciteerd door J.F. Benson, blz. 54.

[5] De RUC is de Noord-Ierse politiemacht die zowat exclusief uit protestanten samengesteld is.

[6] Geciteerd door B. O’Duffy, blz. 529.

[7] B. O’Duffy, blz. 531.

[8] A. Aughley en D. Morrow, blz. 13.

[9] De Oranje Orde (genoemd naar de Hollandse stadhouder Willem van Oranje, die als koning van Engeland de opstandige Ieren versloeg bij de Slag van de Boyne) is een broederschap die het protestants geloof en de unie met Groot-Brittannië verdedigt. Ze heeft een gewaarborgde vertegenwoordiging in de partijraad van de UUP. Ze is fel anti-katholiek en gekant tegen alle vredesakkoorden.

[10] Een referendum wordt in maart 1973 gehouden, maar wordt geboycot door de katholieken: 97,8% van de deelnemers (slechts 57% van de kiezers) verkiest de unie met het Verenigd Koninkrijk boven de vereniging met de Ierse Republiek.

[11] De begrafenis van Sands wordt bijgewoond door meer dan 100.000 mensen (5 mei 1981).

[12] Geciteerd door A. Finlayson, blz. 97.

[13] J. Bardon, blz. 777.

[14] In mei 2000 heeft het IRA zich enkel bereid verklaard zijn wapens op te slaan in depots onder internationaal toezicht.

[15] De Titanic werd gebouwd in Ulster.

[16] J. Manssens, blz. 9; P. Brusse, blz. 49.

[17] J. Lloyd, blz. 8.

[18] De vader van McMichael werd door IRA-terroristen vermoord, toch is hij een van de weinige unionistische politici die opkomen voor vrede en verzoening.

[19] M.R.L. Smith, blz. 6.

 

Literatuur

Arthur Aughley en Duncan Morrow, Northern Ireland Politics, Longman, London/New York, 1996, 247 blz.

Jonathan Bardon, A History of Ulster, The Blackstaff Press, Belfast, 1992, 914 blz.

Jarlath F. Benson, ‘The Secret War in the Dis-United Kingdom: Psychological Aspects of the Ulster Conflict’, in Group Analysis, 28e jg., nr. 1, 1995, blz. 47-62.

Steve Bruce, The Edge of the Union: the Ulster Loyalist Political Vision, Oxford University Press, Oxford, 1994, 176 blz.

Peter Brusse, ‘Guerrilla in de Graafschappen. Noodzaak tot vrede in Ulster groter dan ooit’, in Elsevier, 6 november 1993, blz. 48-49.

Alan Finlayson, ‘Nationalism as Ideological Interpellation: the Case of Ulster Loyalism’, in Ethnic and Racial Studies, 19e jg., nr. 1, 1996, blz. 88-112.

James Loughlin, Ulster Unionism and British National Identity since 1885, Pinter, New York, 1995, 257 blz.

John Lloyd, ‘Breeding Victory in Ulster?’, in New Statesman, 20 mei 1998, blz. 8.

Jan Manssens, ‘Noord-Ierland en het Goede Vrijdag Akkoord: een analyse’, in PSW-Papers, nr. 7, 1998, 37 blz.

Douglas McFerran, IRA Man. Talking with the Rebels, Praeger, London/Westport, 1997, 178 blz.

Gary McMichael, Ulster Voice. In Search of Common Ground in Northern Ireland, Roberts Rinehart, Boulder (Co.), 1999, 258 blz.

Brendan O’Duffy, ‘British and Irish conflict regulation from Sunningdale to Belfast. Part 1: Tracing the status of contesting sovereigns, 1968-1974’, in Nations and Nationalism, 5e jg., nr. 4, 1999, blz. 523-542.

Peace and Reconciliation. An imaginative approach to the European programme for Northern Ireland and the Border Counties of Ireland, European Commission, Luxembourg, 1998, 27 blz.

Kirsten Schulze en Mike Smith, ‘Getting rid of Guns’, in The World Today, 54e jg., nr. 10, oktober 1998, blz. 260-262.

M.R.L. Smith, ‘Peace in Ulster? A Warning from History’, in Jane’s Intelligence Review, 10e jg., nr. 7, juli 1998, blz. 4-6.