Stefaan Marysse * 

In het septembernummer van Streven (september 2017) besprak ik de evolutie van de inkomensongelijkheid wereldwijd. Het boek van Branko Milanovic, Wereldwijde ongelijkheid getiteld, vatte de evolutie ervan samen voor de periode 1988-2008 in wat een van de meest gekende grafieken van de laatste jaren is geworden: de Olifantcurve – zie afbeelding. Let wel: het groen is erbij gefantaseerd. Op de y-as staat met hoeveel het jaarlijks inkomen van de mensen is toegenomen. Op de x-as staat de wereldbevolking gerangschikt volgens de hoogte van het inkomen. De eerste blauwe punt geeft aan dat de 5% armsten van de wereld hun zeer lage inkomen zien toenemen met 15% over die periode van 20 jaar, terwijl de laatste blauwe punt aangeeft wat de rijkste 1% van de wereldbevolking erbij heeft gekregen: zij zagen hun inkomen met maar liefst 70% toenemen. Als je echter naar de absolute hoogte van het inkomen kijkt, dan zie je pas dat ‘zij die hebben, zullen krijgen’. De armste 5% in de wereld had een beschikbaar jaarinkomen van minder dan 250 dollar. Als je dan in die laatste 20 jaar je inkomen zag stijgen met 15%, wil dat zeggen dat je er 37 dollar bij hebt gekregen, terwijl de rijkste 1% met een gemiddeld netto-inkomen van 71.000 dollar per jaar er in dezelfde periode 47.000 dollar bij heeft gekregen.

De toename van de ongelijkheid in dit tijdsgewricht van het globalisatieproces betreft dus ongetwijfeld de toenemende wereldwijde ongelijkheid tussen de allerarmsten en de allerrijksten. Maar het interessante van de curve zit hem ook in een andere groep winnaars en verliezers van de globalisatie. De grote groep winnaars die in relatieve termen zijn inkomen het meest ziet toenemen in deze periode, zijn zij die zich tussen het veertigste en zestigste percentiel van de inkomensladder bevinden – dit betreft de verbetering van het inkomen van de werknemers in China, Indië en Zuidoost Azië, die ‘de fabriek van de wereld’ zijn geworden. De verliezers, die in tijden van globalisatie hun inkomen nauwelijks hebben zien toenemen, zijn de onderklassen in de oude rijke landen die niet meer kunnen werken in de massa-industrie en hun heil hebben moeten zoeken in tijdelijke, onzekere en flexibele banen of die terugvallen op de sociale bijstand. Volgens veel observatoren zijn dit de Trump-kiezers in de VS, maar ook de minder geschoolden in West-Europa, de zogenaamde ‘onderbuik van de samenleving’.

Maar wat is er gebeurd sedert 2008? We zijn tien jaar verder en er is sinds het verschijnen van het boek van Milanovic nieuw baanbrekend werk verricht, namelijk door een groep rond Thomas Piketty. Die laatste, vooral bekend om zijn werk Capital in the Twenty-First Century, verschenen in 2014, heeft nu samen met een groep onderzoekers een update gemaakt van de evolutie van de inkomensongelijkheid van 1988 tot en met 2016. Dit World Inequality Report, verschenen in december 2017, is gebaseerd niet enkel op gegevens van enquêtes, maar ook op gegevens van de belastingen, en die zijn misschien betrouwbaarder. Dit komt omdat bij enquêtes de kans dat de echte topinkomens onder de radar blijven, groter is. Dit wil echter absoluut niet zeggen dat nu de topinkomens zijn overschat: we weten maar al te goed dat zeer grote inkomens ook veel meer middelen hebben om de hoogte van hun belastbaar inkomen te verdonkeremanen, door het invoeren van kosten en andere legale afwenteltechnieken. Het resultaat is niet echt bemoedigend, want wat blijkt uit de bijstelling en de update van de gegevens, is dat de wereldwijde ongelijkheid nog groter is dan gedacht.

Justin Sandefur gebruikt nu de nieuwe gegevens voor dezelfde periode als die van Milanovic (1988-2008) en het resultaat ziet er nu meer uit als het monster van Loch Ness:

De olifant is wat ingezakt. De winnaars, bestaande uit de middengroepen in de opkomende landen, zien hun relatief inkomen meer stijgen dan de lagere middenklassen in de oude industriële landen (VS en West Europa), maar de absolute en relatieve winnaars blijven zich nog meer situeren in de groep van de rijkste 1% van de elites in de wereld.

Olifant of het monster van Loch Ness, al naar gelang de gegevens verandert het beest, maar de grondtendensen zoals getekend door Branko Milanovic, die de winnaars en de verliezers van de globalisatie aanduiden, blijven overeind.