Begin september 2018 deden filosofiehuis Het zoekend hert * The searching deer en cultureel maatschappelijk tijdschrift Streven een speciale oproep, omdat wij samen op zoek wilden gaan naar jonge en diverse stemmen die op literaire of poëtische wijze filosofisch kunnen reflecteren. Elf jonge schrijvers werden geselecteerd en Sanne Huysmans, jongste teamlid van Het zoekend hert, werd gevraagd om als twaalfde maar eerste een algemene intro te schrijven. Wij noemden deze creatieve denkers en schrijvers ‘De Tegenhangers’ omdat we van hen nieuwe, aparte, eventueel eigenzinnige perspectieven verwachtten. De opdracht aan de geselecteerde auteurs was en is bovendien expliciet dat zij elk reflecteren over een van de lezingen in het filosofische programma ‘Denkers van de intieme inkeer. Over het verlangen naar verstilling’ van Het zoekend hert (zie: www.hetzoekendhert.be). De teksten verschijnen, voorzien van een samenvatting van de lezingen waar zij een link mee hebben, gaandeweg ook hier op de deze site. Dit is Tegenhanger #6, Ruben Macquoy. Hij reageert met dit stuk op een lezing van Keimpe Algra over Epicurus. Veel leesplezier!

 

Aanwijzingen voor hedendaagse epicuristen

Ruben Macquoy*

Inleiding

De westerse samenleving wordt geconfronteerd met problemen die de reikwijdte van het maatschappelijke draagvlak lijken te overschrijden. De toenemende migratie en de opwarming van de aarde plaatsen een vraagteken bij ons idee van ongebreidelde vooruitgang. De leden van onze maatschappij raken steeds meer verdeeld over de meest fundamentele vraagstukken. Ook de hedendaagse westerse filosofie kent problemen: wanneer denkers de nadruk op het existentiële en authentieke leggen, zoeken ze eigenlijk grenzen op. Hier, binnen deze context, kan het epicurisme ons een nieuw perspectief bieden op de vraagstukken die ons vandaag de dag confronteren. Veel mensen zullen de vraag stellen wat een meer dan 2000 jaar oude theorie ons nog kan bijbrengen. Deze tekst moet daarom gelezen worden als een aanwijzing voor de hedendaagse epicurist. Om te wijzen op het nut van een terugkeer naar onze ‘eigen’ wortels in het Antieke Griekenland en Rome.

In wat volgt vergelijk ik onze tijd met die van Epicurus en Lucretius, de grondlegger, respectievelijk verdediger van het epicurisme. Op maatschappelijk, wetenschappelijk en religieus vlak bestaan er verschillende overeenkomsten tussen beiden. Hierna ga ik verder met een uiteenzetting van de ethische theorie van Epicurus die sterk verweven is met zijn tijd. Ten slotte beschrijf ik enkele aanwijzingen voor hedendaagse epicuristen aan de hand van een aantal vraagstukken die onze tijd kenmerken.

Vergelijken van tijden

Het Griekenland van Epicurus en het Rome van Lucretius, de trouwste discipel van Epicurus, waren de speelborden van grote politieke veranderingen. Het Alexandrijnse en Romeinse rijk, waren vaak in oorlog met andere volkeren en kenden ook vele interne spanningen. Het rijk van Alexander De Grote strekte na zijn dood ongeveer 4000 km wijd, maar viel daarna uiteen in verschillende delen. Lucretius zou rond 100 voor Christus geboren zijn en leefde rond dezelfde periode als Julius Caesar. [1] Deze periodes kenden een toenemende globalisering waardoor een zekere afstandelijkheid van het politieke apparaat ontstond. Dit zorgde voor een individualisering van de vraag naar zingeving: het individu herkent zichzelf niet meer in het steeds complexer wordende staatsapparaat en trekt zich terug. Vergelijkbare bewegingen kunnen we in de huidige westerse maatschappij waarnemen. De Europese Unie lijkt zich al langer te bekommeren over het gebrek aan een Europese identiteit onder haar burgers. Mensen lijken zich maar moeilijk te kunnen identificeren met de vorming van een grotere politieke eenheid boven de nationale gemeenschappen. Het geopolitieke schaakspel lijkt zich te ver van ons af te spelen en dus zoeken wij onze zingeving elders.

In de fysische theorie van Epicurus treffen we een tweede punt van overeenkomst. Deze theorie lijkt bijna een blauwdruk van de moderne westerse wetenschap. Epicurus baseert zijn theorie op het atomisme van Democritus.[2] Onze werkelijkheid is volgens Epicurus opgebouwd uit lege ruimte en atomen. Zo schrijft Epicurus in zijn brief aan Herodotus dat ‘het universum bestaat uit lichamen en de leegte.’[3] Wat verder schrijft hij aan diezelfde Herodotus:

‘Sommige lichamen (…) zijn samengesteld, andere vormen de elementen waaruit de samenstellingen bestaan. Deze elementen zijn ondeelbaar en onveranderlijk, als tenminste niet alles in het niets moet verdwijnen, en als er bij de ontbinding van samengestelde lichamen elementen zijn die sterk genoeg zijn om dit proces te doorstaan, elementen die van nature vol zijn en in geen enkel deel op enigerlei wijze voor ontbinding vatbaar. Daarom moeten de basiselementen ondeelbare lichamen zijn.’[4]

Er zijn dus ondeelbare bouwstenen die ten grondslag liggen aan alle samengestelde lichamen. Op eenzelfde manier als wij van atomen, elektronen en quarks spreken, spreekt Epicurus van ‘elementen die van nature vol zijn.’[5] Daarnaast schrijft hij over het universum het volgende: ‘Het universum is oneindig in het aantal lichamen en in de uitgestrektheid van de leegte.’[6] Epicurus spreekt van een oneindig heelal dat eeuwig bestaat en zonder doel is: ‘Dit alles heeft geen begin, daar de atomen en de leegte eeuwig zijn.’[7] De atomen die zich in de lege ruimte en het oneindige heelal bevinden, zijn in voortdurende beweging.[8] Deze atomen stoten tegen elkaar en bewegen dan andere richtingen uit. Dit doet sterk denken aan de derde wet van Newton: elke actie veroorzaakt een reactie. Ook ons lichaam en onze ziel zijn volgens Epicurus opgebouwd uit deze atomen. Het atomisme van Epicurus lijkt dus een vroege voorloper van de moderne wetenschap zoals wij die vandaag kennen.

Het was in de Antieke Tijd gebruikelijk dat een verband werd gelegd tussen enerzijds de kenleer en metafysica en anderzijds de ethiek. Men sprak hier van het individu binnen het grotere geheel: de mens als microkosmos binnen de macrokosmos. De ethische theorie van Epicurus steunt dan ook op zijn materialistisch atomisme. Epicurus en epicuristen kregen voor deze theorie in hun tijd en ook later harde kritiek te verduren. De anti-teleologie, het eeuwige bestaan van het universum (geen creatio ex nihilo), de nadruk op het lichamelijke, het materialisme van de ziel en het daarmee samenhangende ontbreken van een hiernamaals zijn allemaal elementen waardoor Epicurus binnen het christendom verafschuwd werd. Zo schreef Dante in La Divina Commedia dat Epicurus zich in de zesde kring van de hel in een brandende grafkist bevond.

Deze kritiek leidt ons tot een derde en laatste element van overeenkomst: de secularisatie in de westerse maatschappij. Epicurus’ voorgeschreven levenswijze is er één voor de ongelovige: zo is er geen ruimte voor een hiernamaals, de dood is voor ons het einde omdat de ziel een atomaire, lichamelijke ziel is die samen met het lichaam sterft. Datzelfde lichaam treedt veel meer op de voorgrond in een tijd waar het geestelijke centraal staat, ofwel de ideeën. Denk bijvoorbeeld maar aan het intellectualisme van Socrates en Plato. In datzelfde intellectualisme van Plato is er de echte ideeënwereld waar ook de goden zich in bevinden. Zij zijn een uitdrukking van die pure ideële wereld. Hier tegenover staan de goden bij Epicurus, die volmaakt en volkomen zijn maar zich omwille hiervan uit de wereld terugtrekken. De werkelijkheid, aldus Epicurus, is niet geschapen door een maker, noch bezit zij een inherent doel. Er is dus nog wel ruimte voor de goden bij Epicurus, maar ze krijgen een heel minieme invulling. Dit toont zich als een voorloper op het seculiere gedachtegoed van onze tijd. Hiermee komt Epicurus merkwaardig dicht bij een analyse van onze huidige opvattingen. Onze tijd wordt mede gekenmerkt door uitdagingen die de dood van God in het bewustzijn van een groot aantal westerlingen teweeg heeft gebracht. Binnen de hierboven geschetste context kan het daarom interessant zijn na te gaan hoe de opvattingen van Epicurus in onze tijd van toepassing zijn.

Tetra-pharmakon

De geopolitieke context waarin het epicurisme opkomt zorgt voor een individualisering van de zinsvraag. We vinden het moeilijk ons te identificeren met andere volkeren. Meer zelfs, velen voelen het aan alsof de contacten of confrontaties met andere culturen de identiteit van de westerse gemeenschappen tot op zekere hoogte ondermijnen. Daarnaast zorgt een afkeuring van een teleologie of een maker van de werkelijkheid samen met het materialisme dat wordt voorgesteld voor een nadruk op het lichamelijke. Deze twee elementen, de individualisering en nadruk op het lichamelijke, vormen de basis van het hedonisme.

Het epicurisme stelt dat genot het hoogste goed is. Voor de Epicurist betekent dit niet een puur hedonisme van lustnastreving maar een begrensd hedonisme. Epicurus spreekt van ataraxia of de afwezigheid van pijn. Binnen het epicurisme wordt geen opeenstapeling van genot maar een oplossing van het aanwezige lijden nagestreefd. Nemen we bijvoorbeeld het fenomeen van de honger: genot betekent niet zichzelf volproppen met eten of het eten van dure kaviaar. Genot is ook niet de activiteit van het eten, de smaak die we ervaren wanneer voedsel onze tong raakt. Deze ervaringen zijn inderdaad allemaal genotservaringen maar voor Epicurus gaat het om een andere definitie van genot. Genot is de bevrediging van de honger, de toestand na het eten waarbij we geen honger meer ervaren oftewel de afwezigheid van pijn. Deze appreciatie geldt niet alleen voor de lichamelijke geneugten: ook op het intellectuele vlak moeten we volgens Epicurus een toestand van onverstoorbaarheid of ataraxia nastreven.

Philodemos, één van de Romeinse volgers van Epicurus, vat diens geluksleer samen in het tetra-pharmakon.[9] Het tetra-pharmakon is een vierledig geneesmiddel voor de mens. Het is een samenvatting van de eerste vier principes van de Ratae Sententiae [10]. Wijsgeren waren als dokters voor de ziel, het tetra-pharmakon was hun geneesmiddel en filosofie moest men praktisch beleven. Het tetra-pharmakon moet het mogelijk maken een gelukkig leven te leiden.

Omgaan met driften/verlangens

Het belangrijkste element van het tetra-pharmakon is de omgang met driften en verlangens. De driften en verlangens stonden in de Antieke Tijd vaak ter discussie. Het lichaam werd verafschuwd en de geest vergoddelijkt omdat de verlangens zich tiranniek opdrongen aan de mens. Om aan deze tirannie te ontsnappen maakte Epicurus een onderscheid tussen drie verschillende soorten verlangens. Zo zijn er de noodzakelijke en natuurlijke verlangens, zoals bijvoorbeeld eten en drinken. Daarnaast zijn er de niet-noodzakelijke maar natuurlijke verlangens, zoals bijvoorbeeld het drinken van een glas wijn of het kopen van mooie kleren. Uiteindelijk zijn er nog de niet-noodzakelijke en niet-natuurlijke verlangens waaronder bijvoorbeeld ons verlangen naar aanzien of macht valt.

Voor Epicurus is het aan ons om een grens te stellen aan de verlangens: de natuurlijke en noodzakelijke verlangens zijn makkelijk te verkrijgen en bezorgen ons geluk terwijl de niet-natuurlijke en niet-noodzakelijke verlangens een zoektocht in het oneindige zijn die ons ongelukkig maakt. Wie bijvoorbeeld aanzien wil vergaren, zal daar nooit een grens aan kunnen stellen en altijd meer willen, tot hij op zeker moment hieraan ten onder gaat. Dit soort verlangens moet in toom worden gehouden omdat ze in extremen kunnen vervallen waardoor ze ons gaan terroriseren. Dit betekent echter niet dat we enkel op brood en water moeten overleven, maar in theorie veronderstelt een gelukkig leven volgens Epicurus niet meer. Wanneer men niet-noodzakelijke verlangens nastreeft moet men in gedachte houden dat deze in mateloosheid kunnen vervallen. Voor Epicurus draait het dan ook voornamelijk om praktische kennis of phronêsis.[11] De kunst om gematigd te kunnen omspringen met onze verlangens.

Angst voor goden

Een tweede principe van het tetra-pharmakon betreft onze angst voor de goden. De gedachte dat de goden oppermachtig zijn en invloed op ons leven kunnen uitoefenen, kan voor vele mensen angst met zich meebrengen. Wij hoeven volgens Epicurus echter geen angst voor de goden te hebben want zij oefenen geen invloed uit op ons leven. Zo schrijft hij: ‘Wat gelukkig en onvergankelijk is, ondervindt zelf geen moeilijkheden, en bezorgt ook een ander geen moeilijkheden.’[12] De goden zijn volmaakte wezens en bevinden zich in een staat van perfect geluk. Zij hebben geen nood om in onze levens tussenbeide te komen want dit zou hen net ongeluk opleveren. Angst voor de goden is dan ook niet nodig, stelt Epicurus.

Angst voor de dood

Aangezien de ziel sterfelijk is, toont de dood zich voor ons als een grens: er is geen hiernamaals en ons leven is vergankelijk. Voordien schreef Plato dat men moet leren sterven om het lichaam los te laten.[13] Nu sterft de ziel en toont de dood zich als een angstaanjagende gebeurtenis. Ook hier heeft Epicurus een oplossing voor: ‘De dood is niet iets dat ons aangaat. Immers, wat ontbonden is, heeft geen gevoel meer, en wat geen gevoel heeft is niet iets dat ons aangaat.’[14] Indien, zoals Epicurus beweert, de ziel materieel is en zij uiteenvalt bij de dood, hebben wij geen gevoel meer na de dood, de dood gaat ons in dit geval niet aan omdat wij er niet meer zijn na de dood. Angst voor de dood is daarom niet nodig, ‘want wanneer wij er zijn, dan is de dood er niet, en wanneer de dood er is, zijn wij er niet meer.’[15]

Angst voor extreme of langdurige pijn

Over de angst voor extreme of langdurige pijn schrijft Epicurus dat ‘de hevigste pijn van aller kortste duur is (…)’[16]. Heeft men toch last van langdurige pijnen dan moet men deze proberen in evenwicht te brengen met genot. Zo schrijft Epicurus vanop zijn sterfbed:

Ik schrijf dit aan jullie op deze gelukkige dag, die ook mijn laatste zal zijn. De kolieken en de pijn die de dysenterie mij bezorgt, zijn zo hevig dat erger niet mogelijk is. Maar tegenover dit alles staat voor mij de geestelijke vreugde bij de herinnering aan de gesprekken die wij hebben gevoerd.[17]

Elk lijden wissen we op deze manier uit door de vreugde van een herinnering er tegenover te plaatsen.[18] Door dit principe zouden we volgens Epicurus geen angst moeten hebben voor het extreme lijden.

Epicurus maakt één uitzondering op zijn hedonistische principe, meer bepaald in zijn theorie over vriendschap. Een theorie die vriendschap uitsluit, kan moeilijk beweren hedonistisch te zijn. Er zijn weinig filosofen die vriendschap miskennen als een essentieel deel van een gelukkig leven. Het leven wordt luchtiger, aangenamer en krijgt meer betekenis naarmate we in vriendschap leven. Een theorie die hedonistisch is en vriendschap aanbeveelt, lijkt zichzelf echter tegen te spreken: vriendschap draagt altijd altruïstische elementen met zich mee. De oplossing bestaat er voor Epicurus in een conceptie van vriendschap te verdedigen waarin het ik-perspectief van de genotsnastreving wordt opgeheven. Niet langer zoeken wij het genot voor onszelf maar wij nemen in onze zoektocht het genot van onze vrienden mee in rekening. Zo voelen wij ons bijvoorbeeld goed als we zien dat onze vrienden gelukkig zijn, maar daarnaast lijden wij ook wanneer onze vrienden lijden. In dit geval spreekt men van een gevoel van κοινωνία (samenhorigheid) of Ὁμόνοια (eensgezindheid).[19] Epicurus schrijft: ‘Zeer mooi is ook de aanblik van onze naasten, wanneer het eerste gevoel van verwantschap ons één van geest maakt, of ons in elk geval sterk inspireert om zover te komen.’[20] Voor Epicurus is dit soort vriendschap het belangrijkste. Zo beweert hij dat een teruggetrokken leven met vrienden het hoogst nastreefbare is. Ik besluit dit deel dan ook als volgt: ‘Van alle middelen tot volledig levensgeluk die de wijsheid ons verschaft, is het verwerven van vriendschap verreweg het belangrijkste.’[21]

Aanwijzingen voor hedendaagse epicuristen

Als we naar onze hedendaagse maatschappij kijken dan lijken er verschillende problemen te spelen: de onderstroom van onze maatschappij is meer en meer rechts conservatief, onder meer als gevolg van de zogenaamde ‘migratiecrisis’. Daar tegenover stelt zich onder meer een links progressieve beweging bij een gedeelte van de jeugd, die vanuit hun klimaatbeweging de professionele politiek en oudere generaties een vingerwijzing trachten te geven. Oplossingen voor dit probleem spreken van een meer ecologisch beleid tegenover een zogenaamd ‘ecorealisme’. Ook de westerse filosofie wordt gekenmerkt door een crisis. Binnen onze maatschappij lijkt de impact van religie minder groot dan ooit. Waar vooral de christelijke godsdienst vroeger een zingevende en structurerende rol had, lijkt haar belang voor onze maatschappij sterk verminderd. Het individu krijgt nu meer autonomie om zijn of haar leven zelf te bepalen. De waarde en zin van ons leven komen uit de drang naar een authentiek leven wat tot een toenemende individualisering leidt.

De onbeteugelde zoektocht naar een ‘authentiek’ leven kent interne tegenstrijdigheden. De toenemende secularisering stelt ons als individuen voor een groot vraagteken: door het wegvallen van de structuur die de traditionele godsdienst aanbood, komt er een nadruk op de autonome mens die nu zelf zijn lot en leven bepaalt. Deze individualiserng heeft binnen de westerse samenleving een nood aan zelfexpressie en authenticiteit veroorzaakt. Maar binnen de huidige leefwereld groeit bij velen het gevoel dat dit verlangen misschien nooit kan worden vervuld. Onze individuele zoektocht naar authentieke zingeving stoot op haar grenzen. Het individu kan zichzelf maar zoveel malen heruitvinden zonder in herhaling te treden en een zogenaamd ‘doodgewoon’ leven te gaan leiden. Wat dat betreft kan ook hier de vraag gesteld worden: in hoeverre kent het verlangen naar authenticiteit een natuurlijke grens? De constante drang van hedendaagse filosofen om zich op dat existentiële streven te fixeren, lijkt uit te lopen in een grenzeloos verlangen naar het authentieke dat nooit in vervulling treedt. Op de vraag naar de zin van het leven voor iemand in onze hedendaagse maatschappij, blijkt het antwoord meer en meer naar vrienden en familie te verwijzen. Misschien is het epicuristische idee van terugtrekking met vrienden daarom wel het beste antwoord op de existentiële crisis dat in westerse filosofieën wordt aangereikt. Trek u terug met een paar van uw beste vrienden en leid een leven ver weg van de huidige maatschappelijke vertroebeling. Of zoals Euripides schrijft: ‘Het leven heeft geen zegen zoals een goede vriend.’[22]

Op het vraagstuk van de klimaatproblematiek kan de theorie van Epicurus over de verlangens slechts een rudimentair antwoord bieden. Onze verlangens moeten zo gericht zijn dat ze enkel inwilligen wat natuurlijk en noodzakelijk is. De hedendaagse klimaatproblematiek lijkt haar wortels te vinden in de overconsumptie die de kapitalistische maatschappij kenmerkt. De cultuur van overconsumptie is er één die gekenmerkt wordt door het scheppen van kunstmatige verlangens. Deze verlangens zijn niet noodzakelijk voor ons geluk en vaak ook grenzeloos. Vaak ontstaan zulke verlangens door reclame-impulsen of door een nood aan erkenning van anderen. Denk bijvoorbeeld maar aan snobgoederen als iPhones, designkledij of peperdure auto’s waarvan de nieuwste edities om de zoveel tijd in de oneindige etalages pronken. Zodra men zo’n goed koopt, is het al bijna weer uit de mode. Hoewel kan beargumenteerd worden dat deze verlangens nog natuurlijke wortels hebben, zijn ze in de kapitalistische maatschappij veelal ontspoord. Het antwoord van Epicurus op het klimaatvraagstuk zou wellicht zeer eenvoudig klinken: begrens uw verlangens tot deze die natuurlijk en noodzakelijk zijn, u heeft niet meer nodig voor uw geluk – sterker nog: deze begrenzingen vormen een weerstand tegen uw ongeluk.

Conclusie: vullen we het existentiële vraagteken op?

Ik moet toegeven dat de actief praktische belijders van het epicurisme vandaag met weinigen zijn. Toch denk ik dat het epicurisme dicht aansluit bij onze hedendaagse samenleving en levenswijze. Historisch en maatschappelijk biedt het epicurisme een antwoord op problemen die zowel hedendaags als eeuwenoud zijn. Het lijkt vrij makkelijk om argumenten tegen Epicurus in te brengen. De epicurist zal echter beweren dat het niet om theorie en kritiek draait maar om het praktische beleven van de epicuristische levenswijze. In het volgen van de regels ervaart men de waarheid van het epicurisme.

Epicurus overstijgt het pure egoïsme inherent aan de meeste hedonistische theorieën. De zoektocht naar een vermeend ‘authentiek’ leven verblindt ons voor het geluk dat zich nabij bevindt. Een teruggetrokken leven met enkele vrienden waarbij genot centraal staat, dat is het advies dat Epicurus ons biedt. En terwijl de leuze aan de ingang van Epicurus’ tuin luidt dat genot het hoogste goed is, ligt daar een stil verzwegen premisse in dat elk genot niets waard is zonder de intieme inkeer die wij kunnen beleven met onze vrienden:

‘De vriendschap danst de wereld rond en roept ons allen op te ontwaken en onszelf gelukkig te prijzen’.[23] (VS 52 p 151)

 

[1] Verschillende bronnen spreken elkaar tegen over de precieze jaren waarin Lucretius leefde.

[2] Democritus is een filosoof en presocraat die bekend staat omwille van zijn atoomtheorie.

[3] Epicurus, Over de natuur en het geluk, vertaald, ingeleid en van aantekeningen voorzien door Keimpke Algra, Historische Uitgeverij, Groningen, 2011, blz. 68.

[4] Ibid, blz. 69.

[5] Ibid, blz. 69.

[6] Ibid, blz. 69.

[7] Ibid, blz. 72.

[8] Ibid, blz. 71.

[9] Bart Raymaekers Ethiek: de basis, Lanoo Campus, Tielt, 2013, blz. 47.

[10] Ratae sententiae zijn de authentieke leerstellingen die Epicurus aan zijn leerlingen voorschreef. Deze dienden door de leerlingen uit het hoofd geleerd worden.

[11] Epicurus, Over de natuur en het geluk, blz. 54.

[12] Ibid, blz. 134.

[13] Plato beweert in de phaedus dat filosofie ons moet leren hoe te sterven. Zodat we van de verlangens van het lichaam verlost worden.

[14] Epicurus, Over de natuur en het geluk, blz. 134.

[15] Ibid, blz. 129.

[16] Ibid, blz. 135.

[17] Ibid, blz. 55.

[18] Natuurlijk kan men hier de vraag stellen of er geen pijnen zijn die men niet in evenwicht kan brengen.

[19] Epicurus, Over de natuur en het geluk, blz. 62.

[20] Ibid blz. 152.

[21] Ibid blz. 139.

[22] Geen bron, eigen vertaling.

[23] Ibid, blz. 151.