Paul Pelckmans*

 

Andreas Kinneging was altijd al een controversieel auteur en is ook in zijn nieuwe boek Hercules op de tweesprong niet vies van provocerende uitspraken. Zowel de flaptekst als de titel van de inleiding geven aan dat de enige uitweg uit de vele impasses van wat Kinneging graag ‘anno nu’ noemt de ‘weg terug’ is: de vele problemen van onze vroege twintigste eeuw zouden slechts op te lossen zijn door een ‘terugkeer naar de grote Europese Traditie, naar Athene en Jeruzalem’. Het zou meteen betekenen dat veel recenter gedachtengoed, eigenlijk ongeveer de hele erfenis van Verlichting en Romantiek, dan beter naar het achterplan, of zelfs helemaal, zou verdwijnen.

Ik neem aan dat Kinneging terdege besefte dat zo’n blurp hem veel lezers zou kunnen kosten en dat hij dat risico met zijn gekende combatieve temperament op de koop toe nam. In deze bijdrage hoop ik aannemelijk te maken dat wie daarop afhaakt ook veel misloopt: je kan bij die weg terug inderdaad allerlei vragen stellen, maar de analyses van de problemen waaraan hij ons zou moeten laten ontsnappen zijn vlijmscherp en belangwekkend genoeg.

***

Kinneging toont zich in zijn nieuwe boek eens te meer een fervente pleitbezorger van de Europese Traditie. Hij mag dat woord graag met een hoofdletter schrijven en doet dat met hetzelfde respect waarmee traditionele (!) gelovigen naar de Schrift verwijzen. De Traditie staat bij hem voor een blijvende boodschap vol duurzame wijsheid, die onze moderniteit zeer tot haar schade uit het oog zou hebben verloren.

Die boodschap gaat tegelijk terug op de oude Grieken en op de joods-christelijke Bijbel. Ze verwijst naar een wereld vol hiërarchische verbanden en duidelijke plichten, waar niemand zich aan kon of mocht onttrekken omdat ze alle persoonlijke voor- of willekeur overstegen. Ze wortelden in een hogere of diepere werkelijkheid waarnaar mensen en hele gemeenschappen zich zonder meer dienden te schikken. Bij Plato is dat het Rijk van de Ideeën, met de Idee van het Goede als opperste sluitsteen en hoogste norm van alle bestaan. In de Bijbel decreteert de Schepper zijn Geboden, en staan die, als opperste beschikking van de Allerhoogste, voor eeuwig in steen gebeiteld. De Stoa en veel renaissance-auteurs spreken dan weer van een natuurrecht, waarbij de natuur, trouwens ook dikwijls met een hoofdletter, een basiskader voorschreef waarin alle menselijke wetten en gebruiken moesten passen. Het belangrijkste is dat de Traditie het in al die varianten heeft over voorgegeven normen, die los van elke persoonlijke instemming overal en voor iedereen gelden.

Dat verandert dus als de Verlichting elke verwijzing naar een hogere werkelijkheid schrapt. Plichten heten vanaf dan alleen dwingend als en voorzover ze in het belang zijn van wie ervoor kiest, c.q. van de groepen die er, zoals in Rousseau’s beroemde Contrat social, afspraken over maken. Alle vanouds gangbare plichten die geen aanwijsbaar direct nut hebben worden zo ijdele vooroordelen, die de mens alleen maar nodeloos hinderen in zijn voortaan sacrosancte vrijheid. Ook alle verschillen tussen rangen en standen worden unisono opgezegd: als elke mens, zoals in het bekende devies van de Franse Revolutie, de gelijke is van al zijn soortgenoten, blijft er geen plaats voor hiërarchie.

Alle hekken gaan helemaal van alle dammen als de Romantiek daar nog haar idealen van persoonlijke maar ook collectieve originaliteit aan toevoegt. Enkelingen, volksgroepen en dergelijke worden dan opgevat als telkens absoluut unieke entiteiten, die elk voor zich als zodanig zo onvervangbaar en waardevol zijn dat ze op alle terreinen het recht hebben ongehinderd alleen hun ongebreidelde zelfonplooiing te ambiëren. We belanden zo in een wereld waarin alles moet kunnen en waarin ieder moreel of ander bezwaar tegen welke eigenzinnige variant dan ook uit den boze lijkt: iedereen moet ongeremd zijn eigen Sonderweg kunnen gaan.

***

De bekende intolerantie van het woke-denken wordt in die optiek geduid als een laat uitvloeisel van een kennelijk nog altijd beklijvend romantisch ethos; het is maar een van de vele verrassende suggesties van een boek dat er telkens weer in slaagt een onversneden Verlicht en/of romantisch credo te ontdekken in allerlei recent gedachtengoed. Andere hoofdstukken gaan eerder over de Traditie; we maken daar kennis met een verdwenen wereld en met reflexen en regels die in ongeveer in alle opzichten haaks staan op wat wij sindsdien evident zijn gaan vinden, maar die sinds Homeros en Plato millennia lang in heel Europa de dienst uitmaakten.

En misschien niet alleen daar: Kinneging heeft het in zijn boek zo goed als uitsluitend over de Europese Traditie – overigens sowieso al meer dan stof genoeg –, maar geeft een paar keer min of meer terloops aan dat die ‘in grote mate gelijk opgaat met de andere grote Tradities, zoals de Joodse, islamitische, hindoeïstische, confucianistische, enzovoorts’ (blz. 16). Het geloof in hiërarchie en in vastliggende plichten die zonder meer tot de textuur van de wereld behoren is een antropologische constante die in alle traditionele culturen terug te vinden is en waarmee onze moderniteit ‘voor het eerst in de geschiedenis van de mensheid’ (blz. 231) brak. Wat zich dan, dus pakweg sinds Verlichting en Romantiek, meldde is dan ook weinig minder dan een ongezien novum en ‘historisch gesproken excentriek’ (blz. 433).

Kinneging sluit zich zo op zijn manier aan bij een breedverbreide trend in de recente menswetenschappen, die de voorbije decennia graag suggereren dat onze moderne wereld iets hoogst uitzonderlijks is, dat in die radicaliteit nooit eerder vertoond was: ‘zoiets hebben we nog niet meegemaakt’ (blz. 231). Over de vraag waarom dat nu toch gebeurde is het laatste woord nog lang niet gezegd en daar gaat Kinneging ook niet echt op in; zijn boek gaat vooral[1] over de contrasten tussen de Traditie en de meer ‘moderne’ atttitudes die ze sinds de achtiende eeuw kwamen aflossen.

Dat hij die Tradtie soms idealiseert en er weinig of geen schaduwzijden in lijkt te ontdekken is, denk ik, niet echt een bezwaar: hij moet tenslotte opbieden tegen een mainstream aan historische werken die in het verleden alleen obscurantisme en ellende ontdekten, waarmee de moderne Vooruitgang eindelijk zou afrekenen. Kinneging biedt schitterend weerwerk tegen die overdrijvingen en ontdekt in de tradtie op zowat alle vlakken veel vergeten en dus verrassende wijsheid. Hij doet dat op de koop toe in glashelder proza; Hercules op de Tweesprong behoort m.i. dan ook tot het beste wat je in het Nederlands over het contrast tusen traditie en moderniteit kan lezen.

***

We vernemen hier dus, zoals bij de meeste auteurs die over dat contrast schrijven, eens te meer dat de huidige erfgenamen van het cluster Verlichting en Romantiek tegelijk steeds verder doordraven en op hun grenzen botsen: de hele reflectie over het uitzonderingskarakter van de moderniteit kwam net op gang toen en omdat het steeeds moeilijker werd ze als een onverdeelde Vooruitgang te bejubelen. Kinneging voegt daaraan, zoals gezegd, toe dat we, om dat onheil te bezweren, beter voor de weg terug kiezen en dat is, dunkt me, het meest twijfelachtige aspect van zijn betoog. Dat terugkeer naar de Traditie de specifieke problemen van onze moderne conjunctuur goeddeels zou wegwerken klinkt op het eerste gezicht aannemelijk: de vraag blijft dan nog hoe zo’n terugkeer er concreet zou kunnen uitzien. Het is, vrees ik, niet helemaal een toeval dat Kinneging daar in zijn boek geen afzonderlijk hoofdstuk aan wijdt…

De Traditie ‘werkte’ zolang de meeste mensen in de hoge en dikwijls bovennatuurlijke origine van hun vastliggende plichten geloofden. Nu dat geloof goeddeels is verdwenen, is het niet zo moeilijk aan te tonen dat het ooit levensgrote problemen onderschepte waarvoor we nu geen pasklare uitweg zien, maar dat betekent nog niet dat je het ad libitum zou kunnen herstellen. De Verlichte kritiek en de aanspraak op onbeperkte Vrijheid behoren intussen, en zo te zien onomkeerbaar, tot ons culturele DNA en zorgden ervoor dat niemand nog vanzelfsprekend bereid kan zijn zich naar voorgegegeven plichten te schikken. We kunnen de terugkeer naar die verbeurde evidentie misschien wenselijk vinden, maar kunnen die niet echt meer ‘willen’ en zolang die quasi instinctieve instemming ontbreekt blijft de weg terug een tamelijk utopische wensdroom.

Het nu onherstelbaar beschadigde gezag van de Traditie berustte op de overtuiging dat de plichten die ze voorschreef deel uitmaakten van een hoge wereldorde: de werkelijkheid als zodanig, het Sein, impliceert een Sollen, een set verplichtingen en waarden waaraan niemand zich kon of mocht ontrekken. Sinds de Verlichting hebben we alleen oog voor de empirie die ons dagelijks omringt en is er niets meer dat de zorg om onze menselijke voordelen en ongemakken overstijgt. Kinneging probeert soms iets van die onheuglijke transcendentie terug te vinden, maar komt op dat punt niet veel verder dan aanzetten, die m.i. niet zijn meest overtuigende bladzijden zijn.

Hij verwijst bijvoorbeeld een paar keer naar Plato, die het relativisme van zijn sofistische gesprekspartners graag weerlegde door zich te beroepen op de wiskunde. Het gaat daar inderdaad om in de volle zin absolute begrippen en regels, die in de echte wereld gelden, maar ook zouden overeind blijven als die er helemaal anders uitzag of zelfs gewoon niet bestond. Zelfs in een absoluut leeg universum blijft twee plus twee vier! Getallen zijn daarmee de meest onbetwistbare ideeën en ‘maken zo het bestaan van het ideële buitengewoon plausibel’ (blz. 483). Plato generaliseerde zoals bekend dat alle andere realia participeren aan dergelijke algemeen-noodzakelijke ideeën en dat ook morele plichten afgeleiden zijn van een idee van het Goede dat de ultieme norm is van alle bestaan. Het is indrukwekkend gedachtengoed, maar voor de moderne lezer toch onvermijdelijk vooral prachtige poëzie: de analogie tussen mathesis en plichtenmoraal overtuigde vooral zolang niemand echt aan de tweede twijfelde. Ze lijkt a priori minder geschikt om moderni op hun stappen te doen terugkeren.

***

De stap terug lijkt dus niet echt een haalbare kaart en je zou je in een sombere bui zelfs kunnen afvragen of er überhaupt in welke richting ook een uitweg bestaat uit de impasses van ‘anno nu’ die Kinneging in kaart brengt. Je kan ook hopen dat de geschiedenis, zoals al vaker gebeurde, weer eens voor een onverwachte koerswending zal zorgen, die dan allicht geen rechtsomkeert wordt, maar net onvoorstelbare perspectieven zou openen. Het antwoord op de vraag hoe die er zouden kunnen uitzien ligt per definitie voorbij onze horizon  – en dus ook voorbij de klassieke Tweesprong waar Heracles, nog voor hij aan de beroemde Twaalf Werken begon, moest kiezen tussen zijn traditionele Goed en Kwaad.

 

Andreas Kinneging, Hercules op de tweesprong, Prometheus, Amsterdam, 2023, ISBN 978-90-446-5413-4, 570 blz., 40 €.

 

[1] Kinneging schrijft ook een reeks zeer lezenswaardige hoofdstukken over de inzet en de aporieën van de moderne rechtstaat. Die blijven in deze recensie dus buiten beeld.