Brigitte Herremans*

 

De tiende verjaardag van de Syrische revolutie staat in teken van verlies en rouw. Wat in maart 2011 begon als een vreedzame opstand tegen een dictatoriaal regime, ontaardde in een burgeroorlog met internationale dimensies. Het regime-Assad beantwoordde betogingen met extreem geweld, waardoor de protestbeweging in ijltempo radicaliseerde en de hoop op een hervorming vervloog. Bovendien ontstond een Syrië-moeheid, door de internationale verdeeldheid over de aanpak van het conflict, de gruweldaden van de Islamitische Staat en de desinformatiecampagne van het regime. Er beweegt weinig, al is de omvang van het conflict onbevattelijk: meer dan 500.000 burgers werden gedood en miljoenen burgers zijn getroffen door misdaden zoals gevangenschap, gedwongen verdwijning, foltering, willekeurig geweld en gedwongen verplaatsingen. Het regime-Assad blijft in het zadel en het aantal daders van schendingen van het internationaal recht groeit. Syrische mensenrechtenactivisten, ngo’s en slachtofferorganisaties blijven echter ijveren voor gerechtigheid en boekten enkele overwinningen.

 

Protest lokt een vernietigingscampagne uit

In maart 2011 schrokken protesten in Syrië steden de wereld op: het land bleek dan toch niet immuun voor protesten. Het regime-Assad regeert sinds 1970 met ijzeren vuist in – volgens dissident Riad at-Turk – een ‘koninkrijk van stilte’. Toen Hafez al-Assad via een coup de macht greep, creëerde hij een dictatuur door de concentratie van de macht rond de alawitische gemeenschap, de uitbouw van een geraffineerd systeem van repressie en de co-optatie van belangrijke groepen. Hij schiep ook een personencultus met richtlijnen voor gewenst discours en gedrag, waarbij burgers deden alsof ze meegingen met het officiële discours.[i] Volgzaamheid werd een overlevingsstrategie. Die werd versterkt na 1982, toen troepen van het regime Hama bestormden na een opstand van de Moslimbroeders en naar schatting tussen 15 à 30.000 burgers doodden. Getraind in stilte en zelfcensuur, verwezen Syrische burgers naar die massamoord waarover publiekelijk niet mocht gepraat worden als ‘de gebeurtenissen’. Toen Bashar al-Assad in 2000 het presidentschap erfde, laaide de hoop op een hervorming en overgang naar een nieuw tijdperk op, maar ‘de Damasceense lente’ was geen lang leven beschoren. De nieuwe leider moderniseerde het autoritarisme en voerde kosmetische hervormingen uit, met uitzondering van economische ingrepen die hem en zijn clan verrijkten en de versterking van zijn controle over de veiligheidsdiensten.[ii] Het protest werd in de kiem gesmoord maar niet de herinneringen aan geweld, de drang tot verzet en de wens tot rechtvaardigheid. Vanaf 2000 belichtten schrijvers en filmmakers onderwerpen zoals gevangenschap, foltering en ‘de gebeurtenissen’ steeds explicieter in romans en films, en kunstenaars verzetten zich.[iii]

De protestbewegingen in Tunesië en Egypte wakkerden de drang tot ongehoorzaamheid en protest aan en vanaf februari 2011 vonden ook in Syrië kleinschalige protestacties plaats. Maar de echte vonk voor de revolutie was de gevangenschap en foltering van kinderen en uiteindelijk de moord op de 13-jarige Hamza al-Khateeb uit Dara’a.[iv] Toen familieleden bij lokale regimebeambten voor de vrijlating van de kinderen pleitten, wuifde het hoofd van de lokale politie, een neef van Bashar al-Assad, hen weg: ‘Vergeet je kinderen. Ga naar huis naar je vrouw en maak nieuwe kinderen. En als je niet weet hoe, breng je vrouw en wij zullen het tonen’. Hierop besloot een groep de volgende vrijdag te protesteren.[v] Dit incident veroorzaakte de eerste grote betoging die meteen werd beantwoord met extreem geweld, arrestaties en gevangenneming van betogers, maar ook nieuwe betogingen op de been bracht, die uitmondden in een nationale opstand. Antropologe Salwa Ismail beschouwt de protesten als een manier om de natie terug te claimen, om te betwisten dat ze het bezit is van de ‘eeuwige leider’. De betogingen waren een manier om de natie opnieuw te verbeelden, vaak via symbolische productie en praktijken van protest.[vi] De protesten, die meestal op vrijdag plaatsvonden, kregen ludieke namen en gingen gepaard met een golf van creativiteit. Syriërs experimenteerden voor het eerst met het recht op vrije meningsuiting in de publieke ruimte.

Van meet af aan bestempelde president Assad de protestbeweging als een buitenlands complot, onder leiding van islamisten en salafisten. Hij ontwikkelde een narratief dat sterk geënt was op het voeden van sektarische spanningen en de angst voor een burgeroorlog. Toen het beschieten van betogingen, massale gevangenschap en grootschalige foltercampagnes de betogingen niet tegenhielden, schakelde het regime in 2012 over op het bombarderen van steden. Om geen duimbreed toe te geven aan de protesten, paste het de tactiek van de verschroeide aarde toe, met dat verschil dat het zijn eigen land grotendeels tot puin maakte. Dat zijn vernielingscampagne geen grenzen kende, werd duidelijk door zijn eerste aanval met chemische wapens in Ghouta in 2013. Onder bemiddeling van Rusland, stemden de Verenigde Staten in met een akkoord waarbij het regime zou meewerken met de Organisatie voor het Verbod op Chemische Wapens.[vii] Een akkoord dat niet leidde tot het stopzetten van de aanvallen, noch tot de ontmanteling van het programma, maar wel gaf het regime een signaal dat er marge was voor onderhandelingen. De facto vond er een omslag plaats van conflictresolutie en rekenschap voor internationale misdaden naar Realpolitik. Die was een gevolg van de impasse binnen de VN-Veiligheidsraad waar Rusland en China elke kritische resolutie afwezen. Bovendien verleenden Rusland en Iran ook de onontbeerlijke militaire steun waardoor het regime stand kon houden.

 

Autoritaire veerkracht

De autoritaire veerkracht van het regime bleek veel sterker dan gedacht.[viii] Het Vrije Syrische Leger, opgericht door deserterende legersoldaten, bleek niet in staat de dwingelandij van het regime te breken en werd al gauw gemanipuleerd door Turkije. Dit streefde zijn eigen belangen na en viel in 2016 Noord-Syrië binnen en bezet sindsdien grote delen van het gebied om de oprichting van een autonome Koerdische zone te verhinderen. De opstand militariseerde vanaf 2012, ook onder invloed van de Golfstaten en Turkije die rebellengroepen bewapenden. Ook kregen gewelddadig jihaditische groepen zoals de aan al-Qa’ida gelieerde groep Jabhat an-Nusra (later Hayat Tahrir ash-Sham) de overhand en maakte de Islamitische Staat tot overmaat van ramp vanaf 2014 een steile opgang. Dit bleek cynisch genoeg geen ongunstige ontwikkeling voor het regime, dat hiermee zijn visie op het conflict als een strijd tegen terreur kracht kon bijzetten. De militaire hulp van Rusland en Iran stelde het regime in staat om tegen 2016 opnieuw grote delen grondgebied waarover het de controle had verloren, opnieuw onder zijn gezag te brengen. De militaire nederlaag van IS in 2019, door toedoen van de Syrian Democratic Forces (een netwerk gedomineerd door de Koerdische YPG militie) en een internationale coalitie, versterkte de zegezekerheid van het regime.

Sluipenderwijs heeft Assad het terrein heroverd en de strijd om het narratief gewonnen. Inspelend op het gevaar voor terreuraanslagen in het westen en geholpen door de propaganda van Rusland en sommige anti-imperialistische groepen in het Westen, slaagde Bashar al-Assad erin zichzelf te presenteren als een realistisch alternatief voor jihadistische groeperingen. Ook in het noorden van de wereld vond dit discours gehoor: gezien de terreuraanslagen, de toenemende instabiliteit in de regio en de vluchtelingencrisis, was een gedoogbeleid tegenover Assad niet langer taboe. Al houdt de EU vast aan zijn eis tot politieke hervorming, er zijn steeds mee wanklanken in het debat over Syrië. Zo is de nieuwe CDU-leider Armin Laschet geen voorstander van druk op het regime-Assad, net als Hongarije dat pleit voor normalisering. Verschillende agentschappen van de Verenigde Naties werken de facto samen met het regime en gooiden noodgedwongen heilige principes als ‘do no harm’ overboord omdat ze anders niet langer toegang tot het land krijgen. Concreet coördineren OCHA en Wereldgezondheidsorganisatie de hulpverlening met het regime, waardoor dit beslist waar voedsel wordt bedeeld of medisch materiaal terechtkomt.

Door zijn desinformatiecampagnes over onder meer het ontstaan van de opstand, het gebruik van chemische wapens in 2013 en de bombardementen op civiele infrastructuur, slaagde het regime erin om slachtoffers naar de achtergrond te verbannen. Journalisten en waarnemers raakten overweldigd door de gelaagdheid van het conflict, de moeilijke toegang tot het terrein en de propaganda van het regime en Rusland en hun sympathisanten. In politieke debatten over de Syrische context of de – schaarser wordende – berichtgeving komen het leed en de veerkracht van burgers steeds minder vaak aan bod en wordt het menselijke aspect onbedoeld uitgewist. Na de fysieke vernielingscampagne bleek ook de narratieve oorlog van het regime een succes, ook al is het Syrische conflict een van de best gedocumenteerde in de moderne geschiedenis. De transformatie naar een multidimensionaal conflict met verschillende daders, verminderde de internationale politieke daadkracht en aandrang op gerechtigheid. De opgang van IS verminderde ook de aandacht voor de misdaden van het regime, verantwoordelijk voor 90 % van de misdrijven. In veel politieke en mediakringen evolueerde het narratief van een regime dat alle krediet verloor naar een regime dat gewelddadig jihadistische groepen bestrijdt.[ix]

 

De onstuitbare strijd om rekenschap en gerechtigheid

Opnieuw werd Syriërs het recht ontnomen hun eigen verhaal te vertellen. Dit is volgens Palestijns auteur Mourid Barghouti een van de grootste onrechtvaardigheden. ‘De meeste wrede verbanning is onzichtbaarheid, het verbod krijgen om zelf je verhaal te vertellen.’[x] Mensenrechtenactivisten en dissidenten blijven zich echter daartegen verzetten en scherpen de strijd om rechtvaardigheid aan. De opstand bracht een beweging op de been die het regime niet kon vernietigen. Vanaf 2011 schoten middenveldorganisaties als paddenstoelen uit de grond, poogden burgerjournalisten de leemte van het gebrek aan internationale media op te vullen en verbeeldden kunstenaars de opstand en het onrecht via romans, films, muziek, graffiti. Veelal vanuit de diaspora blijven activisten en kunstenaars zich verzetten tegen de opgelegde stilte, en blijven herinneringen en bewijsmateriaal verzamelen. Net zoals met de herinnering aan ‘de gebeurtenissen’ van 1982, proberen ze verlies en trauma om te buigen tot verzet. Veel van activisten kampen ook met de angst dat de waarheid zal worden uitgewist en zetten sterk in op documentatie, om waarheidsvinding mogelijk te maken. Ook sommige kunstenaars schrijven zich hier actief in. Zo ziet dichteres Rasha Omran kunst en literatuur als de blijvende toekomstige herinnering aan deze gebeurtenissen. ‘Uiteindelijk verzetten wij ons als schrijvers, schilders, filmmakers in het artistieke domein eerst en vooral tegen de pogingen om ons als personen, als Syriërs uit Syrië uit te wissen en in het bijzonder tegen de vernieling van ons zijn als Syriërs, onze Syrische aanwezigheid. Het is een poging om voort te gaan, om onszelf toe te wijden aan de herinnering.’[xi]

Veel Syrische mensenrechtenactivisten vrezen dat het regime de sporen van zijn misdaden kan uitwissen. ‘Veel overlevenden van de Sednaya gevangenis deelden hetzelfde verhaal met ons. De bewakers vertelden hen dat niemand hun verhalen zou geloven. Sommige mensen geloven nog steeds niet dat al deze misdaden gepleegd werden. Daarom willen we dat de waarheid gehoord en erkend wordt’, stelt Diab Serriya van de Association of Detainees and The Missing in Sednaya Prison. Serriya zat zelf vijf jaar gevangen in wat Amnesty International een ‘menselijk slachthuis’ noemt en overleefde ternauwernood het gevangenschap. Standhouden in die hel was loodzwaar, beaamt kunstenaar Naji al-Bukai. Hij was belast was met het wegbrengen van lijken en probeert zijn herinneringen aan de honderden gefolterde of weggeteerde lichamen te bestrijden met tekeningen over zijn ervaringen.[xii] In het beruchte militaire detentiecentrum werden tussen 2011 en 2015 tussen de 5000 en 13.000 burgers opgehangen.[xiii] Lange tijd was er weinig bekend over deze vergeetput, tot Amnesty International en Forensic Architecture op basis van getuigenverslagen een reconstructie maakten en concludeerden dat het gebouw zelf een martelwerktuig is. Aan de hand van een echoprofiel kon geluidskunstenaar Lawrence Abu Hamdan de grootte van de cellen, gangen en trappen opmaken. Hij constateerde dat de gevangenis een echokamer is, dat als een persoon wordt gefolterd, iedereen er ongewild getuige van is.[xiv] Hamdan wilde niet zozeer forensisch materiaal aanleveren als wel op zoek gaan naar een metaforische, psychologische waarheid.

Waarheidsvinding is slechts een van de essentiële elementen in de strijd om gerechtigheid, die bemoeilijkt wordt door het uitblijven van een hervorming. Om die impasse te doorbreken en niet lijdzaam te wachten op de afloop van het conflict, bonden Syrische mensenrechtenactivisten en organisaties van meet af aan de strijd tegen straffeloosheid aan via het paradigma van overgangsjustitie (transitional justice). Dit biedt via mechanismen zoals waarheidsvinding, strafrechtelijke rekenschap, herstel voor slachtoffers en garanties van niet-herhaling een respons op grootschalige mensenrechtenschendingen, veelal na een hervorming na een gewelddadig conflict of van een dictatuur naar democratie.[xv] Het toepassen van een aantal mechanismen in de Syrische context is een illustratie van het gebruik van het paradigma in situaties van aanhoudend conflict. Syrische activisten en organisaties zetten sterk in op de documentatie van misdrijven, rekenschap via strafrechtelijke processen en memorialisering. Ook gebruiken Syrische actoren overgangsjustitie als een manier om zich blijvend te verzetten tegen de vernielingscampagne van het regime, het berechten van misdrijven door gewapende oppositiegroepen en IS mogelijk te maken en blijvend weerstand te bieden tegen de narratieve oorlogsvoering.

Internationale instellingen en ngo’s leveren ook een belangrijk aandeel in deze zoektocht naar gerechtigheid in een context van het uitblijven van een hervorming en een proliferatie van daders van internationale misdrijven. Zo richtte de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in 2016 het International, Impartial and Independent Mechanism (IIIM) voor Syrië op. Doel is een databank aan te leggen met bewijsmateriaal van de internationale misdrijven van alle strijdende partijen, zoals willekeurige aanvallen tegen burgers, het inzetten van kindsoldaten, seksueel geweld, de belegering van steden en de inzet van illegale wapens zoals vatenbommen en chemische wapens. Internationale ngo’s werken concreet samen met Syrische organisaties en slachtoffergroepen, waardoor er een transnationale gemeenschap van rechtvaardigheidsactoren ontstond, een doorbraak in een gitzwarte situatie van aanhoudende straffeloosheid.[xvi]

Omdat het berechten van internationale misdrijven in Syrië onmogelijk is zonder een hervorming, en een doorverwijzing naar het Internationaal Strafhof wordt tegengehouden door Rusland en China, zet deze transnationale gemeenschap sterk in op universele jurisdictie, momenteel het enige kanaal voor stafrechtelijke rekenschap. Dit principe maakt strafrechtelijke vervolgingen in buitenlandse rechtbanken mogelijk in het geval van misdaden tegen de menselijkheid of oorlogsmisdaden wanneer deze misdrijven ernstig, schokkend en bedreigend voor de mensheid zijn, zoals in het geval van wijdverbreide foltering. In verschillende Europese landen zoals Zweden, Finland, Frankrijk en Duitsland hebben gerechtelijke instanties rechtszaken opgestart inzake internationale misdrijven die in Syrië zijn gepleegd, met name door gewelddadige jihadisten. Het bewijsmateriaal aangeleverd door beelden gedeeld via sociale media, was hierin cruciaal voor Zweden, Finland en Frankrijk om als eerste landen verdachten te veroordelen die tijdens de conflicten in Syrië en ook Irak andere gruwelijke poses aannamen met slachtoffers.[xvii] Ook Europese ngo’s die samen met Syrische organisaties en slachtoffers inzetten op strategisch procederen, gaven een impuls aan het gebruik van dit principe voor de vervolging van misdrijven door het regime.[xviii] Zo startte in april 2020 in Koblenz het zogenaamde al-Khatib proces tegen twee leden van het Syrische regime die betrokken zouden zijn geweest bij foltering van gevangenen in het al-Khatib detentiecentrum. De strafklacht van het European Center for Consitutional and Human Rights en het Syrian Center voor Legal Studies and Research van Syrisch advocaat Anwar al-Bunni belichtte voor het eerst de systematische praktijk van staatsfoltering in een juridische context. Ondanks tekortkomingen, zoals het uitblijven van een vertaling naar het Arabisch en de gebrekkige bescherming van getuigen, is dit proces een mijlpaal in de strijd tegen straffeloosheid. Het wakkerde de strijd tegen straffeloosheid aan en gaf ook slachtoffergroepen meer zichtbaarheid en erkenning.

Tijdens het al-Khatib-proces konden slachtoffers en hun familieleden voor het eerst in een formeel kader getuigen over hun ervaringen, en onderbelichtte praktijken zoals seksueel en gender gebaseerd geweld aankaarten. Dit legde ook de basis voor een nieuwe strafklacht door zeven overlevenden van seksueel geweld en ngo’s bij het Duitse gerecht om seksueel en gender gebaseerd geweld in Syrië als misdaad tegen de menselijkheid te onderzoeken. Dit versterkte ook het activisme van slachtoffergroepen die zich, zoals in veel conflicten, vaak onvoldoende betrokken weten. Daarom lanceerden vijf organisaties in februari 2021 een handvest waarin ze hun visie op gerechtigheid en rekenschap uiteenzetten. Concreet maken ze bijvoorbeeld een onderscheid tussen eisen voor de korte en de lange termijn. Hun boodschap is duidelijk: stop de foltering in detentiecentra en maak het lot van de minstens 150.000 vermisten bekend. Zo willen ze ten minste het recht hebben om hun doden te begraven, en de ware toedracht achter hun overlijden te achterhalen. Alle Syriërs worden getroffen door het onrecht van gevangenschap en vermiste familieleden, getuigt Fadwa Mahmoud, wier echtgenoot en zoon gevangen zijn in regimecentra en die ook zelf twee jaar detentie onderging.[xix] ‘Vandaag is het de verjaardag van mijn zoon. Hij was 31 toen hij werd vastgezet en vandaag wordt hij 40. Ik weet niet waar hij is, en als een moeder tel ik de dagen af om hem terug te zien en wil ik niet nog een verjaardag zonder hem doorbrengen.’[xx] Al liet de internationale gemeenschap hen in de steek, slachtoffers en hun medestanders zullen altijd ijveren naar gerechtigheid en hun krachten bundelen.

 

 

Brigitte Herremans is onderzoeker aan het Mensenrechtencentrum van de Universiteit Gent.

[i] Lisa Wedeen, Ambiguities of Domination: Politics, Rhetoric, and Symbols in Contemporary Syria, University of Chicago Press, Chicago 1998.

[ii] Volker Perthes, Syria under Bashar al-Asad, Modernisation and the Limits of Change, Routledge, Londen 2004, 11

[iii] Zie onder meer ‘De poorten van het paradijs’ van Khaled Khalifeh, ‘Les Guardiens de l’air’ van Rosa Yassin Hassan, ‘The Shell’ van Mustafa Khalifa, ‘Journey Into Memory’ van Hala Mohammad.

[iv] Reinoud Leenders en Steven Heydemann, ‘Popular Mobilization in Syria: Opportunity and Threat, and the Social Networks of the Early Risers’, in: Mediterranean Politics, 17:2 (2012), 139-159, DOI: 10.1080/13629395.2012.694041

[v] Wendy Pearlman, We Crossed a Bridge and It Trembled: Voices from Syria, Custom House, New York 2017.

[vi] Salwa Ismail, The Rule of Violence, Subjectivity, Memory and Government in Syria, Cambridge University Press, Cambridge etc. 2018, 541, vertaling door auteur.)

[vii] UN News, ‘Clear and convincing’ evidence of chemical weapons use in Syria, UN team reports’, 16 september 2013, https://news.un.org/en/story/2013/09/449052-clear-and-convincing-evidence-chemical-weapons-use-syria-un-team-reports

[viii] Reinoud Leenders en Steven Heydemann, a.w..

[ix] Espen Stokke en Eric Wiebelhaus-Brahm, ‘Syrian diaspora mobilization: vertical coordination, patronage relations, and the challenges of fragmentation in the pursuit of transitional justice’, Ethnic and Racial Studies 42, no. 11 (2019); Ugur Ümit Üngör, ‘Eurocentrism in Research on Mass Violence’, in: Robin de Bruin, Marjet Brolsma, and Matthijs Lok (red.), Eurocentrism in European History and Memory, Amsterdam University Press, Amsterdam 2019.

[x] Mourid Barghouti, I was Born There, I was Born Here, Walker Books, Londen 2012.

[xi] Rasha Omran, geciteerd in Brigitte Herremans, ‘Words and Worlds: Countering Narrative Silence in Syria’, in Goethe Institue, An Artist Who happens to come from Syria, 2021. https://www.goethe.de/resources/files/pdf216/saet_gib_digital_210127_en-ar-pages.pdf?fbclid=IwAR1jFQENgmq-FCY345bq5Wc_i0UnGQ5fSfRWBg7pIelujUtw1TSFkkEL4cA

[xii] NPR, Former Detainee Describes Atrocities Inside Syrian Prison, 9 February 2017, https://www.npr.org/2017/02/09/514326212/former-detainee-describes-atrocities-inside-syrian-prison

[xiii] Amnesty International, Syria: Human slaughterhouse: Mass hangings and extermination at Saydnaya Prison, Syria, 7 februari 2017 , https://www.amnesty.org/download/Documents/MDE2454152017ENGLISH.PDF

[xiv] Olivier Wainright, ‘The worst place on earth: inside Assad’s brutal Saydnaya prison’, 18 augustus 2016, https://www.theguardian.com/artanddesign/2016/aug/18/saydnaya-prison-syria-assad-amnesty-reconstruction

[xv] ICTJ, What is Transitional Justice?, 2009, https://www.ictj.org/sites/default/files/ICTJ-Global-Transitional-Justice-2009-English.pdf

[xvi] Espen Stokke en Eric Wiebelhaus-Brahm, ‘Syrian diaspora mobilization: vertical coordination, patronage relations, and the challenges of fragmentation in the pursuit of transitional justice’, Ethnic and Racial Studies 42, no. 11 (2019).

[xvii] Tjitske Lingsma, ‘Oorlogsmisdadigers onder vuur’, in: De Groene Amsterdammer, 22 januari 2020, https://www.groene.nl/artikel/oorlogsmisdadigers-onder-vuur.

[xviii] Wolfgang Kaleck en Patrick Kroker, ‘Syrian Torture Investigations in Germany and Beyond Breathing New Life into Universal Jurisdiction in Europe?’, Journal of International Criminal Justice, no. 16, (2018).

[xix] Sarah El Deeb, ‘Families of detainees detail a vision for justice in Syria’, 11 februari 2021, The Washington Post, https://www.washingtonpost.com/world/middle_east/families-of-detainees-detail-a-vision-for-justice-in-syria/2021/02/11/1ddb9904-6c6f-11eb-a66e-e27046e9e898_story.html

[xx] Getuigenis van Fadwa Mahoud tijdens de lancering van het handvest op 10 februari 2021.