John Alonzo Dick*

 

In de kerstvakantie stuurde een wat kritische lezer me een email, waarin hij schreef dat hij er inmiddels van overtuigd is dat ik geen echte christen ben, maar slechts ‘een oude humanist’.

Zonder over te gaan tot een lange discussie per email, schreef ik heel eenvoudig dat ik probeer te leven door de leer en het voorbeeld van Jezus van Nazareth te volgen: ‘de weg, de waarheid, en het leven’ (Joh. 14:6). Ik benadrukte dat humanistische principes zoals universele menselijke waardigheid en individuele vrijheid wezenlijke onderdelen zijn van het leven en de leer van Jezus. Daarom benadrukte ik dat ik een christelijke humanist ben, niet slechts ‘een oude humanist’. Ook benadrukte ik dat alle oprechte gelovigen christelijke humanisten moeten zijn. Maar in een PS voegde ik toe dat tegenwoordig sommige van de meest onmenselijke hoofdrolspelers op het menselijke toneel, met name politieke hoofdrolspelers, rond paraderen terwijl zij verkondigen dat Christus hun redder is. Deze hoofdrolspelers, die veel in het nieuws zijn, praten vlot, maar daar houdt het op. Zij praten alleen. Zij gebruiken de naam van Jezus ijdel. Anderen beweren christen te zijn, en verkiezen hem te aanbidden maar zonder te leven zoals hij.

Wat ontbreekt in zoveel van de hedendaagse religieuze en politieke retoriek is oog voor het leven volgens fundamentele morele waarden: elkaar beleefd en met respect behandelen. Luisteren naar de andere kant. De waarheid vertellen. Eerlijk zijn. Onze naasten liefhebben als onszelf. De uitgeputten, eenzamen, vertrapten verwelkomen. En inzien dat alle mensen, ongeacht ras, gender of seksuele voorkeur, een aangeboren waardigheid hebben en het verdienen vriendelijk, bevestigend en met respect te worden behandeld.

Christelijk humanisme benadrukt dat ondanks alle zorg, pijn en angst het menselijk leven toch vervuld is met waarde, en dat waarlijk verantwoordelijk menselijk handelen dit goede samenbrengt in een omvattende visie op het leven met anderen en voor zichzelf.

Terwijl ik zou willen benadrukken dat de vroege volgelingen van Jezus na de Verrijzenis christelijke humanisten waren, werd de term niet eerder algemeen verspreid dan tijdens de Renaissance van de vijftiende en zestiende eeuw. De christelijke humanisten die onmiddellijk voor de geest komen zijn, voor mij, Pico della Mirandola (1463 – 1494), Thomas More (1478 – 1535), en Desiderius Erasmus (1466 – 1536). Er waren natuurlijk nog veel anderen.

In 1486 schreef Pico della Mirandola de Oratio de hominis dignitate (Oratie over de waardigheid van de mens), die wel het ‘Manifest van de Renaissance’ is genoemd. Ongelukkig genoeg werd hij in 1487 als ketter veroordeeld door paus Pope Innocentius VIII (1432 – 1492). Zijn boek werd verboden door de kerk, en bijna alle exemplaren werden verbrand. Op 31-jarige leeftijd kwam hij te overlijden door vergiftiging met arseen, mogelijk vergiftigd vanwege zijn vriendschap met de Dominicaan Girolamo Savonarola (1452 – 1498), een Renaissance activist, zo bekend vanwege zijn botsingen met tirannieke heersers en corrupte clerus. Savonarola preekte overigens bij de uitvaart van Pico.

Het meest beroemde boek van Thomas More is Utopia, in 1516 gepubliceerd door een drukkerij vlakbij het stadscentrum van Leuven, direct naast de Universiteitshal die vanaf de oprichting van de universiteit van Leuven in 1425 het beleidscentrum ervan is. Utopia schetst een denkbeeldig christelijk humanistisch eiland waar gratis ziekenhuizen zijn, priesters mogen trouwen, vrouwen priester mogen worden, en scheidingen zijn toegestaan. Maar ook slavernij en oorlogen zijn toegestaan en worden gesteund.

Maar wat de Protestante Reformatie betreft: Thomas More verzette zich krachtig tegen de theologie van  Maarten Luther (1483 – 1546), Huldrych Zwingli (1484 – 1531), Johannes Calvin (1509 – 1564) en William Tyndale (1494 – 1536).

Ook verzette Thomas More zich tegen de afscheiding van de katholieke kerk door koning Hendrik VIII, en weigerde hem te erkennen als hoofd van de Anglicaanse kerk. Toen More  weigerde de Akte van Suprematie[1] (1534) van zijn voormalige vriend koning Hendrik VIII te erkennen, liet Hendrik hem op 6 juli 1535 onthoofden. Hendrik VIII (1491 – 1547) is misschien wel de meest bekende van alle vorsten van Engeland, berucht omdat hij zes vrouwen had, van wie hij er twee liet onthoofden. Hendrik leed aan razende stemmingswisselingen en paranoia. Naar schatting gaf hij in de 36 jaar dat hij over Engeland heerste opdracht tot de executie van ongeveer 57 000 mensen, velen van wie ofwel tot de clerus behoorden, ofwel gewone burgers en edelen waren die hadden deelgenomen aan opstanden en protesten in heel het land.

Van alle humanisten uit de Renaissance is Erasmus mijn favoriet. Tegenwoordig beseffen maar weinig mensen dat hij een priester was, en dat ook zijn vader priester was. Zijn ouders waren niet wettig getrouwd – zijn vader was een katholieke priester en pastoor in de Nederlandse stad Gouda. In 1517 ondersteunde Erasmus de oprichting van het Collegium Trilingue (Drietalencollege) in Leuven, waar Hebreeuws, Latijn en (oud-)Grieks werden bestudeerd. Erasmus bleef niet erg lang in Leuven, omdat de plaatselijke academici en clerus zich toentertijd verzetten tegen zijn opvattingen over literaire interpretatie van de Bijbel en godsdienstige hervorming.

Ik was altijd verrukt dat ik wist dat Erasmus enkele jaren woonde en werkte in de Norbertijner Abdij van ‘t Park, gesticht in 1129, die niet ver van mijn achtertuin ligt. Soms, in mijn historische dagdromen, zie ik hem de straat vlakbij aflopen, op weg naar de stad.

Van het grootste belang is dat Erasmus de humanistische overtuiging omarmde dat het individu het vermogen tot zelfverbetering heeft, en de wezenlijke rol benadrukte van onderwijs bij het opvoeden van mensen tot boven het niveau van dieren. De strekking van de opvoedkundige aandacht van Erasmus was het bevorderen van wat hij de ‘filosofie van Christus’ noemde. Als bijbelgeleerde ondersteunde hij de roep om een terugkeer Ad fontes: naar de bron,  terug naar de primaire bronnen door teksten in hun oorspronkelijke taal te onderzoeken. Zijn baanbrekende uitgave van het Griekse Nieuwe Testament toont dat hij kennis had van het proces van tekstuele overdracht, en tekstkritische beginselen had ontwikkeld. Hij ontwikkelde wat we tegenwoordig de ‘historisch-kritische methode’ noemen.

Over het algemeen benadrukte Erasmus consensus, compromis en vreedzame samenwerking. Dit beval hij de deelnemers aan het debat over de Reformatie aan, maar met weinig succes. Uiteindelijk brak Erasmus met Maarten Luther. De twee verschilden van mening over het analytisch bevragen van de Schrift en over de vraag naar de vrije wil, die Erasmus wel veronderstelde.

De verspreiding van het werk van Erasmus werd tijdelijk beperkt toen de katholieke kerk deze op de Index van verboden boeken plaatste, maar er kwam een heropleving van zijn werk tijdens de Verlichting toen hij werd beschouwd als een voorloper van het rationalisme. Zijn meest bekende boek, Lof der zotheid, bleef tot op de dag van vandaag in druk. Dit boek, gedrukt in 1511, presenteert een satirisch onderzoek naar bijgelovige en corrupte praktijken in de rooms-katholieke kerk. Het eindigt met een eenduidige uitspraak over christelijk humanistisch realisme: ‘Geen mens is altijd wijs, of zonder zijn blinde kant’.

Nadenkend over christelijk humanisme in onze tijd, liggen de uitdagingen voor ons vooral in verdergaan dan onze vertekende opvattingen – verder dan onze ‘blinde kanten’. De historische Jezus zegt in het Johannes-Evangelie (10:10):  ‘maar Ik ben gekomen om hun het leven te geven in al zijn volheid’. Ware christelijke humanisten moeten beseffen dat voor Jezus, en voor ons, ‘hun’ betekent: de mensheid in alle verscheidenheid: alle godsdiensten, alle gender, alle rassen en nationaliteiten.

Jezus benadrukt dit punt in zijn parabel van de Barmhartige Samaritaan in het Evangelie volgens Lucas (10:25-37). Een reiziger wordt zijn kleding ontnomen, geslagen, en half dood langs de weg achtergelaten. Eerst komen een Joodse priester en, vervolgens, een Leviet voorbij. Beiden ontwijken de man. Ten slotte stuit een Samaritaan op de reiziger. We moeten bedenken dat in de tijd van Jezus de meeste Joden minachtend neerkeken op Samaritanen. Zij waren niet eenvoudig verschoppelingen, ze werden beschouwd als verachtelijke vijanden van de Joden. Maar in de parabel van Jezus is het de Samaritaan die stopt en voor de gewonde man zorgt, en hem naar een herberg brengt, waar de Samaritaan betaalt voor diens verzorging.

Ook nadenkend over ‘hun’, zou ik willen benadrukken dat ware christelijke humanisten ook gezonde godsdienst moeten bekritiseren en bevorderen, ongeacht of het gaat om christendom, jodendom, islam of een andere godsdienst, of een filosofie die zich voordoet als godsdienst. Ik heb vier punten om over na te denken:

Gezonde godsdienst moedigt alle mensen aan om vriendelijk met anderen om te gaan, persoonlijk egoïsme te overwinnen, en rechtvaardige en zorgzame gemeenschappen te stichten. Verwrongen godsdienst plaatst sommige mensen in een hokje als kwaadaardig, en niet waard te leven.

Gezonde godsdienst ziet godsdienst als een manier om mensen te bevrijden en te ondersteunen. Verwrongen godsdienst ziet godsdienst als een manier om mensen te gebruiken en overheersen, en misbruiken.

Gezonde godsdienst bevordert intellectuele eerlijkheid, onderzoek en twijfel. Verwrongen godsdienst veroordeelt de vragensteller en eis onbetwistbare trouw.

En, uiteraard, gezonde godsdienst benadrukt liefde en groei.

Mogen we gezonde christelijke humanisten zijn!

 

(vertaling: Herman Simissen)

 

Reageren? Mail naar john.dick@kuleuven.be

 

John Alonzo Dick (*1943) bekleedde als derde the Chair for the Study of Religion and Values in American Society aan de KU Leuven. Hij is voormalig academisch decaan van het American College van de KU Leuven en hoogleraar. Hij publiceerde onder meer samen met K. Schelkens en J. Mettepenningen A Aggiornamento? Catholicism from Gregory XVI to Benedict XVI (Brill, Leiden en Boston, 2013). Recent verscheen zijn boek Jean Jadot: Paul’s Man in Washington (Another Voice Publications 2021), een biografie van de Belgische bisschop Jean Jadot die van 1973 tot 1980 Apostolisch Afgevaardigde in de Verenigde Staten was.

 

[1] Door deze Akte werd koning Hendrik VIII formeel het hoofd van de Anglicaanse kerk, en werd de kerk in Engeland formeel gescheiden van de katholieke kerk. (noot van de vertaler)