Boekbespreking voor Streven Vrijplaats

Frederik Polfliet *

Geschiedwetenschap levert ons geen definitief beeld van ‘hoe het eigenlijk is geweest’. Het is een voortdurende praktijk van interpretatie van bronnen en feiten, van deconstructie en revisie. Machiavelli wist al dat de strijd om interpretatie een politieke strijd is. De voornamelijk in Canada werkzame historicus Jacques Pauwels voegt hier in het kielzog van Marx aan toe dat het vooral de machtigen der aarde zijn die hun versie van de geschiedenis kunnen doordrukken. Eerder illustreerde Pauwels dit treffend met een voorbeeld van de zestigste verjaardag van de landingen van de troepen in Normandië in zijn boek Big business met nazi-Duitsland (2009). Ter gelegenheid hiervan waren op de Amerikaanse televisie voortdurend commercials van General Motors te zien, waarin het autoconcern zichzelf lauwerde als wapenleverancier van de geallieerde troepen. Over het feit dat het bedrijf eveneens Nazi-Duitsland allerhande oorlogsmateriaal verschafte, werd in de spotlights vanzelfsprekend niet gerept. Overigens kwam die landing er uiteindelijk volgens Pauwels enkel om te verhinderen dat de Sovjet-Unie met het grootste deel van de koek zou gaan lopen, en niet, zoals de mythe van the good war het wil, om de idealen van vrijheid, recht en democratie in Europa te restaureren. Het is dit van klassenbelangen doordesemd, doch inmiddels conventioneel geworden geschiedenisonderricht, waar Pauwels zich in De grote mythen van de moderne geschiedenis tegen afzet. In dit werk, waarin hij zijn vorige ontluisterende boeken leesbaar aaneensmeedt, overschouwt hij met een arendsblik – scherp het grote plaatje overziend – maar ook sterk ingekleurd, de moderne geschiedenis. Met de in 2018 overleden Italiaanse marxistische historicus Domenico Losurdo – aan wie het boek is opgedragen – stelt Pauwels vast dat de financieel-economische elite in de loop van de geschiedenis telkens weer aanstuurt op oorlog om revolutie en dus maatschappelijke verandering de kop in te drukken. Dit patroon van revolutie en oorlog indachtig, vangt Pauwels zijn boek aan met het weerleggen van de volgens hem wijdverbreide notie dat Robespierre een bloeddorstig monster was en Napoleon een grote held. Door de Revolutie middels oorlog te exporteren, smoorde Napoleon de proletarische revolutie – die Robespierre voor ogen stond – en bleef de Franse Revolutie steken in een louter burgerlijke en onvoltooide revolutie. Om een omverwerping van de heersende orde te vermijden kwamen adel en burgerij in 1914 wederom bij de oorlog als toevlucht terecht. Geen oorlog voor de democratie (Woodrow Wilson), maar oorlog tegen de democratie. Oorlog, stelt Pauwels, moest de democratisering tegenhouden en zelfs terugschroeven. Bovendien kon oorlog de economische uitdagingen oplossen die het gevolg waren van de onderlinge concurrentie tussen de imperialistische mogendheden. De Groote Oorlog baarde dan weer op zijn beurt, ten spijt van de elite, ‘de vleesgeworden revolutie’, de Sovjet-Unie.

Verderop legt Pauwels uit hoe Duitse industriëlen en bankiers Hitler aan de macht brachten en hoe aan de andere kant van de oceaan het idee leefde dat de VS met de verkeerde bondgenoot tegen de verkeerde vijand vocht. Het informele partnerschap tussen het Amerikaanse en Duitse imperialisme manifesteerde zich dan ook in de lucratieve samenwerking tussen bedrijven uit beide landen. Pauwels omschrijft het als de ironie van de geschiedenis dat de overwinning van de Sovjets op de nazi’s het mogelijk maakte dat de VS als grote overwinnaar uit de oorlog tevoorschijn kwam en via de Koude Oorlog Hitlers droom konden realiseren. De Val van de Sovjet-Unie betekende zijns inziens geen triomf maar een catastrofe voor de democratie ‘in de landen van het vroegere Oostblok, waar een kapitalistisch profitariaat kon feestvieren terwijl het proletariaat het gelag betaalde; in de derde wereld waar pogingen om een waarlijk onafhankelijk economische koers te varen via oorlog neergeslagen worden; en last but not least in West-Europa, waar de welvaartsstaat wordt ontmanteld.’

In zijn demasqué doorprikt Pauwels overtuigend de liberale idealistische retoriek waarmee in de westerse geschiedschrijving economische en geostrategische belangen worden opgetuigd. Tevens schetst hij een meer genuanceerde geschiedopvatting van het communisme, maar in zijn lofzang op de emancipatorische verwezenlijkingen van de revolutie in 1917 betoont hij zich onmiskenbaar te coulant ten aanzien van de rode terreur. Naast dit blokdenken kun je je ook niet van de indruk ontdoen dat de auteur door het format van het boek enkele mythen enigszins opklopt om deze vervolgens beter te lijf te kunnen gaan. Zo lijkt me de houding onder historici ten aanzien van Napoleon doorgaans ambivalenter dan in het boek wordt voorgehouden. Ook is de these dat we als slaapwandelaars de oorlog zijn binnen gesukkeld (Christopher Clarke) nog lang geen gemeengoed. Het boek van Clarke (The Sleepwalkers. How Europe Went to War in 1914 ) zorgde bij verschijning in 2012 voor behoorlijk wat controverse. Leerden bovendien de meesten onder ons op de schoolbanken immers niet dat de oorlog er door de jarenlange opgebouwde rivaliteit tussen de grote Europese mogendheden er onvermijdelijk aan zat te komen? Dat gezegd hebbende: De grote mythen van de moderne geschiedenis is een uitdagend boek, boordevol ter zake doende informatie die een ander licht op de geschiedenis werpt.

Jacques Pauwels, De grote mythen van de moderne geschiedenis, Epo, Berchem, 2019, 268 blz., 24,90 euro, ISBN 9789462671423.