Over de middeleeuwse dichter en denker Dante Alighieri

Frederik De Cock*

 

Meer dan zevenhonderd jaar geleden, in de nacht van 13 op 14 september 1321, verruilde de Italiaanse dichter en politiek denker Dante Alighieri het ondermaanse voor het eeuwige. Pas vele maanden later ontdekte zoon Jacopo de dertien laatste, verloren gewaande canto’s van De Goddelijke Komedie achter een wandtapijt in de kamer van zijn vader.

Toen de vondst bekend werd ging een golf van opluchting door heel het land. Het magnum opus van de illustere schrijver – in die tijd nog simpelweg ‘Komedie’ genoemd – bleek dan toch voltooid te zijn en de aanschouwing Gods van de verdoemenis gered. Kopiisten gingen meteen aan de slag en bewogen hemel en aarde om het door schimmel aangetaste manuscript over te pennen. Niemand onder hen kon bevroeden dat het dichtwerk in hun handen later het op een na meest becommentarieerde boek uit de geschiedenis zou worden, na de Heilige Schrift.

Toch organiseerde Italië pas twee jaar geleden, op 25 maart 2020, voor het eerst een jaardag als eerbetoon aan zijn nationale dichter. ‘Dantedì,’ een met staatssteun in het leven geroepen neologisme, moet voortaan Witte Donderdag van het jaar 1300 in herinnering brengen. Op die bewuste dag begon hoofdpersonage en ik-figuur Dante zijn reis door het hiernamaals zoals verhaald in de beroemde terzine (Inf. Canto I, 1-3, vertaling Ike Cialona en Peter Verstegen):

Nel mezzo del cammin di nostra vita
mi ritrovai per una selva oscura,
ché la diritta via era smarrita.

Op ‘t midden van ons levenspad gekomen,     
            kwam ik bij zinnen in een donker woud,
            want ik had niet de rechte weg genomen.

Dantedì valt in dit opzicht te vergelijken met het Ierse Bloomsday dat plaatsvindt op 16 juni en verwijst naar de kalenderdag in 1904 wanneer het grootste deel van Ulysses zich afspeelt. Het modernistisch meesterwerk van James Joyce bevat trouwens heerlijk veel danteske allusies, net zoals dat het geval is bij het eveneens in 1922 uitgegeven gedicht The Waste Land van de Amerikaans-Britse dichter T.S. Eliot.

Jeugd en politieke ambitie

De in 1265 geboren Durante Alighieri behoorde tot een familie uit de Florentijnse middenklasse en beleefde een niet onaangename jeugd aan de oevers van de Arno. Ondanks de vroege dood van beide ouders kon hij in de door textiel- en geldhandel florerende stad gebruik maken van een klassieke opleiding bij de toen nog jonge kloosterordes van franciscanen en dominicanen. Hij had een passie voor muziek en kon meer dan behoorlijk tekenen. Op de prille leeftijd van negen jaar werd hij tijdens een feestje bij de Portinari’s verliefd op een meisje met de roepnaam Bice. Later tijdens zijn puberteitsjaren begon hij met dichten en zou dankzij zijn enorme talent al snel een prominent lid worden van de Fedeli d’Amore, een avant-gardistische groep van jonge dichters die de hoofse liefdespoëzie een nieuw elan wou geven. Hij bekwaamde zich in het schrijven van tenzones, canzones en ballades. Soms paste hij in zijn gedichten een sublieme stijl toe, soms schreef hij uitdagend of ronduit vulgair. Zijn jeugdwerk bundelde hij enkele jaren na de dood van zijn geliefde Beatrice in het prosimetrische Vita Nueva (ca. 1293). In die periode probeerde hij zijn depressie te overwinnen door te vluchten in boeken en zich te verdiepen in de filosofie. Hoewel hij zich een bekwaam ruiter had betoond tijdens menige veldslag, liet hij het gehouw en gerijt aan anderen over en hing kuras en goedendag definitief aan de haak.

Dante’s politieke engagement nam een aanvang omstreeks 1295. Om toegelaten te worden tot een openbaar ambt werd hij lid van de gilde van artsen, chirurgijns en apothekers. Dat was toentertijd geen ongewone keuze voor schrijvers aangezien er nog geen boekhandels bestonden en manuscripten doorgaans verkocht werden aan de toonbank in de apotheek. Al snel zou hij carrière maken en verschillende functies opnemen, met als hoogtepunt zijn verkiezing tot prior van de Republiek Florence in de zomermaanden van 1300.

Helaas, vrouwe Fortuna was Dante niet goedgezind. Toen hij in november 1301 met nog twee afgezanten van het Florentijnse bestuur op audiëntie was bij paus Bonifatius VIII reed de vijandig gezinde Karel van Valois – jongere broer van de machtige Franse koning Filips IV – de stadspoorten binnen en nam het bewind over. Alle bezittingen van de dichter-politicus werden verbeurd verklaard en Dante zelf mocht nooit nog naar de stad terugkeren op straffe van de dood op de brandstapel.

In de tweede helft van zijn leven zou de verbanning als katalysator dienen voor ontelbare kleine anekdotes, maar ook de grote filosofische en theologische vraagstukken mogelijk maken die de protohumanist op rijpere leeftijd in zijn werk introduceerde. Bovendien gingen politieke stellingnames een prominente rol spelen, waarvan de scheiding tussen Kerk en Staat en dan meer bepaald de cruciale rol van de keizer van het Heilige Roomse Rijk het strijdpunt bij uitstek werd.

Kathedraal van taal

De betekenis van Dante voor de Italiaanse taal kan moeilijk overschat worden. Tijdens de eerste decennia van de dertiende eeuw werd aan het Siciliaanse hof van keizer Frederik II het sonnet uitgevonden op basis van de Provençaalse liefdeslyriek die via de troubadours in heel Italië verspreid raakte. Voor de officiële correspondentie, de literaire en al zeker de wetenschappelijke werken werden alle teksten steevast in het Latijn opgesteld. Dante zou met die gewoonte breken omdat hij een breder publiek voor ogen had. Lees: hij wou zijn clientèle bedienen bij de adel en bij de machthebbers van de invloedrijke vorstendommen. Na zijn verbanning schreef hij eerst paradoxaal genoeg een traktaat in het Latijn over de welsprekendheid in de Italiaanse volkstaal, maar terzelfdertijd begon hij in diezelfde volkstaal aan een ambitieus, omvattend werk dat hij ‘Gastmaal’ (Convivio) noemde. Na verloop van tijd werd echter duidelijk dat de verkoop van het boek, dat de grote filosofische en maatschappelijke thema’s van die tijd besprak, geen onverdeeld succes zou worden. Slecht nieuws voor Dante, die de opbrengst letterlijk broodnodig had.

In Bologna, waar hij aan de plaatselijke universiteit toegang had tot de toonaangevende geschriften uit de klassieke oudheid en de middeleeuwen, broedde hij op een nieuw plan. Dat plan zou uiteindelijk resulteren in het duizelingwekkend universum van de Komedie, geschreven in de vorm van een verhaal over een reis door de drie rijken van het hiernamaals. Dante had immers beslist om zijn maatschappijvisie en ideeën te verbergen onder de dramatiek van een persoonlijke hellevaart, een bijzonder populair thema in die tijd. Van de door hem bewonderde Latijnse dichter Vergilius zou hij een gids en vaderfiguur maken, en hij zou de negen hemelsferen verkennen aan de zijde van Beatrice.

De Komedie werd een absolute kaskraker. Dante bracht periodiek een zevental canto’s op de markt die gretig werden gelezen of, wat waarschijnlijker is, werden voorgedragen. Ondanks dit literair succes moest Dante tijdens de laatste twintig jaar van zijn leven aankloppen bij broodheren in verschillende stadsstaten van Toscane, Lombardije en de Romagna. Als politiek vluchteling en een soort van rondhoppende writer in residence zocht hij opvang in ruil voor het organiseren van literaire avonden, of stelde hij zijn diplomatiek talent ter beschikking bij twisten tussen naburige steden. Hij zou zich altijd ontheemd blijven voelen, weggehoond door zijn tegenstanders en niet zelden veroordeeld tot een armoedig bestaan. Deze heimwee vond regelmatig een weg naar zijn werk, zoals in de volgende verzen waarin hij het beeld van de pelgrimage uitwerkt (Purg. Canto VIII, 1-6, vertaling Ike Cialona en Peter Verstegen):

Era già l’ora che volge il disio
ai navicanti e ‘ntenerisce il core
lo dí c’han detto ai dolci amici addio;

e che lo novo peregrin d’amore
punge, se ode squilla di lontano
che paia il giorno pianger che si more.

Het was het uur waarop het zacht verdriet
            van heimwee menig zeeman zal bevangen,
            de dag dat hij zijn dierbaren verliet;

            het uur dat een nieuw pelgrim doet verlangen
            naar huis als hij het avondklokje hoort,
            dat rouwklaagt om de dag die is vergangen.

Mooi is om de Komedie – en dan vooral het ‘Inferno’ – in het oud Toscaans te beluisteren. Toen Dante de tekst schreef moet hij vooral aan het auditieve aspect gedacht hebben, aan de voordracht van zijn verzen bij fakkellicht in een klamme ridderzaal.

Maar niet enkel de dramatische wendingen en het naar de keel grijpende luisterspel maken de Komedie tot een meesterwerk. Bijzonder is de minutieuze opzet en architectuur van het werk, zowel voor wat betreft het grondplan als de materiaalkeuze. Dat Dante vorm en inhoud zo consequent heeft volgehouden tijdens de vijftien jaar dat hij aan het verhaal geschreven heeft –  zonder hulp van tekstverwerker of nieuwste mindmap app – is vandaag nog moeilijk te vatten. Zo is het werk opgebouwd volgens de mystieke rekenkunde en bevindt het kernbetoog van elke spiraalvormige tocht door helletrechter, louteringsberg en de wentelende hemelsferen zich exact in het midden van de betreffende afdeling. Op microniveau bestaan de strofes uit terzinen met verzen in hendekasyllaben, waarbij het totaal van 33 woorden verwijst naar de leeftijd waarop Christus stierf. Speciaal voor de Komedie vond Dante het kettingrijm ‘terza rima’ uit met rijmschema aba bcb cdc ded, enzovoort. Ook de inhoudelijke indeling van verdoemden, boetelingen en zaligen volgt een strikt patroon op basis van morele categorieën. De vorm van straf en boetedoening ligt in het verlengde of is omgekeerd evenredig aan de begane zonde, een principe dat toepasselijk de term ‘contrapasso’ kreeg.

Ronduit wonderbaarlijk bij Dante is echter zijn gevoel voor verdichting. Telkens opnieuw weet hij via zijn beeldende taal de juiste snaar te raken of is hij in staat om in een enkel vers een karakterschets te geven van een personage, louter door woordkeuze en klankwaarde. Het personage in kwestie kan een Bijbels figuur zijn of een mythologisch monster, een eigentijdse stadsgenoot of een Griekse filosoof. Dante houdt op narratief vlak geen rekening met de broncontext, zodat de potentiële verteldimensies zich als oneindig voordoen. Eeuwen en werelden worden zo met een interval van luttele versvoeten met elkaar verbonden, de strijd der Titanen met de Pax Romana van Augustus en de Trojaanse oorlog met de peilloos vrome blik van Beatrice.

De dichter-politicus

Niemand zou zich het plezier van Dante’s werk te lezen mogen ontzeggen, ook al vergt het soms wat studie en toewijding om de diepere betekenis te achterhalen. Met de verwijzingen naar Dante’s werk zelf kan men inmiddels een middelgrote bibliotheek vullen. Een hele rist beeldend kunstenaars werd door hem geïnspireerd: Giotto, Botticelli, Blake, Doré, Rodin, Dalí, om er een paar te noemen. Grootse schrijvers eveneens. Zo wijdde de Argentijnse dichter Jorge Luis Borges in 1979 de eerstes van zeven lezingen die hij samenbracht in het testamentaire boek Siete Noches aan de Komedie. Hierin legt hij de nadruk op het hedonistische aspect, op het genot dat hij ervoer wanneer hij tijdens de lange tramritten naar het centrum van Buenos Aires Dante’s fictieve reisverhaal las in de Engelse vertaling van Carlyle. Het ontdekken van de onderliggende betekenissen, van de allegorische, morele en spirituele lading zou bij hem pas later aan bod komen, evenals de interpretaties door de oude commentatoren en moderne Dante exegeten.

Naast een uitzonderlijk dichter moet Dante dus ook een bekwaam politicus zijn geweest. Ondanks zijn precaire persoonlijke situatie was het hem vergund een rechtstreekse dialoog te voeren met de geestelijke en wereldlijke machthebbers. Zo schreef hij in de epistolaire traditie verscheidene open brieven, waarvan er een rechtstreeks gericht was aan Hendrik VII als pas gekroonde keizer van het Heilige Roomse Rijk. Zijn latere oeuvre is van maatschappijkritiek doordrongen en de meest voor de hand liggende lezing van de Komedie, naast de letterlijke, is die van een politiek manifest.

Zo betrof een van de mistoestanden waartegen Dante fulmineerde het winstbejag in het economisch opbloeiende en ambitieuze Florence aan het begin van de veertiende eeuw. In het inleidende canto van zijn Komedie voert hij een leeuw, luipaard en wolvin op als allegorieën voor respectievelijk hoogmoed, wellust en hebzucht.

De ironie van het lot wil ook dat de historische Dante veroordeeld werd tot een bestaan van politiek vluchteling.  Dit biografische gegeven, het gemis van de omarming van de stadsmuren van zijn geliefde Florence, heeft naast het literaire werk en het maatschappelijk engagement van Alighieri eveneens actualiteitswaarde wanneer we het verband leggen met het vluchtelingenvraagstuk van vandaag de dag. Dante noteert in een reflectie over zijn eigen leven als banneling ‘hoe zout andermans brood smaakt, en hoe zwaar het valt de trappen op en neer te gaan in het huis van een ander.’ Desalniettemin zorgden zijn netwerk en de bekendheid die hij reeds genoot bij leven ervoor dat hij altijd wel ergens welkom was aan het hof van een bevriende heerser, hetgeen helaas niet gezegd kan worden van de miljoenen vluchtelingen en thuislozen die anno 2022 wanhopig op zoek zijn naar een beter bestaan.

 

Reageren? Mail naar: frederik.decock2@gmail.com

Een kortere versie van deze tekst verscheen vorig jaar in de septembereditie van Poëziekrant (05/2021)

Frederik De Cock (Gent °1973) is dichter, behaalde een master in de politicologie en werkt als ICT verantwoordelijke in de luchtvaartsector. De voorbije jaren volgde hij de opleiding Poëzie aan de SchrijversAcademie te Antwerpen.