Boekbespreking in Streven, mei-juni 2018

Stijn Geudens *

Wanneer op 27 april 1938 Edmund Husserl, de grondlegger van de fenomenologie, op 79-jarige leeftijd sterft in zijn thuisstad Freiburg, laat hij daar 40.000 bladzijden aan handschriften opgesteld in Gabelsberger Steno achter, met daarnaast ook nog eens 10.000 bladzijden geschreven of getypte transcripties, en verder een bibliotheek met 2.700 boeken en 2.000 overdrukken van artikelen. Het toeval wil dat enkele maanden later, in augustus, de Vlaamse franciscaan Herman Leo Van Breda (1911-1974), die van plan is aan de Katholieke Universiteit Leuven een proefschrift te maken over diens werk, aankomt in de Zuid-Duitse stad. Hij legt meteen contact met de weduwe Husserl en met de naaste medewerkers van de filosoof.

De politieke situatie in Duitsland op dat moment (Husserl en zijn vrouw zijn van Joodse afkomst) overtuigt Van Breda van de noodzaak deze nalatenschap zo snel mogelijk naar Leuven over te brengen. Om alles uit nazi-Duitsland gesmokkeld te krijgen, heeft hij echter niet alleen de hulp nodig van de rector van de Leuvense universiteit, maar ook van de Belgische regering. De eerste minister, Paul-Henri Spaak, geeft uiteindelijk de toelating de documenten van Freiburg naar de Belgische ambassade in Berlijn te brengen en vervolgens worden ze, vermomd als diplomatieke post, van Berlijn naar Leuven gevoerd. Ook de weduwe Husserl, Malvine, en twee van Husserls voormalige assistenten volgen Van Breda richting Leuven (Malvine zal als Joodse jarenlang ondergedoken leven in een klooster te Herent).

Daarmee zijn echter de problemen nog niet van de baan. Tijdens de Tweede Wereldoorlog moet men het archief om veiligheidsredenen over verschillende locaties verspreiden. Voorts is het niet makkelijk mensen te vinden die Gabelsberger Steno beheersen en tegelijk vertrouwd zijn met het denken van Husserl. Ook voor de technische consolidatie en uiteindelijk editie van de teksten (in 1950 komt het eerste deel van de vandaag nog steeds lopende reeks Husserliana uit), het oprichten van wetenschappelijke bijhuizen aan buitenlandse universiteiten en natuurlijk de financiering van het hele project, is Van Breda nog vele jaren lang, de rest van zijn leven eigenlijk, in de weer. Het levert een aantal interessante weetjes op. Zo vernemen we dat de Bank Van Breda (opgericht door twee broers van Herman Leo) een tijd het geheime verblijf van Malvine Husserl in Herent financierde en tijdens de oorlog ook een deel van het archief in zijn kluis bewaarde. Een andere belangrijke bewaarplek was de abdij van Postel.

Leerrijk zijn ook de talrijke anekdotes rond de contacten die Van Breda had met de bekende filosofen van zijn tijd: Edith Stein, Maurice Merleau-Ponty, Emmanuel Levinas, Martin Heidegger, Paul Ricoeur, Jacques Derrida,… Eén feit wil ik hier even vermelden. Bij Jean-Paul Sartre thuis wordt Van Breda heel vriendelijk ontvangen, maar Simone de Beauvoir blijft zeer afstandelijk: ‘Een katholieke geestelijke geef ik geen hand’, zegt ze afgemeten. Herman Leo Van Breda is nooit een groot filosoof geworden, zijn wetenschappelijke publicaties zijn beperkt in aantal, maar in zekere zin vertegenwoordigde hij een nieuw type geleerde: hij was een ‘academisch manager’, een regelaar en een netwerker.

Toon Horsten (*1969), die vooral bekend is als stripspecialist, ontdekte Herman Leo Van Breda op een oude familiefoto: hij bleek een neef van zijn grootmoeder. De zoektocht naar het verhaal achter deze foto resulteerde uiteindelijk in een stevig boek over de man in kwestie. Het leven van Van Breda nodigt daar ook toe uit. Bovendien komt hij naar voren als een nogal eigenzinnige figuur die op een heel eigen manier de franciscaanse deugden gestalte gaf: avontuurlijk, ondernemend, reislustig, sportliefhebber, niet vies van wereldse genoegens (op de foto’s staat hij steevast met een sigaret). Gelukkig heeft Horsten van zijn boek geen hagiografie gemaakt. Hij geeft ook alle ruimte aan getuigenissen die ’s mans mindere kantjes belichten. De auteur heeft flink wat onderzoekswerk verricht en dat merk je ook als lezer: soms wordt de vloed van feiten en feitjes misschien zelfs wat te groot. Dat staat de toegankelijkheid echter niet in de weg: het boek leest steeds prettig en vlot.

Herman Leo Van Breda redde het archief van Edmund Husserl, Toon Horsten redde op zijn beurt het verhaal van die redding. Dat hij daarbij het doorgaans saai aandoende filosofische bedrijf mooi weet om te zetten in een spannend en aantrekkelijk verhaal is een extra verdienste.

 

Toon Horsten, De pater en de filosoof. De redding van het Husserl-archief, Uitgeverij Vrijdag, Antwerpen, 2018, 293 blz., 22,50 euro, ISBN 9789460016516.