Ana Van Liedekerke*

 

De artikels gewijd aan identiteitsdebatten blijven zich opstapelen. In Streven zijn dat vaak pogingen om de polarisatie te doorbreken. Dat is een nobel doel, maar is zich ook op glad ijs begeven in een debat waarin de vraag naar nuance in toenemende mate zelf bij een bepaalde ideologie wordt gerekend.

De oude witte man en de woke activist

Dat het debat vaak wordt teruggebracht tot twee concurrerende visies, is deel van het probleem, maar laten we ze ter wille van het argument even expliciteren. De groepen die (meestal impliciet) tegenover elkaar staan zien er grofweg als volgt uit. Enerzijds zijn er de ‘politiek correcten’, of de mensenrechtenactivisten zoals ze zichzelf liever noemen. De grond van wat ze betogen is met cijfers aan te tonen: in 2021 geldt in ons land nog steeds een structurele stigmatisering van onder meer vrouwen, niet-witte en niet-hetero mensen: discriminatie op de huizenmarkt en minder loon voor hetzelfde werk zijn dagelijkse realiteit. Wat hen verweten wordt, is dat ze in die verdediging het kind met het badwater weggooien: in plaats van de canon te verbreden, wordt de canon zelf als verdacht beschouwd; in plaats van zwarte auteurs een stem te geven, markeert een nieuw essentialisme de verbeelding als leugenachtig.[i]

Daartegenover staan de ‘oude witte mannen’ die zichzelf liever bestempelen als erfgenamen van de Verlichting, en met hen iedereen die tolerantie, gelijkheid, autonoom denken en waarden als objectiviteit en neutraliteit verdedigt. Hoewel die waarden erkend worden, wordt deze groep vaak hypocrisie verweten. Ze prediken universaliteit, maar hebben een notie daarvan die uitgaat van idealen die geworteld zijn in een context die mee gevormd is door uitbuiting en discriminatie.

Het midden dat geen midden meer is

Bij veel opiniemakers kriebelt het een tussenpositie in te nemen; zowel de ene als de andere groep hebben valabele voorstellen – meer naar elkaar luisteren zou moeten helpen om de echokamers te doorbreken. Alleen is er een tendens om die vraag naar nuance zelf als behorend tot de tweede groep te beschouwen.

Vorig jaar spraken journalist Marc Reynebeau en opiniemaker Nozizwe Dube in het Leuvense STUK over populisme. Op een bepaald moment wees Dube de nuancerende Reynebeau terecht: het is gemakkelijk nuance te vragen als je zelf niet in de positie zit waarin je rechten op het spel staan. Wie zelf niets mist, hoeft natuurlijk niet te roepen om gehoord te worden – en heeft de luxe om op een beheerste toon structurele problemen aan te kaarten. De vraag naar nuance stelde ze op die manier voor als een luxe: niet met de emotie opgezadeld zijn die een beheerst rationeel oordeel in de weg staat.

Reynebeau stond even met zijn mond vol tanden, en Nozizwes argument raakte een pijnlijke snaar. Toch schuift het de nuance te snel aan de kant.

Nuance als kern van een redelijk debat

Ten eerste zijn er verschillende mensen die met onderdrukking te maken hebben en toch de nuance blijven opzoeken: iemand als Dalilla Hermans ervoer racisme tot doodsbedreigingen toe, maar pleit systematisch voor het gesprek, voor het dichter komen bij de leefwereld van die racistische Vlaming, eerder dan er van weg te lopen. Nuance dan als privilege wegzetten is het ontkennen van de structurele kracht van genuanceerde perspectieven. Natuurlijk verwacht je niet dat iemand in een rechtstreeks racistische confrontatie de hand reikt naar de ander, maar het is wel door begrip voor de persoon van de ander dat racisme gesmoord kan worden.

Ten tweede zijn het vaak mensen die zelf van geprivilegieerde afkomst zijn, die dit argument maken, en hun eigen harde toon zo direct ondergraven – wie de kans heeft de nuance uit te dragen, maakt er maar beter gebruik van. Ten derde, en fundamenteler, gaat de vraag van een andere toon veel dieper dan een wegmoffelen van de harde feiten. Niet in karikaturen spreken is de voorwaarde voor een debat dat over de realiteit als zodanig gaat. Als een beroep op de kern van wat debat moet zijn – nuance, solide argumentatie – als verdacht wordt beschouwd, dan kan dat debat strikt gezien niet meer plaatsvinden.

Polarisatie als collateral damage

Wie erkent dat een harde toon kwalijk kan zijn, noemt het soms een middel tot een doel; net als bij de oorspronkelijk radicale feministen, werden door die eerste ‘ongenuanceerde’ vorm van feminisme verworvenheden bekomen die niet via een rustig debat mogelijk waren. Dat is maar deels overtuigend: de radicaal dialogische Martin Luther King betekende meer voor de Civil Rights movement dan Malcolm X.

In een tijdperk van sociale media en populisme is een niet-gepolariseerd gesprek de uitzondering. Wie vandaag een verschil wil maken, doet dat net wel via het naast elkaar leggen van perspectieven (dat sociale media zelf kunnen bijdragen aan polarisatie door ongenuanceerd spreken uit te lokken en met algoritmes te versterken, is daarbij nog een nuance om in het achterhoofd te houden).

Schakeringen

Nuance wordt door de Van Dale gedefinieerd als ‘tint, schakering’. Identiteitsdebatten met nuance voeren betekent dan dat je weet over welke schakering je redetwist, en welke schakeringen daarbij meespelen. Daar knelt vaak het schoentje: opiniemakers vallen een reëel probleem aan zonder de andere kant van de munt te onderzoeken. Maar wie enkel de kritiek geeft en niet laat zien op welke manier de tegenpositie aantrekkelijk is voor zijn aanhangers, gaat voorbij aan de kern van de confrontatie.

De erfgenamen van de Verlichting mogen zich niet beperken tot het verwijzen naar waarden die volgens hen verloren gaan in cancelcultuur. Als je de gronden niet erkent waarop dat cancelen berust, kan je nooit iets fundamenteels zeggen over waarom het cancelen niet de manier is om de doelen te bekomen of waarom andere waarden doorwegen. Het is door witte en mannelijke privileges te erkennen dat je kunt wijzen op wat een maatschappijkritische blik zelf niet erkent.

De Mia Doornaerts van deze wereld beginnen te steigeren als hun gevraagd wordt zich te ‘educaten’ (van de beweging ‘educate yourself’, die vraagt dat mensen zich inlezen in kritische theorie), want dat zou van een paternalisme getuigen dat de autonomie van het individu tekortdoet. Ze zien niet dat de debatmaatschappij die ze zo waarderen net is gebouwd op geïnformeerde burgers. Als nieuwe debatten zich opwerpen over dekolonisatie en intersectionaliteit is de vraag slechts om de diepe drijfveren achter die debatten te bestuderen voor er een uitspraak over te doen. Dat is net het radicaliseren van de Verlichtingserfenis: het als werkelijk gelijkwaardig beschouwen van posities die systematisch werden uitgesloten, door zich daarover te informeren en te erkennen dat die in de standaardcurricula en media te weinig aan bod komen. De laatste jaren is heel veel werk verricht in die velden; het is te gemakkelijk om op voorhand te pretenderen dat je weet waarover een actueel debat gaat.

Voor de mensenrechtenactivisten anderzijds betekent nuance om door je eigen morele drijfveer niet verblind te worden voor andere levensdimensies. Zo kan iemand bijvoorbeeld cancelcultuur aanvallen omdat die gelooft dat er te weinig aandacht is voor de stilistische kracht van een literair werk, zonder te ontkennen dat structurele stappen in het morele veld nodig zijn. Heel veel zaken hebben een morele dimensie maar niet elke dimensie is moreel. Dan kun je inbrengen dat structurele onderdrukking dieper leed veroorzaakt dan een indijken van bijvoorbeeld de esthetische sfeer of de vrijheid van meningsuiting, maar het ene onrecht heft het andere niet op. Het debat kan dan wel gevoerd worden: een aanval op hoe bepaalde woke uitingen te ver doorslaan, is geen ondergraving van de volledige doelstelling om de gelijkwaardigheid te bekomen; en mag niet zo opgevat worden.

Nuance betekent ook oog hebben voor interne paradoxen. Wie anderen veroordeelt omdat ze uitspraken doen over vrouwenrechten in het Midden-Oosten – want dat zou een ander paradigma zijn – kan Kant niet rechtstreeks met de morele maatstaven van vandaag beoordelen – ook dat is een ander paradigma.

Revolutie van de nuance

Beide groepen winnen met die nuance. Rechten van minderheden worden bepleit met de nuance die de ‘oude witte man’ zo gelukkig stemt, waardoor die niet meer in een kramp schiet en met de privileges die hij geniet de structurele veranderingen kan volbrengen. De andere kant hoeft zich niet meer dermate defensief op te stellen: door niet te reageren op een gebrek aan nuance met een gebrek aan nuance, ziet men dat hun standpunt dichter aanleunt bij het andere standpunt. Hun bedenkingen worden dan gehoord door degenen aan wie ze gericht zijn.

Nog meer dan dat het een generatiekloof veroorzaakt, wordt het identiteitsdebat in jongere generaties gevoerd. We zijn een mondige generatie, bezorgd om het klimaat en minder (of althans minder direct) racistisch dan onze ouders. Dit is een debat dat het in twee kan splijten; je kunt het met sterke opinies meer op de spits drijven, of je kunt de nuance herwaarderen, en zowel de beperkingen van een westerse blik doorbreken, als een positieve Verlichtingserfenis verankeren.

 

[i] https://www.standaard.be/cnt/dmf20210328_96395406.