François Levrau*

 

Een ingewikkelde ontwikkeling

Er wordt de laatste tijd veel gesproken en geschreven over woke. In Vlaanderen kreeg woke de nodig aandacht door Bart De Wever  (2023)  die er een bedreiging van het Avondland in ziet. Vanuit de Verenigde Staten is er volgens hem een intellectuele verschuiving ingezet waarbij minderheden in de rol van slachtoffer worden geduwd en de blanke, heteroseksuele man in de rol van dader. Die essentialiserende rolverdeling verwacht dat de slachtoffers voortdurend moeten worden gespaard en dat daders zich voortdurend moeten verontschuldigen voor allerhande vormen van historisch racisme, imperialisme en seksisme. Die ‘cultuur van culpabilisering’ impliceert ook dat de daders – Joris Luyendijk  (2022) gebruikt er de term ‘De zeven vinkjes’  voor – hun discours moeten aanpassen teneinde de slachtoffers niet nog meer te kwetsen. Hoewel woke in essentie om emancipatie gaat, is de beweging volgens De Wever ontspoord en verworden tot een aanval op de westerse waarden en tradities en vormt zij een wrange afrekening met de Europese filosofie van de Verlichting. De westerse samenleving wordt gecriminaliseerd en alles wat daartoe bijdraagt wordt verheerlijkt. Die ‘woke wraakactie’ kan , aldus De Wever, het best worden ervaren in de universiteitsaula’s en de kwaliteitskranten waar professoren en journalisten gretig meedoen aan de zelfkastijding door zichzelf te censureren. Het doorgeslagen ‘wokisme’ verklaart volgens De Wever mede het succes van extreemrechts dat paal en perk wil stellen aan die ‘culturele capitulatie’. Niet iedereen is echter van die analyse overtuigd. In ons taalgebied spraken onder anderen Joris Luyendijk en Bart Eeckhaut zich nogal kritisch uit over het betoog van De Wever. Volgens hen vormt woke geen al te groot probleem en slaan de woke-critici op nogal hysterische wijze de bal mis. Volgens hen overdrijft De Wever (woke is slechts een randfenomeen). Hij zou bovendien de polarisering die hij wenst te bestrijden aanwakkeren (omdat zijn discours binair uiteenvalt in ‘vrijheidsstrijders’ versus ‘vrijheidsbeknotters’) en zich vergissen wanneer hij het over zelfcensuur heeft (de blanke heteroseksuele man verklankt nog steeds het dominante discours). De Wever zou zich tot slot schromelijk van tegenstander vergissen (niet de ‘wokers’, maar extreemrechts vormt dé bedreiging voor de westerse cultuur en waarden).

Ik laat in het midden wie de waarheid het meest benadert, maar wil aan die discussie een punt toevoegen, namelijk de mogelijkheid dat woke, alsook de manier waarop erop wordt gereageerd, een symptoom is van een tijdperk waarin identiteiten nogal vaag, fluïde en inwisselbaar zijn geworden en daarbij formeel worden bepaald door het devies dat je, onder het mom van emancipatie, vooral jezelf en zogenaamd authentiek moet zijn. Die wending is er vanaf de jaren 1960 gekomen, mede als gevolg van de secularisatie en het geleidelijk verdwijnen van de stevige ankers, tradities, verhalen en bronnen die te veel als obstakels voor de eigen authentieke identiteit werden begrepen. In die zin is de ontwikkeling van het moderne individu vanaf de jaren 1960 te begrijpen als een ‘ont-wikkeling’, een kwestie waarbij mensen zich hebben ontdaan van de wikkels waarin ze voorheen waren ingewikkeld. Als je echter voortdurend bij jezelf te rade moet gaan, dan zal je in laatste instantie bij de naakte emotie terechtkomen. Mensen denken dan dat er geen obstakels meer mogen zijn voor ‘zijne majesteit het ego’ (‘Ik doe en zeg lekker wat ik wil!’) en/of overreageren wanneer het ego wat gekwetst of beledigd wordt (‘Jij hebt me verdriet gedaan en moet je daarom verontschuldigen!’). Ik leg hieronder uit dat het woke-debat ook vanuit dit perspectief kan bekeken worden.

 

Wees jezelf!

Een manier om de essentie van een samenleving te begrijpen, is goed te luisteren naar de slogans die in een samenleving populair zijn. Die slogans (of catchphrases, memes, quotes) verwijzen naar de overheersende opvattingen en drukken in die zin het wezen van de tijd uit, of toch minstens wat in de samenleving als belangrijk wordt gezien. Je treft ze overal aan, bijvoorbeeld in de commerciële wereld (bv. ‘Just do it!’, het trademark van Nike), bij de publieke omroep (bv. ‘Kunnen zijn wie je bent!’ als slogan van de Warmste Week), bij universiteiten (bv. ‘Durf denken!’, het credo van de UGent) of op de sociale media (bv. ‘Wees jezelf, er zijn al anderen genoeg!’, een kreet die het ook als tegelwijsheid nogal goed doet en op datingprofielen verschijnt om te benadrukken dat je die authenticiteit o zo op prijs stelt).

Veel van die thans gangbare slogans die de tijdsgeest weergeven en dus aanduiden hoe je je hoort te gedragen nu de geijkte identiteitskaders zijn weggevallen, hebben met elkaar de nadruk op individuele expressie en ‘gewoon jezelf zijn’ gemeen (ik geef er verder in de tekst nog een paar voorbeelden van). Ze zijn ongetwijfeld goed bedoeld, maar ze zetten het samenleven tegelijk onder een voortdurende spanning. Wat betekent ‘Wees jezelf!’ immers als het individu uiteindelijk weinig meer is dan een samengebalde hoeveelheid prikkelbaarheid? Moeten mensen (in de publieke sfeer) niet vooral zichzelf in bedwang houden? Alvast volgens Adam Smith (2020) is moraal een kwestie van ‘emotionele kalibratie’, waarbij je probeert samen te zoeken naar wat in deze of gene situatie ‘gepast’ is. Dit is een leerproces. Mensen zijn volgens deze Schotse verlichtingsfilosoof zo geconstitueerd dat ze op zoek gaan naar (emotionele) harmonie. Hij zou de hedendaagse focus op ‘jezelf zijn’ en op ‘tolerantie’ vast heel merkwaardig gevonden hebben. Het bemoeilijkt immers de concordia. En wat betekent ‘Durf denken!’ eigenlijk? Het is een uitdrukking die naar die andere belangrijke Verlichtingsfilosoof Immanuel Kant (2021a) verwijst, maar hij bedoelde er echt iets anders mee dan het steeds en ongeremd uiting kunnen geven aan wat je denkt en voelt. Kant verwacht niet van mensen dat ze zich steeds zouden roeren wanneer er iets voor hen vervelend is. Mensen horen veeleer te spreken als ze menen dat er iets fout is en wanneer ze dat vanuit het perspectief van de universaliteit kunnen hard maken. Of nog, als je dus vindt dat er iets fout is, dan niet omdat je bepaalde gevoelens of gedachten hebt, maar wel omdat je middels de rede begrijpt dat het fout is voor élk mens.

Men kan het erosieve karakter van die authenticiteit zowat elke dag vaststellen op de sociale media waar er ‘toxisch’ wordt gereageerd. Ook de coronadiscussies illustreren het: mensen nemen hun buikgevoel voor waarheid en geven er soms op de meest schreeuwerige manier uiting aan. Wat dat betreft zijn het hoogdagen voor sociaalpsychologen die vandaag constant bewijs vinden voor het zogeheten ‘Dunning–Krugereffect’, waarbij mensen hun competenties op nogal groteske wijze overschatten. In tal van intellectuele discussies trekken mensen eigenlijk veel te grote schoenen aan, maar dat wordt gecamoufleerd door te verwijzen naar het feit dat ze bepaalde dingen zus of zo ‘aanvoelen’ (een argument dat dus nogal vaak volstrekt ongepast en irrelevant is).

Wat die toxiciteit betreft zijn er twee sterk uiteenlopende strekkingen. Enerzijds zijn er de Tasmaanse duivels die nogal wild om zich heenslaan en menen dat alles kan en mag (zolang het bij wet is toegestaan) en anderzijds zijn er de Calimeros die zich snel gekwetst voelen en de kwetsuur als een vorm van onrecht ervaren.

 

De vrijheid van de Tasmaanse duivel

De Tasmaanse duivel verbind ik aan de slogan ‘Je suis Charlie!’ die verwijst naar de dood van een aantal redactieleden van het weekblad Charlie Hebdo. Omdat dit satirisch weekblad in 2015 een aantal blasfemische cartoons had gepubliceerd, werden verschillende redactieleden door moslimfundamentalisten vermoord. Dat zorgde voor een schokgolf. Veel mensen steunden het weekblad, wat ze aangaven met de slogan ‘Je suis Charlie!’. De teneur van die slogan is dat de vrijheid van meningsuiting geen censuur verdraagt. Alles moet kunnen worden. De vrijheid waarvoor werd en wordt geijverd is een ‘negatieve vrijheid’, een begrip dat door Isaiah Berlin (1969) werd gepopulariseerd. Het gaat erom dat je geen inmenging in de eigen vrijheidsruimte verdraagt. Een aantal bekende uitdrukkingen geven de teneur van die vrijheid aan: ‘Dat gaade gij niet bepalen!’; ‘Wie ben jij om mij te zeggen wat ik moet doen?!’, ‘Vrijheid, blijheid!’, ‘Verboden te verbieden!’, ‘Klant is koning!’; ‘Het is mijn recht om…’

Dit accent op vrijheid, zelfexpressie en op wat ik de ‘tirannie van de intimiteit’ noem – een begrip dat ik ontleen aan Richard Sennett (1977) –, kan op zijn ergst aanleiding geven tot hufterig gedrag waarbij je je niks meer aantrekt van de gevoeligheden van anderen. Dit bemoeilijkt het vrije spreken, want wie durft nog iets te zeggen of schrijven als hij riskeert om de spreekwoordelijke neus te worden afgebeten? Het zogenaamd ‘beweegbare midden’ – de groep van mensen die een wat minder uitgesproken standpunt heeft – trekt zich uit tal van gesprekken terug omdat ze zich niet goed voelt bij de bitsigheid van de tegenpolen. Daarmee is het vrije spreken dus niet gebaat. Mogelijk verklaart de assertieve nadruk op ‘jezelf zijn’ ook een nieuw soort ‘islamitisch reveil’. Ook moslims zijn in het Westen immers niet ongevoelig voor het devies dat je moet tonen wie je écht bent en dat je dus moet opkomen voor je religiositeit. Als het steeds gaat om het jezelf kunnen zijn, dan komt een assertieve vorm van ‘religieus exhibitionisme’ dus niet uit de lucht vallen. Ik breng deze paradox slechts als hypothese naar voren: de tirannie van de intimiteit die er is gekomen door de secularisering schept mede de voedingsbodem voor een nieuwe islamisering. Het lijkt me voer voor verder onderzoek.

 

De vrijheid van de Calimero

Aan de andere kant van het spectrum staat de Calimero die ik verbind aan de excessen van ‘woke’ en wat de ‘cancel culture’ wordt genoemd. Elke uitspraak wordt gewikt en gewogen, waarbij er snel wordt gesteld dat er sprake is van racisme, xenofobie, seksisme of islamofobie. Nu is het vragen van aandacht voor hoe minderheden worden gerepresenteerd en behandeld zonder de geringste twijfel een blijk van toegenomen rechtvaardigheid. Zo is het bijvoorbeeld een goede zaak wanneer commerciële bedrijven inzien dat ze met bepaalde racistische of misogyne afbeeldingen of uitspraken geen klanten meer kunnen overhalen. Het is vanzelfsprekend ook lovenswaardig wanneer academici hun cursussen kritisch tegen het voetlicht houden en nagaan of daar toch niet al teveel stereotypen in schuilen. Zo getuigt het net van een meer correcte en genuanceerde greep op de materie wanneer een docent in de les over Immanuel Kant ook aangeeft dat hij zich nogal laatdunkend uitsprak over andere rassen en vrouwen. Zelfs een denker van zijn formaat (die nota bene een briljante theorie over het morele handelen schreef) ontsnapte blijkbaar niet aan de stereotypen van zijn tijd. Misschien kan dit inzicht ons net wat milder stemmen? Het racisme is van alle tijden en allicht gaat niemand geheel vrijuit. Maar, wanneer er thans verder wordt gedacht dan Kant (en zijn tijdsgenoten) en wanneer het zich laatdunkend uitspreken over rassen en vrouwen niet meer wordt getolereerd, dan toont dit net dat er vooruitgang mogelijk is. De Verlichting hoeft dus niet eenzijdig geviseerd te worden als bron van racisme; veeleer is het net dankzij die Verlichting dat er tegen racisme (en zovele andere vormen van onrecht) verzet is gekomen en dat er werd opgekomen voor gemeenschappelijke universele waarden (Neiman, 2023). Een samenleving opdelen in ‘daders’ en ‘slachtoffers’, mist daarom zoveel nuance…

Net zoals de Tasmaanse duivel is ook de Calimero in de ban van de ‘tirannie van de intimiteit’ want hij wenst vooral niet te worden beledigd. En net zoals die Tasmaanse duivel dat als hufter doet, zo ook kan de Calimero die het slachtofferschap cultiveert, het vrije spreken flink bemoeilijken. Wie de emotionele kwetsuur immers tot maatstaf van onrecht verheft, kan zich moreel superieur wanen, want er kan alleen maar een slachtoffer zijn als er ook eerst iemand tot dader wordt gedegradeerd. Het is moeilijk om in dat geval niet de echo van Nietzsche te horen die het over de omkering van waarden had, zodat slachtofferschap uiteindelijk een sterkte blijkt te zijn. De impact van de Calimero die zich de vrijheid toe-eigent om niet te worden gekwetst, is dat zij die bijvoorbeeld op basis van redelijke argumenten kritiek hebben op de islam en de hoofddoek liever niet ziet verschijnen bij ambtenaren, als islamofoob kunnen worden weggezet. Hun kritiek is immers kwetsend. Het gevolg daarvan is dat sommige (redelijke) kritiek misschien niet meer zal worden geformuleerd (want niemand wil als islamofoob worden weggezet) of dat kritiek alleen nog maar anoniem zal worden geformuleerd. In dat geval is er sprake van ‘islamofobiefobie’, de angst om als ‘islamofoob’ te worden bekritiseerd.

 

‘Soms is een sigaar gewoon een sigaar’

 Adepten van de ‘woke strekking’ vragen veel aandacht voor hoe het onrecht zich onder andere heeft ingekapseld in de humor en in het alledaagse spreken (zie bijvoorbeeld Walter Weyns, 2021). Het klopt inderdaad dat sociaal onrecht niet altijd en exclusief een kwestie is van een maatschappelijke structuur (wetten, instituties). Formele gelijkheid voor de wet belet niet dat historische ongelijkheden nog steeds kunnen doorwerken en tal van subtiele vormen kunnen aannemen. Je zou het kunnen vergelijken met wat Sigmund Freud over het onbewuste (een vat vol verdrongen driften) dacht, namelijk dat het op allerlei en onverwachte wijzen tot uiting komt (vb. in de humor, lapsus, droom). Wat Freud leert is dat je iemand niet alleen kent door te luisteren naar wat er letterlijk wordt gezegd of gedaan, maar ook naar wat er niet wordt gezegd of gedaan. Mensen oefenen bovendien geen vol meesterschap uit over zichzelf, waardoor er onbewust veel meer doorklinkt dan ze willen. Zo zou iemand die aan een sigaar lurkt bijvoorbeeld onbewust een oraal verlangen bevredigen. Gekend is echter deze anekdote. Toen Freud op een bepaald ogenblik een sigaar rookte – iets wat de bekende Weense zenuwarts vaak deed – wees een student hem daarop. Freud repliceerde met een kwinkslag: ‘Ach, soms is een sigaar gewoon een sigaar’. Het is een komische uitspraak die je vandaag kan aantreffen op T-shirts, koffietasjes, stickers en posters. Welnu, diezelfde relativering zouden ook de ‘wokers’ moeten kunnen aan de dag leggen. Niet elke rimpeling van de emotie dient als een onrecht te worden geduid. Tegelijk leert die anekdote dat je op latente wijze toch allerhande boodschappen de wereld kan insturen waarvan je je niet bewust bent. Op zijn slechtst worden die door anderen als ‘micro-agressies’ ervaren. Je wat informeren, op je taalgebruik en gedrag letten, en jezelf de vraag stellen wat het effect van je woorden en daden op anderen kan zijn, betekent niet dat je door de knieën voor de Calimero gaat, maar wel dat je bereid bent om aandacht te schenken aan nuance en om je op een beschaafde wijze te uiten.

De ‘kortste lontjes’ (de Tasmaanse duivels) en de ‘langste tenen’ (de Calimeros) kunnen en mogen echter niet bepalen hoever de meningsvrijheid reikt. Gebeurt dit wel, dan kan er algauw niets meer worden gezegd omdat het altijd mogelijk is dat er iemand zich aan iets stoort of zich gekwetst voelt. Er is daarom bijvoorbeeld ook geen ‘moppenstop’ nodig. Humor legt nu eenmaal vaak de mindere kantjes van iemands (culturele of religieuze) identiteit bloot en dat veronderstelt enigerlei (zelf)relativering, inzicht, weerbaarheid en verwerking. Dit is de opdracht voor de Calimero. Maar, ook de Tasmaanse duivel moet voor de spiegel staan. De vrije meningsuiting en het gebruik van humor belet immers niet dat er geen aandacht meer zou moeten uitgaan naar hoffelijkheid en stijl. Met het recht om te beledigen gaat geen uitnodiging samen om ook inderdaad te beledigen. In die context wordt wel eens gewezen op de uitspraak ‘Sticks and stones may break my bones, but words will never break me’. Dat is een kille en ik zou durven zeggen schier psychopathische uitspraak – want uiteraard kunnen woorden kwetsen. Geschikter lijkt deze uitspraak: ‘You can disagree without being disagreeable’. Die uitspraak vraagt aandacht voor stijl, waarbij je elkaar respect betoont door niet nodeloos de zaken op de meest scherpe manier te formuleren. Dat is een kwestie van ‘mindfulness of others’, vergelijkbaar met de situatie waarbij iemand ervoor kiest geen varkensvlees te serveren als hij weet dat er joodse bezoekers komen. Het is niet verboden om het te doen, maar het getuigt van weinig inlevingsvermogen.

 

Als de woke om je hoofd is verdwenen

Het mag dan een platitude zijn, maar wat ‘woke’ en vele andere discussies betreft, gaat het erom niet te snel in de tunnel van het eigengereide gelijk te belanden. Toegeven dat je je vergist, dat je te heftig reageerde, dat je je niet goed hebt geïnformeerd, dat je je te weinig weerbaar opstelde zijn allemaal deugden waar de samenleving wel bij vaart. Ik deel dan ook wat Patrick Loobuyck bepleit, namelijk een vorm van ‘combinatiedenken’ (en de openheid van filosoof Hans-Georg Gadamer die als basisstandpunt van zijn filosofie nam dat het altijd kon dat de ander gelijk had). Je hoeft niet tot één kamp te behoren, en niemand mag zich daartoe gedwongen voelen. Niemand hoeft zich geforceerd te voelen om partij te kiezen (dader of slachtoffer). Wie zich als lid van de ‘blanke meerderheid’ boven de mêlee kan stellen, begrijpt bijvoorbeeld heus wel dat etnisch-culturele minderheden er soms bekaaid vanaf komen en kan daar respect voor opbrengen; en iemand van die minderheid kan best ook wel begrijpen dat wie als lid van de culturele meerderheid van Zwarte Piet houdt daarom nog niet noodzakelijk racistisch is.

De genoemde deugden zijn niet eenvoudig en net daarom moeten ze worden aangeleerd en geoefend, zodat je je niet door de emoties op sleeptouw laat nemen in een samenleving die thans net door die emotie zo vaak onder spanning wordt gezet.. Opvoeding en onderwijs spelen hier een cruciale rol. Ook Immanuel Kant  (2021b: 55) wist dit reeds: ‘een goede opvoeding is precies waaruit al het goede in de wereld ontspringt’. Kant is in dat verband een bijzonder interessante auteur omdat hij er niet vanuit gaat dat mensen primair ‘rechtswezens’ zijn, maar wel ‘plichtswezens’. De plichten omvatten ‘perfecte rechtsplichten’ die legaal kunnen worden afgedwongen (bv. niet doden, niet stelen,…), en ‘imperfecte deugdenplichten’ die niet zomaar afgedwongen kunnen worden en meer ruimte laten in de manier waarop ze worden gerealiseerd. De deugdenplichten gaan over het zichzelf perfectioneren en over het de ander aangenamer maken. Wanneer deugdenplichten zouden wegvallen, dan komt je terecht in de situatie dat je denkt dat je mag doen wat je wil zolang de rechten van anderen maar niet worden geschonden. Dat gaat samen met een enorme verschraling van het morele denken en handelen. Wil wat Kant ‘De eeuwige vrede’ noemt worden bereikt en wil de (multiculturele) samenleving niet bezwijken, dan beseffen mensen best dat ze allemaal onder het licht van de plicht leven. Dat veronderstelt onder andere dat iedereen moeite doet om de samenleving waarin je je bevindt voldoende samenhangend te houden. De individuele vrijheid wordt daarbij best niet volledig losgekoppeld van de gemeenschap die hen net die vrijheid gunt. Vrijheid veronderstelt dat er ook aandacht wordt geschonken aan gelijkheid en solidariteit. Vrijheid die uit de hand van de solidariteit glijdt, is immers een kille en narcistische vrijheid, het soort vrijheid waarmee geen enkele samenleving waarlijk is gediend.

 

Reageren? Mail naar: francois.levrau@uantwerpen.be

 

François Levrau is gepromoveerd in de Sociale Wetenschappen, en verbonden aan de UAntwerpen, respectievelijk als onderwijsbegeleider bij het Centrum Pieter Gillis en als docent bij het Departement Sociologie.

 

 

Referenties

 

Isaiah Berlin, Four essays in liberty, University Press Oxford, Oxford 1969, blz. 118-172

 

Bart De Wever, Over woke, Borgerhoff & Lamberigts, Gent 2023

 

Immanuel Kant, Beantwoording van de vraag: Wat is Verlichting? In Kant, Immanuel. Wat is verlichting? En andere geschiedfilosofische geschriften. Boom, Amsterdam, 2021a [1784], blz. 109-118.

 

Immanuel Kant, Over pedagogiek, Boom Amsterdam, 2021b [1803]

 

Joris Luyendijk, De zeven vinkjes. Hoe mannen zoals ik de baas spelen, Uitgeverij Pluim, Amsterdam, 2022

Susan Neiman, Links is niet woke, Lemniscaat, Rotterdam, 2023

 

Richard Sennett, The fall of public man, Alfred A. Knopf, New York, 1977

 

Adam Smith, De theorie over morele gevoelens, Boom, Amsterdam, 2020 [1759]

 

Walter Weyns, Wie wat woke? Een cultuurkritische benadering van wat we (on)rechtvaardig vinden, Pelckmans, Kalmthout, 2021