Raf Debaene*

 

Reeds enige tijd waarschuwt een keur aan columnisten, rectoren, professoren, politici en opiniemakers allerhande voor een nieuwe dreiging: ‘woke’. De gevaren zijn niet gering: de vrije meningsuiting dreigt als eerste te sneuvelen, er heerst een heuse afrekencultuur of cancel culture, die neerkomt op broodroof. De angst daarvoor leidt tot autocensuur: kunstenaars, programmamakers en professoren bezwijken onder die druk en durven daarom niet langer in het openbaar te zeggen wat ze in geweten echt denken en voor waar houden. Dat alles is op het conto te schrijven van ‘woke’, dat staat voor onverdraagzaamheid en intellectuele terreur. Dat ‘woke’ vaart immers wel onder de vlag van strijd tegen discriminaties op basis van kleur en gender, maar vertoont in wezen de kenmerken van racisme en identitarisme: enkel wie de ‘woke’ identiteit heeft, heeft recht op spreken en alle anderen – inzonderheid de witte heteroman – zijn verdacht en horen dus te zwijgen.

 

Een schimmig begrip

Maar wat is ‘woke’? Het eerste probleem is dat er in Vlaanderen zeer weinig organisaties of personen te vinden zijn die zichzelf ‘woke’ noemen. Volgens verschillende bronnen is de term afkomstig uit de Verenigde Staten, oorspronkelijk gebruikt door vooral zwarte jonge Amerikanen om hun bewustzijn van discriminatie te uiten. De term ‘woke’ zou dus slaan op minderheden die zich bewust worden van discriminerende uitspraken, woorden, gewoontes en gedragingen, die nochtans tot nu toe als ‘normaal’ werden beschouwd. Zeggen dat de term uit de VS is overgewaaid, klopt echter niet: veeleer is hij bij ons welbewust ingevoerd om ideologische redenen. Wie in Vlaanderen immers de term gebruikt, doet dat om een bepaalde uitspraak of manifestatie te bekritiseren, of exacter: om ze weg te zetten als van de pot gerukt en er zich zo ver mogelijk van te distantiëren. ‘Woke’ is bij ons een scheldwoord om verschillende, soms zelfs tegenstrijdige meningen en gedragingen onder één noemer te brengen en zonder argumentatie af te wijzen, geenszins om te analyseren of een wezenlijk kenmerk aan te geven. Me too, Black Lives Matter, acceptatie van LGTBQ, feminisme, Leopold II letterlijk van zijn sokkel halen, de zin van een hoofddoekenverbod betwijfelen, wijzen op het racisme en betrokkenheid bij slavernij van David Hume, aangeven dat Immanuel Kant vrouwonvriendelijke uitspraken deed, kanttekeningen bij Eurocentrische geschiedschrijving, gevoeligheid voor discriminerende wendingen en woorden in onze taal, de rechterlijke veroordeling van Jef Hoeyberghs’ haatspraak… dat alles heet blijkbaar ‘woke’. Hoewel het in al de voornoemde gevallen gaat om klachten over discriminatie, definieert dat toch nog niet wat ‘woke’ is.

Immers, niet elke klacht over discriminatie is ‘woke’: wie aanklaagt dat hij ‘als witte man’ niet mag spreken, is niet ‘woke’, maar het slachtoffer van ‘woke’; klachten over het grote onrecht dat Franstaligen in België plegen tegenover Nederlandstaligen, zijn evenmin ‘woke’; als Michael Freilich antisemitisme ziet waar de overgrote meerderheid van Vlamingen dat nog niet opgemerkt had, is dat ook niet ‘woke’. Bovendien kunnen ook klimaatbetogers ‘woke’ zijn, zelfs de beslissing van Radio Klara om in het kader van de Russische oorlog in Oekraïne de zevende symfonie van Sjostakovitsj (gekend als Leningrad) niet rechtstreeks uit te zenden, kadert in de ‘hysterie van de wokers’, althans volgens Mia Doornaert in De Standaard van 24 maart 2022.

‘Woke’ is dus een containerbegrip – hoewel het woord ‘begrip’ hier toch wel erg eufemistisch is – waarin zowat alles kan terechtkomen wat enige kritiek heeft op de bestaande ordening van de samenleving. Slechts in eerste instantie is de voorwaarde dat die kritiek gaat over discriminatie op basis van ras, kleur, gender of religie, toch als die religie de islam is. In het verlengde daarvan kan de term echter voor alles en iedereen worden gebruikt die de verdenking op zich laadt ook maar enig begrip voor de genoemde kritiek te kunnen opbrengen, zoals linksen, culturo’s of groenen… Het lijkt er zelfs op dat de term ‘woke’ de term ‘links’ heeft vervangen. Zodra iets als ‘woke’ geklasseerd is, kan het vervolgens zonder enige argumentatie worden afgevoerd. Die rekkelijkheid van het woord ‘woke’ laat vermoeden dat de gebruikers ervan wel zeer gevoelig zijn voor elk spreken en handelen dat afwijkt van de normaliteit en de platgetreden paden.

 

Verzinsels

Men kan hiertegen inbrengen dat de term ‘woke’ vooral wordt voorbehouden voor extreme uitwassen van de eisen en manifestaties van de genoemde bewegingen (minderheden) maar ze geenszins in hun geheel afwijst. Het is inderdaad waar dat bij voorkeur gewag wordt gemaakt van spectaculaire en op het eerste gezicht onredelijke vormen van kritiek op misstanden, kritiek die dan zou voortkomen uit hypergevoeligheid.

Wat we ‘extreem’ en ‘irrationeel’ noemen, is echter niet in steen gebeiteld. Zo is het vandaag niet langer een irrationele hypergevoelige reactie Zwarte Piet of karikaturen van met dollars zwaaiende Joden met haakneuzen als ongeoorloofde beledigingen te beschouwen. Daarentegen is het heden eerder een irrationele conclusie daaruit af te leiden dat ‘de waarden van het Avondland’ ingestort zijn.

Daarnaast blijken zogenaamde eisen van ‘woke’ overgevoelige minderheden en toegevingen eraan helemaal uit de lucht gegrepen. Zo voelde eind 2018 Pol Vandendriessche zich geroepen luid te protesteren tegen het feit dat de Brugse kerstmarkt voortaan door het leven ging als wintermarkt. Dat was een aanslag op onze Westerse cultuur, ingegeven door ‘dwaze tolerantie’. Dat de organisatoren de naam wintermarkt terecht accurater vonden voor een periode vanaf Sinterklaas tot een eind in januari, was voor de reacties van een aantal lezers van het Laatste Nieuws niet ter zake: het was duidelijk een geval van ‘politieke correctheid’, het toenmalige woord voor ‘woke’, en een bewijs van de toenemende islamisering van onze christelijke samenleving.

In dezelfde lijn blijkt zelfs promotie van streekproducten plots gevaarlijk racistisch, althans volgens Assita Kanko, die ‘Je consomme noir’ in Parijs aanklaagt als ‘woke’ bedreiging[1]. Omdat ze verder geen verwijzing geeft, moet je zelf wel even zoeken op het internet, om uit te komen bij reclame voor een Parijse kerstmarkt waar Afrikaanse en Caraïbische producten worden gepromoot[2]. De foto’s op de website tonen een heel divers, allesbehalve uitsluitend Afrikaans publiek.

Het is opvallend dat dergelijke concrete individuele gevallen, ook al missen ze elke grond in de werkelijkheid, onmiddellijk worden voorgesteld alsof ze slechts het topje van de ijsberg zijn – zonder dat iemand ooit die massa aanduidt die onder water zou zitten.

 

Framing

Maar zelfs als een bepaalde klacht over ‘woke’ geen puur verzinsel is, krijgen we toch te maken met een vorm van kwaadwillige framing. Ik haal hier graag de heisa aan in aanloop naar de Nederlandse vertaling van The Hill We Climb van Amanda Gorman. Een belangrijk moment, dat toeliet ‘woke’ te ontmaskeren als identitair en segregerend.

Als Janice Deul op 25 februari 2021 in een opiniestuk in De Volkskrant[3] zich afvraagt waarom Marieke Lucas Rijneveld de ‘gedroomde vertaler’ zou zijn van het gedicht van Amanda Gorman, terwijl er in Nederland moeiteloos een literator te vinden is ‘die – net als Gorman – spoken word artist is, jong, vrouw én: unapologetically Black’ krijgt ze bakken kritiek over zich heen en wordt die tussenkomst weggezet als heilloos identitarisme, typisch voor ‘woke’. Haar punt was echter helemaal niet dat Marieke Lucas Rijneveld daartoe niet in staat zou zijn omdat hij wit is. Wel stelde Janice Deul dat hier de kans was gemist om ook minder bekend spoken word artist talent van kleur een kans te geven, wat meteen ook de boodschap van Gorman krachtiger zou maken, daar ook in Nederland racisme geen volkomen voltooid verleden tijd is. Die argumentatie wegzetten als puur identitair en zelfs totalitair, getuigt van vooringenomenheid en zelfs kwaadwilligheid. Het is dan ook tekenend dat Luc Van Doorsselaer in zijn striemende kritiek op Deul[4] haar onvolledig citeert: ‘jong, vrouw én: unapologetically Black’. ‘Spoken word artist’ is (opzettelijk of uit blinde vooringenomenheid?) weggelaten, zodat Van Doorsselaer triomfantelijk kan vervolgen ‘Leeftijd, gender en ras dus, dat zijn de essenties waar het exclusief (mijn cursivering) om gaat. Voor een vertaler, maar je kunt die voor Reul ongetwijfeld ook toepassen op talloze andere beroepscategorieën.’ De ‘exclusiviteit’ waarover Van Doorsselaer het heeft, is slechts te verantwoorden door verminkt te citeren. Zijn daaropvolgende veralgemening is pure veronderstelling, zonder enige aanwijsbare grond. Ze illustreert echter wel de moraliserende zwart-witvisie, die sommige critici van ‘woke’ tekent: iemand met een mening die niet strookt met die van mij, verschilt totaal van mij en vertegenwoordigt het kwade tegenover het goede dat ik ben.

Een ander voorbeeld van dezelfde framing is het relletje rond het zogenaamde verbod op Pippi Langkous in de Gentse stadsbibliotheek. Het Nieuwsblad bloklettert op 22 januari 2021 ‘Pippi Langkous krijgt een waarschuwing voor racisme in de bibliotheken van Gent’ en in Het Laatste Nieuws luidt het op 27 januari 2021: ‘Werkgroep Dekolonisering wil dat stad bepaalde boeken verbiedt, maar zover zal het niet komen: Nee, we halen Pippi Langkous niet uit de bib.’ Het hoeft geen betoog dat hier extreem afwijzende reacties op volgden. Een politicus noemde het rapport in zijn geheel een ‘vanuit een modieus ‘woke’ perspectief (extreem-)links geïnspireerde aanklacht tegen onze avondlandelijke samenleving[5]‘ 

Wat staat er echter in het online te raadplegen rapport van de werkgroep dekolonisering met betrekking tot Pippi Langkous? ‘Veel boeken hebben historische of literaire waarde, maar bevatten racistische elementen (bv. Pipi (sic) Langkous). Het is belangrijk om de context te tonen en deze elementen te benoemen, hierover met mensen het gesprek aan te gaan en hen hierover te laten nadenken[6].’ Van verbod is dus helemaal geen sprake. In het besef dat deze uitspraak over kinderboeken gaat, lijkt dit toch niet zo’n extreem voorstel. Bovendien was dat hele rapport slechts een advies van een werkgroep, dat op de gemeenteraad werd besproken maar zeker niet zonder meer werd overgenomen!

Als op vrijdagavond 1 oktober 2021 het Gentse café Blond ALLE cismannen buitenzet omdat een aantal er FLINTA*-personen[7] lastigvallen, krijgt dat in de media veel aandacht. Bijna vanzelfsprekend vallen hierbij woorden als discriminatie van ‘normale’ mannen en worden associaties gemaakt met het ‘Défendu aux Nord-Africains’ van weleer. Het bewijs lijkt geleverd dat minderheden zelf discrimineren en onverdraagzaam zijn. Het ware gelaat van ‘woke’ komt hier tevoorschijn! Inderdaad, dat alle cismannen het pand moeten verlaten omwille van het gedrag van een aantal, is niet politiek correct. Toch is hier enige nuancering op zijn plaats. Vooreerst: dit is geen constante politiek van café Blond – het gaat om een eenmalig feit als reactie op een acute situatie van discriminerend en intimiderend gedrag van een aantal cismannen. Vervolgens moeten we de proporties in acht nemen: het gaat om een eenmalige zeer lokale uitschuiver – niet te vergelijken met het grote aantal beledigende benaderingen dat FLINTA*-personen op heel veel openbare plaatsen meemaken. Kortom, ook hier weer hebben we te maken met onterechte veralgemening en uitvergroting van het ‘woke’ gevaar. Een vergelijking: als één minister zich in het openbaar uitspreekt over een rechterlijk vonnis, leiden we daar toch ook niet uit af dat de politieke klasse in België de scheiding der machten wil afschaffen?

 

Schokkende gevolgen?

Uit het voorgaande kunnen we dus besluiten dat de term ‘woke’ niet alleen weinig accuraat is, maar vooral dat hij zijn dreigend karakter haalt uit de overdreven aandacht voor de gekleurde voorstelling van een aantal feiten. Het hoeft ons dan ook niet te verwonderen dat de vaak genoemde bedreigingen (broodroof, censuur, cancelcultuur) in werkelijkheid nauwelijks te vinden zijn. Wordt er echt iemand onrecht aangedaan of beledigd als we op de trein aangesproken worden met ‘Beste reizigers’ en niet meer met ‘Dames en heren’? Rekening houden met een veranderde maatschappelijke realiteit lijkt mij hiervoor toch een betere typering dan tirannie van de hypergevoeligheid.

Verder zijn luid protest of oproepen om bepaalde culturele manifestaties te boycotten omwille van de als laakbaar ervaren gedragingen of opvattingen van de uitvoerder, niet nieuw. Ze zijn ook helemaal niet exclusief toe te schrijven aan ‘woke’ minderheden: dergelijke acties komen en kwamen van veel kanten, gaande van extreemrechts tot extreemlinks, van militant atheïstisch tot katholiek integristisch[8], van ultraprogressief tot ultrabehoudsgezind. Het fenomeen van de boekverbanningen en zelfs -verbrandingen in de Verenigde Staten hoort bij altright en niet bij de liberals. Ook het altijd opnieuw terugkerende pleidooi voor verbod in de openbare of zelfs privésector op tekens die een religieuze voorkeur zouden kunnen verraden, kan bezwaarlijk ‘woke’ worden genoemd maar schurkt wel dicht aan bij broodroof omwille van een mening.

Ontslagen wegens ongewenste intimiteiten, stalking, intimidatie en vernedering van medewerkers of ondergeschikten zijn inderdaad een recent fenomeen en wellicht het gevolg van een groter bewustzijn van en aandacht voor discriminatie. Dat een journalist wordt bestraft omdat hij op de openbare omroep weliswaar ongewild voor iedereen hoorbaar gore praat verkoopt over dames kan bezwaarlijk een aanfluiting van de vrijemeningsuiting heten. Zo je wil, kun je dat met ‘woke’ in verband brengen, maar het als onterechte broodroof in de schoenen van ‘woke’ schuiven, is wel heel erg verregaand. Het laat echter wel vermoeden dat kritiek op ‘woke’ niet alleen gaat over uitwassen.

 

De bedreigde vrijemeningsuiting

De realiteit van de cancelcultuur is dus ver te zoeken. Hetzelfde geldt voor de zogenaamde aanslagen op de vrijemeningsuiting. Het recht op vrijemeningsuiting is immers eerst en vooral een juridisch-politieke correctie op de burgerlijke samenleving. Het moet ons beschermen tegen de traditionele (en andere) machtsverhoudingen en ongelijkheden die in onze zeden en gewoonten gelden. Hoezeer we ook mogen overtuigd zijn dat we in het vrije Westen onze mening vrijelijk kunnen zeggen, toch is het vrij duidelijk dat maatschappelijk gezien niet om het even wie in om het even welke omstandigheid en om het even welk milieu om het even wat kan zeggen. Er zijn sociale ongelijkheden en machtsverhoudingen aan het werk die mee bepalen wie het woord mag voeren in de publieke ruimte, wie toegang heeft tot de media, wiens woord gewaardeerd wordt en wiens woorden weggezet worden als pure uitingen van frustratie of van zijn sociale (onder)klasse. Wie die vage en veranderende regels overtreedt, riskeert geen wettelijke sanctie maar wel een sociale veroordeling. De samenleving erkent vrijheid en gelijkheid niet in dezelfde mate als ons politieke ideaal dat doet. Het maatschappelijk debat verloopt anders dan het parlementair debat en verschilt nog meer van wetenschappelijk waarheidsonderzoek. De bagger op twitter en zogenaamde discussiefora toont dat op extreme wijze en het is een understatement dat dergelijk gescheld niet alleen van ‘woke’ afkomstig is.

Als minderheden nu ook hun plaats opeisen in het maatschappelijk debat en bijvoorbeeld bepaalde denigrerende termen of discriminerende gedragingen sociaal willen laten veroordelen, is dat dus geen aanslag op de vrijemeningsuiting of op de vrijheid in het algemeen, maar een eis tot gelijke behandeling, om gerespecteerd te worden als mens, zoals iedereen. Ze vragen enkel dat de openlijk beleden politieke principes ook consequenties hebben voor de feitelijke sociale realiteit. Ongetwijfeld zorgen dergelijke eisen voor enige deining omdat ze juist aantonen dat wat we ‘normaal’, ‘evident’ of ‘vanzelfsprekend’ vinden, helemaal niet zo normaal, evident of vanzelfsprekend is omdat het niet strookt met de openlijk beleden principes van gelijkheid en vrijheid.

Die kritiek op gangbare of tot nu toe onopgemerkt gebleven vormen van discriminerend spreken afserveren als een aanslag op de vrijemeningsuiting, bergt een interne contradictie in zich. In naam van de vrijemeningsuiting stelt men immers dat die bewuste kritiek (die mening dus) niet mag worden geuit: ze zou immers tegen de wet zijn die ons het recht op vrijemeningsuiting garandeert en dus hoort ze verboden te worden.

Tot op heden is ook geen enkele wetswijziging bekend die ten gevolge van ‘woke’ de vrijemeningsuiting verder aan banden legt. Het valt dus wel mee met die bedreiging van de vrijemeningsuiting.

Hier komt echter het argument autocensuur op de proppen. De vrijemeningsuiting zou weliswaar niet wettelijk aan banden worden gelegd, maar de ‘woke’ terreur zou er bij voorbaat voor zorgen dat mensen hun mening verzwijgen. Ook dat is een bewering die niet te staven valt en in het licht van de ophef die over ‘woke’ gemaakt wordt, heel onwaarschijnlijk is. Dat bijvoorbeeld professoren in de aula hun onderbouwde visie niet langer durven uiten omdat ze bang zijn voor het label white priviliged male pigs, is wel zeer beledigend voor die professoren. Het zet ze weg als angsthazen, die ondanks hun beschermde status niet eens durven ingaan tegen ongefundeerde kritiek. Of veronderstelt men misschien dat ze tot nu toe vrijemeningsuiting als hun alleenrecht beschouwden en niet als iets dat ook aan studenten toekomt? Zijn onze academici werkelijk van zo een laag allooi? En dan moeten al die aanklagers van ‘woke’ toch ware heldenmoed ten toon spreiden?

Daarnaast is de veronderstelling dat uitgeverijen, mediaconcerns en productiehuizen aan autocensuur doen uit angst voor de overgevoeligheid van ‘woke’ minderheden weinig geloofwaardig. Kritiek op ‘woke’ verkoopt juist goed. Hoe zou het ook anders kunnen? In een wereld waar kijk- en verkoopcijfers het grootste argument zijn, is het duidelijk dat minderheden geen grote invloed kunnen hebben, tenzij ze eigenlijk de meerderheid zijn. Maar is dat toch niet een klein beetje contradictorisch? Overigens, als de angst voor verkoopcijfers het intellectueel en cultureel aanbod werkelijk in die mate stuurt, moeten we veeleer de marktwerking als een probleem zien voor de vrijemeningsuiting, meer dan ‘woke’.

 

Voedsel voor extreemrechts

De critici van ‘woke’ waarschuwen ons nog voor een ander gevaar: ‘woke’ zou ‘de gewone man’ in de armen drijven van extreemrechts. Om zich te beschermen tegen de ‘overdreven eisen’ van minderheden zouden heel wat mensen geen andere oplossing zien dan alle redelijkheid overboord te gooien en zich in de armen te werpen van juist die partijen die het met mensenrechten en vrijemeningsuiting niet zo nauw nemen. Afgezien van het feit dat dit puur een vermoeden is, dat geen aanspraak kan maken op empirisch onderzoek, is het belangrijker de perfide logica te verhelderen die achter deze kritiek op ‘woke’ steekt.

Vooreerst negeert deze manier van redeneren volkomen dat de gangbare kritiek het fenomeen ‘woke’ eerst heeft uitgevonden, geframed en uitvergroot tot het ultieme dreigende kwaad dat intussen intellectuelen, linksen, groenen, christendemocraten, liberalen en traditioneel gematigden heeft aangetast, zodat er eigenlijk geen andere mogelijkheid meer overblijft dan zijn heil te zoeken bij diegenen die het duidelijk en onomwonden afkeuren: extreemrechts.

Vervolgens: wie dat argument hanteert, grossiert in dubbelzinnigheid. Hij laat enerzijds uitschijnen dat hijzelf de ‘wokers’ wel begrijpt en de eis om minderheden als gelijken te behandelen ondersteunt, zo beschaafd en ontwikkeld is hij wel. Hij ziet anderzijds echter dat deze samenleving daar nog niet klaar voor is, dat de ‘gewone man’ heel wat minder fijnbesnaard is dan hijzelf. Vooral is het hem duidelijk dat die ‘gewone man’ wel andere katten te geselen heeft dan zich te bekommeren om de genderproblematiek van zelfs zijn eigen zoon of dochter, om het feit dat ook zijn eigen kind en diens partner moeilijker een woning of job vinden omwille van de kleur van die partner. De gewone man is immers, in tegenstelling tot de intellectueel hoogstaande aanklager van ‘woke’, primair en enkel vatbaar voor zijn eigen economische belangen. ‘Erst das Fressen und dann die Moral’ wordt hier op de allerplatste manier geïnterpreteerd en opgevoerd als het motto van de klasse van ‘de gewone man’, waartoe de ‘woke’ bekritiserende schrijver duidelijk niet behoort maar waarvan hij de mening en mentaliteit meent te moeten vertolken. Hoewel de criticus van ‘woke’ zichzelf uitdrukkelijk distantieert van Trump, Le Pen, Dewinter of Dries van Langenhove, weet hij dat de ‘gewone man’ daar geen bezwaar tegen heeft omdat hij dat ‘woke’ gedoe meer dan beu is. Deze kritiek spreekt dus in de plaats van ‘de zwijgende meerderheid’, zegt met andere woorden wat de zwijgende meerderheid zou zeggen als ze niet zweeg, een bewonderenswaardige maar daarom niet geloofwaardige oefening in waarzeggerij.

 

Er zijn wel dringender zaken

Dit beroep op een zwijgende meerderheid of op de gewone man is natuurlijk zo oud als de straat en heel zeker niet het alleenrecht van extreemrechts. De antidemocratische verleiding of tactiek om zichzelf voor te stellen als de emanatie van de wil van het volk ligt altijd op de loer.

Wat in dit geval echter opvalt is het onderliggend vulgair marxisme of neoliberalisme, die wonderwel overeenkomen in hun reductionistische antropologie en daarmee gepaard gaande visie op de onafwendbare loop der geschiedenis. De mens – of toch ‘de gewone man’, want natuurlijk staat de criticus van ‘woke’ met zijn sociologisch inzicht daarboven – is voor beide visies in eerste instantie een economisch wezen, redeneert hoogst uitzonderlijk en enkel als het er niet toe doet in andere dan economische termen en is niet vatbaar voor de verlichtingsprincipes van vrijheid en gelijkheid. Voor beide ideologieën is de drijvende en sturende kracht de economische wetmatigheid. Bijgevolg is politiek die vrijheid in de samenleving zou realiseren niet mogelijk. Hoogstens is er goed bestuur mogelijk: een welbepaalde elite, al dan niet verkozen, heeft inzicht in de economische en daaruit volgende maatschappelijke noodwendigheid en neemt de gepaste maatregelen om de bestaande economische orde te bevestigen of de strategie te bepalen om het arbeidersparadijs te realiseren.

Die gemeenschappelijke overtuiging verklaart ten dele dat de anti-’wokers’ in het hele traditionele spectrum van links tot rechts terug te vinden zijn. In die mentaliteit bestaat discriminatie op basis van gender, geslacht of kleur misschien wel, maar is dan toch niet fundamenteel en zal verdampen als gevolg van de economische groei of economische rechtvaardigheid, dat is immer essentieel. Klachten daarover getuigen dus van kleinzerigheid, overgevoeligheid en in elk geval van een verkeerd inzicht in de maatschappelijke realiteit. We moeten realistisch zijn. Er zijn nu eenmaal prioriteiten maar die ‘wokers’ zien dat niet in. Zoals ooit ‘wijven niet zoveel complimenten moesten maken’ (Louis Major), kunnen LGTBQ’ers en mensen van kleur hun kleinzerigheid maar beter voor zich houden.

Het ‘woke’ discours wekt dus ergernis en wantrouwen omdat het breekt met de consensus over wat werkelijk van belang en waardevol is. Het daarom wegzetten als onzinnig, onverdraagzaam en een aanslag op de vrijemeningsuiting geeft veeleer blijk van het onvermogen of de onwil om een dissidente stem toe te laten of ernstig te nemen. Waar ligt de onverdraagzaamheid dan? En is het niet karikaturaal de vrijemeningsuiting te beperken tot spreken zoals de meerderheid spreekt?

 

Identitarisme

‘Woke’ wordt ook vaak in verband gebracht met identitarisme, in regelrechte tegenstelling met het universalisme van de verlichting. Pleidooien om sporen van koloniaal denken en handelen uit te wissen, het recht opeisen om zich te kleden zoals men zelf wil, om in de openbare ruimte religieuze tekens te dragen of zijn genderidentiteit te mogen beleven en minimaal gerespecteerd te zien… dat alles zou identitair zijn.

Dat die kritiek te vinden is in pleidooien die zelf identitair ruiken (vrijwaren van onze Vlaamse traditie, onze waarden, het aanvoelen van het gewone volk, onze cultuur) maakt haar sowieso weinig geloofwaardig. Bovendien is het gebruik van het woord ‘woke’ vaak zelf heel erg identitair, in de zin dat hij mensen op één bepaald kenmerk vastpint. Als iemand een bepaalde vorm van discriminatie of kolonialisme blootlegt, krijgt hij namelijk de identiteit ‘woke’ opgekleefd en daarmee is dan meteen alles gezegd: hij is tegen de vrijemeningsuiting, onverdraagzaam, helemaal niet voor rede vatbaar en er valt dus niet mee te redeneren. Iemand ‘woke’ noemen is hem opsluiten in een bepaalde identiteit.

Het verwijt van ‘woke’ identitarisme is dus meestal een kwestie van de pot die de ketel verwijt…

Vraag is echter of die ketel hier echt wel zo zwart is. Toegegeven, onze samenleving afdoen als patriarchaal getuigt niet van veel zin voor nuance; inderdaad, Willem Vermandere zong ooit over de bange blanke man en Anuna Dewever heeft Gert Verhulst recentelijk weggezet als een oude witte hetero man – een miskleun die door Lorin Parys woke waanzin werd genoemd en waarvoor Anuna Dewever zich ook openbaar verontschuldigd heeft, zonder zich te beroepen op ‘het recht om te beledigen’ of zich te beklagen over de ‘tirannie van de gevoeligheid’, vaste prik in het anti-‘woke’ discours. Dus ja, er bestaat zoiets als identitair spreken aan de kant van wat ‘woke’ genoemd wordt, vergelijkbaar met uitspraken over ‘de Waalse socialisten’, ‘de Brusselaars’, ‘de subsidieslurpende culturo’s’, ‘Hollanders’, ‘vreemdelingen’, ‘moslims’, ‘West-Vlamingen’, ‘Antwerpenaars’, ‘Limburgers’… Maar is het echt zo dat het identitaire veelvuldig als argument wordt gebruikt en ook nog succes heeft? Het voorbeeld van Anuna De Wever wijst in elk geval in een andere richting.

We moeten bovendien het verwijt van identitarisme niet lichtvaardig gebruiken. Hoewel een verwijzing naar iemands afkomst, sociale klasse, leeftijd of gender natuurlijk nooit een afdoende argument is, is dat daarom nog niet altijd ongepast en niet ter zake. Het kan een verkorte vorm zijn om aan te geven dat men bij iemand een bepaalde beleving of ervaring of gemis daaraan veronderstelt, die eventueel doorspeelt in zijn redenering en argumentatie. Dat een hetero zich nooit heeft moeten outen maakt misschien wel dat hij voor genderproblematiek een betekenisvolle insteek (voorlopig) over het hoofd ziet, net zoals wie opgegroeid is in een collaboratiemilieu wellicht met andere verhalen over de bevrijding in zijn hoofd zit dan de doorsnee Belg. Vanzelfsprekend is dat dan geen doorslaggevend argument, maar het benoemen kan al een aanzet zijn om dingen bespreekbaar te maken.

Maar fundamenteler: wat is eigenlijk dat verwerpelijk identiteitsdenken of identitarisme? Het bestaat erin individuen vast te pinnen op een of ander kenmerk dat ze gemeenschappelijk hebben met andere individuen. Dergelijk kenmerk kan van alles zijn: geboren zijn binnen dezelfde landsgrenzen, min of meer dezelfde taal spreken, een zelfde beroep uitoefenen maar ook kledingstijl of zelfs haarkleur kan basis zijn voor de toekenning van een groepsidentiteit. Dat vastpinnen van individuen gebeurt op twee manieren. Ofwel eist men dat iedereen met het identificerende kenmerk zich op dezelfde manier gedraagt (een échte Vlaming moet stoofvlees en bier lusten) ofwel schrijft men gedragingen toe aan elk individu dat een bepaald identificerend kenmerk draagt (àlle Belgische Nederlandstaligen zijn Vlaams-nationalistisch). Het eerste – van binnenuit – is totalitair, het tweede – van buitenaf – is discriminerend. In beide gevallen is de logica heel ver zoek, omdat het ene kenmerk geen enkel noodzakelijk verband heeft met het andere.

De zogenaamde ‘woke’ eisen hebben daar inhoudelijk niets mee te maken. Wie wijst op de brutaliteit en uitbuiting van de kolonisatie én nog aanwezige sporen daarvan in het heden, eist helemaal niet dat alle afstammelingen van gekoloniseerden zich op een identieke manier zouden gedragen, hij zegt evenmin dat alle afstammelingen van de koloniserende generatie volbloed racistische kolonialen zijn. Hoogstens wijst hij op nog aanwezige clichés uit de koloniale tijd en op gekleurde geschiedenis. Zo vragen transgenders, lesbiennes, homo’s… enkel dat hun erotische verhoudingen en belevingen gerespecteerd worden. Ze propageren helemaal niet dat alle heteromannen seksistische varkens zijn. Wel duiden ze op soms nog aanwezige zelfs ongewilde en onbewuste vormen van discriminatie van deze groepen.

Dat deze mensen zich onder een bepaald label verenigen – met name onder het label waaronder ze door anderen geplaatst zijn, heeft dan ook niets wezenlijks met identitarisme te maken, maar is noodzakelijk om politiek te wegen en het democratisch principe van gelijkheid en vrijheid aan de orde te stellen. Hun politieke actie bestaat er juist in de discriminerende identiteit, die hun door anderen als objectieve werkelijkheid is opgelegd, als het ware op zich te nemen en te ontkennen door ze te subjectiveren. ‘Ja wij hebben het gemeenschappelijk kenmerk dat jullie voor ons wezenlijk vinden, maar dat betekent helemaal niet dat wij beantwoorden aan jullie clichébeeld. Wij zijn mensen zoals iedereen, dat betekent subjecten met menselijke verlangens, gevoelens, redeneringen en rechten zoals iedereen.’ De gay prides bijvoorbeeld verzamelen natuurlijk gay people die het label gay opnemen, juist om openlijk het traditionele cliché van de achterbakse heimelijke ziekelijke pervert te doorbreken en te eisen dat zij deel kunnen uitmaken van de openbare ruimte.

Dat is dus helemaal geen vorm van identitarisme of bekrompen communitarisme, maar juist actief universalisme.

 

Besluit

De overdrijvingen, framing en zelfs pure verzinsels in verband met ‘woke’ tonen dat het fenomeen vooral werkelijk is in de geesten van zijn critici. Ook van de vermeende effecten is heel weinig te merken, zodat ook de waarschuwingen voor die afschrikwekkende effecten blijkbaar enkel als doel hebben ons te overtuigen dat het fenomeen werkelijk bestaat.

De term ‘woke’ is dus heilloos omdat hij geen enkel inzicht biedt en op de meest inhoudsloze manier polariseert. Hij deelt immers de samenleving op in een wij en een zij, wit en zwart, goed en kwaad, een realistische groep met gezond verstand en een ‘woke’ groep, die echter allebei niet te definiëren vallen. Dat draagt niet bij tot een maatschappelijk debat, hoogstens tot gescheld. De term blokkeert een verdere democratisering van onze samenleving en veroordeelt a priori elke poging om vrijheid, gelijkheid en solidariteit telkens opnieuw te herijken. Ik kan mij niet voorstellen dat dat de bewuste bedoeling is van diegenen die de term hebben uitgevonden, ingevoerd, verspreid en overnemen.

 

Reageren? Mail naar: raf.debaene@skynet.be

 

Raf Debaene is docent filosofie op rust. Hij publiceerde eerder over ideologie en onderwijs en sociaal werk en ideologie. Hij is redactielid van De Uil van Minerva.

 

[1] https://twitter.com/Assita_Kanko/status/1467833726621077506

[2] https://www.lehasardludique.paris/autre/2020-10-09/le-marche-de-noel-je-consomme-noir

[3] https://www.volkskrant.nl/columns-opinie/opinie-een-witte-vertaler-voor-poezie-van-amanda-gorman-onbegrijpelijk~bf128ae4/

[4] https://humanistischverbond.be/blog/513/totalitaire-trekjes-in-vertaalland/

[5] https://gent.n-va.be/nieuws/dekolonisering-gek-gekker-gent

[6]https://stad.gent/sites/default/files/media/documents/Dekoloniseer%20mijn%20stad_Rapport%20met%20aanbevelingen_gemarkeerd.pdf

[7] ‘Female, Lesbian, Intersex, Trans en Agender. De * staat voor iedereen die in geen van voornoemde categorieën past, maar toch structureel onderdrukt wordt in de cispatriarchale samenleving waar we allemaal in leven.’ dixit een verantwoordelijke van ‘Blond’ https://www.demorgen.be/meningen/cismannen-uitgesloten-wij-hadden-liever-gelezen-flinta-personen-krijgen-eindelijk-plaats-gents-cafe-reageert-op-commotie~b8deec5f/

[8] https://www.standaard.be/cnt/dmf20211213_97248650 ‘Ook in Brussel protest van ultrakatholieken tegen ‘satanisch’ concert Anna von Hausswolff’