In aanloop naar de poëzieweek eind deze maand, vandaag online: Lies Van Gasse over Dominique de Groen. Met een extraatje, want op de luisterwebsite Boeken Toe, waar gezocht wordt naar de mens achter, om en rond het boek, interviewde de auteur (Strevens vaste poëzierecensent) deze dichteres al zwemmende. Luister hier naar de uitzending! 

Lies Van Gasse *

Gepubliceerd in Streven, januari-februari 2018 

Poëzie of engagement, het hoeft allang geen dilemma meer te zijn. Tegenwoordig lijkt dat engagement voor de poëzie zelfs een conditio sine qua non. Laat ons zeggen dat het in Nederland begon, waar Dichter des Vaderlands Ramsey Nasr[1] graag geziene gast werd op de nationale televisie. Engagement in de poëzie werd de laatste jaren ook steeds zichtbaarder in Vlaanderen: Charles Ducal verbrandde zich haast aan de zon[2] met zijn gedicht over Israël dat hij als Belgisch Dichter des Vaderlands schreef, Maarten Inghels vulde de helft van zijn Antwerps stadsdichterschap met projecten waarin hij typische burgerthema’s – hij maakte bijvoorbeeld een kaart[3] waarmee je buiten het oog van de bewakingscamera’s door Antwerpen kon wandelen – aanraakte. Sinds Ramsey Nasr aftrad als Dichter des Vaderlands werd het er in de wereld buiten de bundel niet bepaald beter op. In het begin van dit millennium werden nog wel eens vragen gesteld bij maatschappelijke geëngageerde gedichten, in termen van houdbaarheid – Kunnen geëngageerde gedichten de actualiteit overleven? – én in termen van kwaliteit – Wanneer spreken we van poëzie, en wanneer van een pamflet? Het voorbehoud bij engagement in de poëzie had veel te maken met het aura van het gedicht. Er werd poëzie geambieerd die de tand des tijds zou doorstaan.

Is dat nog zo? In ieder geval is de poëzie van haar voetstuk getreden. Misschien kunnen we wel spreken van een tweede democratiseringsgolf, waarin het leespubliek niet alleen in staat is dichtbundels te kopen en poëzie-optredens bij te wonen, maar waarin ook sprake is van een inhoudelijke beweging naar de lezer toe. De poëzie van vandaag de dag is veel gewoner, dichter bij de grond, begrijpelijker. Of, hier komt het grote woord, toegankelijker.

Poëzie en politiek, nog zo’n olijk duo. Nog niet zo lang geleden was er grote consternatie in Dichtersland toen Dirk Van Bastelaere (intussen voormalig) woordvoerder werd van de N-VA. Conclusie: het hebben van politieke ideeën, of toch het uitoefenen of vertegenwoordigen van macht, werpt een smet op het dichtersblazoen. Van de dichter wordt verwacht dat die zich kritisch, maar in de marge, verhoudt tot het wereldse toneel. Toch zijn er voorbeelden van wat je politieke dichters zou kunnen noemen. Denk maar aan Bertolt Brecht.

Een iets recenter voorbeeld betreft de twee jonge, Nederlandse dichters Maarten Van der Graaff en Frank Keizer, die vaak in duo genoemd worden als voortrekkers in een actuele beweging van politieke poëzie. Je zou kunnen stellen dat zij beiden met hun werk van leer trekken tegen de neoliberale samenleving. Maarten Van der Graaff[4] doet dat op filosofische wijze, vanuit de idee dat in de neoliberale samenleving geen hiërarchie bestaat tussen verschillende gedachten. Of, zoals Laurens Ham stelt in zijn bespreking in DWB[5]:

Hij [Maarten Van der Graaff – LVG] laat vlijmscherp zien dat in een neoliberale maatschappij geen enkele uitspraak nog boven een andere kan worden geplaatst. Vandaar dat hij een opeenstapeling van tegengestelde fenomenen omarmt door steevast aan te geven dat ze ‘heerlijk’ of ‘een mysterie’ zijn: ‘De crisis is heerlijk, de crisis is een mysterie. / Het kapitalisme is heerlijk, deconstructie is heerlijk, verzet is / een mysterie’ (43), of juist: ‘Dat er geen mysterie is, is heerlijk. / De vrije markt is een moordmachine, heerlijk. / Ontmaskeren is heerlijk’ (45) […] Het schrijnendst vind ik de regels die aangeven dat juist de eerder geconstateerde zinloosheid en verveling heerlijk zijn ‘omdat het heerlijk is een eigen tragiek te hebben / en daarvan te eten tot het holle / gevoel in je maag weg is’ (44).

Frank Keizer[6] werkt dan weer met een duidelijk op de dichter geïnspireerd lyrisch ik dat commentaar levert op een wereld die hem steeds minder bevalt. Hoewel er over vrij abstracte processen wordt geschreven, is er ook plaats voor bedachtzame, afgemeten, gedoseerde lyriek. Zo levert dit herkenbaarheid, en dus ook een onverwachte vorm van ontroering op. Bijvoorbeeld in volgend gedicht:

Klaarheid over mijn bestaan
in de lange nacht, die niets overbrugt.
Bang dat ik de wereld die ik zoek
zelf verduisterd heb, nooit iets leerde
van mijn ervaringen in Nederland,
omdat zij mij, man
uit de middenklasse,
altijd heeft geaccepteerd.
En ik accepteerde haar.
Met mijn legitieme woede,
mijn onhandigheid
en mijn jonge lichaam met organen.
Die ik roofde
uit de lichamen van mijn ouders,
en hun ouders voor hen.
Ze zijn overbodig geworden
en ik ben verward, zonder organisatie.

‘Is het zwarte romantiek, of wordt hier een tijdsgeest gevat?’, vraagt Piet Gerbrandy zich af in De Groene Amsterdammer:[7]

In vijf gitzwarte reeksen bepaalt Keizer zijn positie in een wereld die hem absoluut niet bevalt, maar waarin hij nu eenmaal zijn weg moet zien te vinden. Opgegroeid in de jaren negentig, toen Nederland nog welvarend en overzichtelijk leek, volwassen geworden in een nieuwe eeuw vol economische malaise en geopolitieke rampspoed, constateert de dichter dat de democratie zoals ze nu functioneert een fiasco is en dat alle cohesie uit de samenleving verdwenen lijkt te zijn.

De oplossing zit hem, aldus nogmaals Gerbrandy over Frank Keizer, in het vormen van kleine gemeenschappen van politiek geëngageerde gelijkgestemden.

In het licht van deze evoluties debuteert de Vlaamse Dominique De Groen met de bundel SHOP GIRL bij uitgeverij het balanseer. SHOP GIRL wordt expliciet aangeboden als een conceptbundel. De cover bestaat uit een schreeuwerig oranje vlak, waarop titel, naam van de auteur en ISBN-nummer de lezer toeroepen in wat ik functionele typografie zou noemen. De dichter wordt op de achterflap geafficheerd als Executive Shop Girl bij PoetryTM. De bundel wordt door de uitgeverij omschreven als een poëtisch epos dat de traditie van Vergilius ent op het laatkapitalistische tijdperk en dat het dichtwerk ontstaan is terwijl de dichter een winter en een zomer lang in Primark werkte. Kortom, de kritische betrokkenheid van de dichter wordt meteen sterk in de verf gezet. Gewaagd.

Toch intrigeert de bundel van bij het begin. Wat mij als dichter bijzonder aanspreekt in het werk van Dominique De Groen heeft misschien niet zoveel met die flaptekst en net zo weinig met de hierboven beschreven maatschappelijk-poëtische tendensen te maken. In de flaptekst wordt de bundel een epos genoemd, wellicht vanwege de lange gedichten die over meerdere pagina’s heen fladderen. Om het een epos te kunnen noemen, ontbreekt er echter heel wat: een duidelijke held, een verhaallijn, tragische ontwikkelingen. Eerder dan om een epos gaat het hier echter om een collage van notities die verschillende stappen in het productieproces van de in Primark verkochte kledij weergeven. Wat mij boeit, is de zonder meer eigenzinnig te noemen vorm die Dominique De Groen heeft gekozen. Sommige stukken zijn inderdaad epos-achtig. In het deel Free Trade Zone wordt bijvoorbeeld bewust verwezen naar de taal van de klassieken. Ik lees hier verwijzingen naar de zingende dichter Homerus, naar het oversteken van de Styx:

Na het bezingen
van de lotgevallen
van katoenplant
zijderups
zandkorrel
pigment

zal ik
met de efficiënte bewegingspatronen
van het cyborglichaam

ritmisch
symmetrisch
kwantificeerbaar

een rivier van zout oversteken
de natte geesten afschudden
die aan mij kleven
ze offeren
aan de vrije handel

de productiemiddelen grijpen
en de dag tegemoet treden.

[…]

Wat dat epos-achtige echter tegenspreekt, is de afwezigheid van een held. SHOP GIRL is geen personage waarmee meegeleefd kan worden. Integendeel, zij wordt in de loop van het gedicht steeds meer onzichtbaar, anoniem. Eerder dan een personage of held is zij een alwetende verteller die haar visie op het productieproces aan de lezer opdringt. Andere passages hebben dan weer iets van een hedendaagse theatertekst. In het deel Colour Management schetst zij de scène als volgt:

Personages

Colour Forecasting Agency
Colour Manager
Diverse kleuren

Settings

De ChromaZone: een vlak, woestijnachtig gebied waarop het
volledige kleurenspectrum geprojecteerd is. De enige flora
& fauna zijn ChromaZoneacti en vlammen waarin kleuren
dartelen als vuurgeesten.
De Betaalzone

Wat volgt, is een vreemde, surreële weergave van een vergadering, gehouden met Colour Forecasting Agency, Colour Manager en Diverse kleuren. Het levert hallucinante passages op, zoals deze interventie van LUCHTIG BLAUW: ‘Kleuren van de ChromaZone, organiseer u. / Wij hebben niets te verliezen / buiten onze auxochrome componenten.’

De bladspiegel is, al ziet die er soms wat rommelig uit, heel bestudeerd. Dominique De Groen gebruikt inspringingen, een soort voetnoten, dollartekens, oosterse typografie,… Dit maakt dat de bladspiegel soms doet denken aan textieletiketten of betaaltickets.

Naast al deze vormelijke kenmerken is ook het perspectief van de bundel bijzonder. Wat mij charmeert, is hoe de bundel het hele productieproces weergeeft: niet als een verhaal, maar als een stroom van gebeurtenissen waarin de spelers (SHOP GIRL, de kleurstoffen, materialen,…) tegen hun eigen wil in worden meegesleept. Het is misschien de ambitie van Dominique De Groen geweest om van het productieproces een personage te maken, zodat net dit proces de protagonist wordt van haar poëtische verhaal. Een boeiende piste.

In De Standaard[8] portretteert Jeroen Dera alweer een nieuwe generatie debutanten die ‘weg wil van haar navel’ en ‘zich richt op de wereld’. Lees: poëzie die haar plek opeist in de wereld, poëzie die niet vies is van politiek of engagement. Zouden we het de school Van der Graaff – Keizer kunnen noemen? Wat er ook van zij, Dominique De Groen maakt duidelijk deel uit van deze recente dichterlijke beweging.

Wat betreft SHOP GIRL is er echter één belangrijk verschil met de debuutbundels van Maarten Van der Graaff en Frank Keizer. Dat verschilpunt kan wel eens een spannend dichterschap opleveren. Waar bij Van der Graaff en Keizer de dichter als persona heel sterk aanwezig is in beider debuutbundels, bij de ene als filosofisch, en bij de andere als politiek overschouwer, situeert Dominique De Groen het lyrische ik binnen het productieproces, als schakel in een geheel waar zij geen macht over heeft, maar wel deel van uitmaakt. De denkende positie langs de rand, zeer geliefd bij dichters, is niet de positie die zij kiest. Wel gaat ze helemaal binnenin een maatschappelijk problematische situatie zitten, als infiltrant.

Dat levert meteen een probleem op dat verder gaat dan het dichterschap, want hoe interessant dit perspectief op creatief vlak ook kan zijn, waar ligt de verantwoordelijkheid van de dichter als mens? Kan je wel studentenwerk doen voor Primark en jezelf vrijpleiten van schuld? Komt een dichter er van af met een kritische repliek als hij of zij zich heeft ingeschakeld in een onethisch proces? Is het schrijven van deze bundel wel voldoende? Het zijn vragen die stof opleveren voor op zijn minst een volgende bundel, waarin de uitbuiting in de textielindustrie niet enkel modieus-ironisch op de korrel wordt genomen, maar waarin ook plaats is voor uitdiepende vragen over dichterschap en burgerschap.

Dominique De Groen debuteert in een jonge maatschappelijk-politieke beweging in de poëzie. Dat levert boeiend materiaal op, maar de dichter is niet enkel SHOP GIRL. Het zal van wijsheid getuigen dat dichter én mens in haar volgende projecten op zoek gaan naar waar zij elkaar raken.

 

 

 

 

[1] Ramsey Nasr, Mijn nieuwe vaderland. Gedichten van crisis en angst, De Bezige Bij, Amsterdam, 2011.

[2] Het vierde gedicht van Charles Ducal als dichter des vaderlands heet ‘As in de mond’ en is een aanspreking tot de staat Israël. Het klaagt de zionistische terreur aan tegen de Palestijnse bevolking, van 1948 tot nu, en het misbruik door de Israëlische regering van het joodse geloof en de herinnering aan de jodenvervolging om de kolonisering en racistische behandeling van de Palestijnen goed te praten.

[3] The Invisible Route verscheen op 8 september 2017 bij Oogst Magazine. Een stadskaart van Antwerpen, waarop alle veiligheidscamera’s staan aangeduid, en één enkele route die al die camera’s ontwijkt. The Invisible Route is een kunstobject dat op poëtische wijze het recht opeist om onzichtbaar te zijn.

[4] Maarten Van der Graaff, Vluchtautogedichten, Atlas Contact, Amsterdam, 2013.

[5] Ik wil niet sentimenteel doen. Maarten van der Graaff naast Hakim ik weet niks, verschenen in DWB 2015,1: Finissages.

[6] Frank Keizer, Onder normale omstandigheden, Polis, Antwerpen, 2016.

[7] Piet Gerbrandy, ‘Amsterdam-Noord’, in De Groene Amsterdammer, 16 maart 2016.

[8] Jeroen Dera, ‘Ten strijde met verzen’, in De Standaard, 5 januari 2018.