John A. Dick*
Wanneer we kijken naar de geschiedenis van het christendom, te beginnen met de eerste christelijke gemeenschappen, zien we een dynamische spiritualiteit die verankerd is in de geloofservaring van de volgelingen van de Weg van Jezus. Geleidelijk werden herinneringen aan het leven en de daden van Jezus en aan fundamentele ervaringen van de christelijke gemeenschap in herinnering geroepen en op schrift gesteld. Toen de gemeenschappen groeiden, werden organisatorische structuren opgezet, voor de goede orde en om te verzekeren dat de Weg van Jezus op de juiste manier werd overgeleverd aan de volgende generatie. De Evangelies werden geschreven. Symbolen, rituelen en geloofsstandpunten werden ontwikkeld. Een sleutelprincipe hierbij was dat als de taal en structuren niet langer werkten, zij werden veranderd en aangepast aan de behoeften van de plaatselijke gemeenschap. Dit verklaart waarom er vier verschillende theologieën in vier Evangelies zijn.
Idealiter zouden verandering en aanpassing een voortdurend proces zijn. Soms, zo laat de geschiedenis zien, kenden christenen tijden van fnuikende ontwikkelingen en institutionele rigiditeit. En in tijden van rigiditeit was de boodschap altijd: stel geen vragen, denk niet na, maar geloof slechts! Dit brengt me bij mijn onderwerp: de geloofsbelijdenis.
De geloofsbelijdenis
Ik ken de geloofsbelijdenissen – de Geloofsbelijdenis van de apostelen en de Geloofsbelijdenis van Nicea – heel goed. Al decennia lang heb ik Geloofsbelijdenis van Nicea opgezegd en gezongen; en in mijn jongere jaren – niet velen weten dit – heb ik dit zingen zelfs begeleid als parttime organist in de parochie waartoe ik behoorde.
Mijn eerste opmerking over de geloofsbelijdenis
De klassieke christelijke geloofsbelijdenissen: de Geloofsbelijdenis van Nicea, geschreven in de vierde eeuw, en de Geloofsbelijdenis van de apostelen waarvan de vroegste versie in de vijfde eeuw verscheen, werden opgesteld in de context van een verhoudingsgewijs eenvoudig bijbels begrip van een heelal van drie lagen: de Hemel was daarboven bij God. De aarde was beneden. En onder de aarde was Sheol: de verblijfplaats van de doden. Wat we nu opvatten als ‘de ruimte’ werd gezien als een grote het heelal omvattende kosmische oceaan. Een grote koepel om de platte aarde hield het water weg. Zo nodig kon God kleine ramen in de koepel openen om het in verschillende delen van de wereld te laten regenen. De sterren waren opgehangen aan de bovenkant van de koepel. Heel eenvoudig en handzaam. God was de heerser van de Hemel. Hij – ja, God werd gezien als een man – has alle touwtjes in handen.
Een erg gebrekkige vertaling van Sheol in de Geloofsbelijdenis van de apostelen zegt overigens dat Jezus ‘nederdaalde ter helle’. Een juistere vertaling zou zijn ‘afdaalde naar de onderwereld’ of ‘afdaalde in het dodenrijk’. Waar de geloofsbelijdenis immers in feite verwees is dat Jezus, na de dood aan het kruis, naar de plaats van de doden ging. Hij ging niet naar de hel van de duivels. De Latijnse versie van de Geloofsbelijdenis van de apostelen noemt de hel dan ook niet. In het Latijn staat er ‘descendit ad inferos’, waar ‘inferos’ (en niet ‘infernos’ met een ‘n’) betekent: ‘zij beneden’.
Dit perspectief van drie lagen kan ook worden teruggevonden in verslagen van de Hemelvaart van Jezus, waarin Jezus in een wolk stapt, zoals in een lift, en dan naar de hemel wordt opgetild. Opmerkelijk genoeg werd ditzelfde oude perspectief gebruikt in de katholieke leer van Maria’s Ten hemelopneming. Deze leer, dogmatisch omschreven door paus Pius XII in 1950, stelt dat Maria met lichaam en ziel naar de hemel werd opgetild om naast haar Zoon te zitten en als ‘Koningin over alle dingen’ te regeren.
Tegenwoordig zijn we ver af komen te staan van het Bijbelse heelal van drie lagen. Sta eens een ogenblik stil bij het gegeven dat een lichtjaar de afstand is die het licht aflegt in een ‘aards’ jaar: afgerond 9,46 biljoen kilometer. Het zichtbare deel van ons steeds uitdijende heelal heeft tegenwoordig een straal van ongeveer 46 miljard lichtjaar. Het hele heelal zou nog wel eens tweehonderdvijftig leer groter kunnen zijn dan het zichtbare deel.
Eerder wees ik erop dat de redenen waarom mensen kerken verlaten niet zijn gelegen in ons christelijk geloof, maar in de wijze waarop veel kerkelijke gezagsdragers het geloof voorstellen.
We zijn geen statische middeleeuwers. We moeten beginnen met een historisch perspectief op wat er gebeurde met de leerlingen na de dood en wederopstanding van Jezus. Vervolgens moeten we dit verschuiven naar een begrip, vanuit historisch perspectief, van wat er tegenwoordig met ons gebeurt als hedendaagse gelovigen.
Mijn tweede opmerking over de geloofsbelijdenis
Christelijk leven is een proces. Spiritualiteit vormt het begin. Structuren, leerstellingen en geloofsbelijdenissen komen daarna. Als bepaalde structuren, leerstellingen en geloofsbelijdenissen op bepaalde plaatsen en tijden tekortschieten in het voeden van de spiritualiteit van de leden, moeten zij ofwel worden aangepast, of zij kwijnen weg. Of de mensen lopen ervan weg. Dit laatste gebeurt nu.
Wanneer ik beide oude geloofsbelijdenissen lees, denk ik onmiddellijk aan gehoorzaamheid en trouw aan de instelling. De Romeinse keizer Constantijn (keizer van 306 tot 337) wist in elk geval wat hij wilde toen hij, in 325, het eerste christelijke concilie bijeenriep in Nicea, en de bisschoppen een bindende geloofsbelijdenis liet opstellen om het christendom in zijn rijk tot een eenheid te maken. Veel geleerden beweren dat het belangrijkste doel van Constantijn was unanieme goedkeuring van, en onderwerping aan zijn gezag te verkrijgen van alle groepen in zijn keizerrijk. Hij koos het christendom om zijn politieke agenda door te zetten, maar moest eerst de eenheid onder de christenen verzekeren door trouw en gehoorzaamheid aan de geloofsbelijdenis van Nicea. Het christendom werd de officiële godsdienst van het Romeinse Rijk in 380, tijdens de regering van keizer Thedosis I, die heerste van 379 tot 395.
Wat ik eerlijk gezegd mis in beide geloofsbelijdenissen is menselijke warmte: een spiritualiteit die getuigt van een meedogende en liefhebbende God, die met ons reist, en ons in de palm van zijn of haar hand houdt. Ik zou graag een meer spirituele geloofsbelijdenis zien die getuigt van een wonderbaarlijke schepper van een steeds uitdijend en reusachtig heelal, die onze verbeelding en ons vermogen hem of haar te beschrijven te boven gaat, en desondanks zo dichtbij ons is, en zo intiem met ons als de lucht in onze longen. Ik zou een geloofsbelijdenis willen zien, die een echo is van Paulus in de Eerste Brief aan de Korintiërs: ‘Weet gij niet, dat gij Gods tempel zijt en dat de Geest van God in u woont?’. Dit verdient veel overdenking.
Ik zou graag een geloofsbelijdenis zien, die de mensen verzekert dat de stem van Jezus nog altijd even levend is als altijd; dat zijn waarheid een levende waarheid is; en dat zijn God een levende God is, ons allen nabij. Een paar jaar geleden, toen ik een zomerschool theologie gaf aan St. Michael’s College in Vermont, vroeg ik mijn studenten hun eigen geloofsbelijdenis te schrijven. De resultaten waren verbluffend en ontroerend. Wat mij het meest raakte was de geloofsbelijdenis geschreven door een jonge jongen, een beroepsjockey! Toen ik hem onder vier ogen complimenteerde, antwoordde hij met een grote lach: ‘Nou ja ik denk dat ik een gelovige ben die ook, zoals men zegt, een vragende en nog altijd zoekende gelovige is’. Ik hoop dat hij het goed maakt, en nog altijd een vragende gelovige is.
Mijn derde opmerking over de geloofsbelijdenis
Schrijf eens een eigen geloofsbelijdenis. Ik meen het. Ten behoeve van uw eigen spirituele overdenkingen. Het zou zelfs een groepsproces kunnen zijn.
Bij wijze van voorbeeld van een hedendaagse geloofsbelijdenis een geloofsbelijdenis die een vriend me stuurde, opgesteld door de Verenigde Kerk van Canada:
We zijn niet alleen,
we leven in Gods wereld
We geloven in God:
die heeft geschapen en schept,
die is gekomen in Jezus,
het Woord vleesgemaakt,
om te verzoenen en nieuw te maken,
die werkt in ons en in anderen
door de Geest.
We vertrouwen op God.
We zijn geroepen tot de Kerk:
om Gods aanwezigheid te vieren,
met respect in de Schepping te leven,
anderen lief te hebben en te dienen,
gerechtigheid te zoeken en kwaad te weerstaan,
om Jezus te verkondigen, gekruisigd en verrezen,
onze rechter en onze hoop.
In het leven, de dood en het leven na de dood
is God met ons.
We zijn niet alleen.
God zij dank.
(vertaling: Herman Simissen)
Reageren? Mail naar jadleuven@gmail.com
John Alonzo Dick (*1943) bekleedde als derde the Chair for the Study of Religion and Values in American Society aan de KU Leuven. Hij is voormalig academisch decaan van het American College van de KU Leuven en hoogleraar. Hij publiceerde onder meer samen met K. Schelkens en J. Mettepenningen Aggiornamento? Catholicism from Gregory XVI to Benedict XVI (Brill, Leiden en Boston, 2013).