John A. Dick*

 

Sommige mensen hebben beweerd, en beweren nog, dat het christendom het nationale geloof van de Verenigde Staten is. Anderen beweren dat, historisch gezien, het christendom, het deïsme van de Founding Fathers en andere godsdienstige tradities van oudsher Amerikanen hebben geïnspireerd.

Godsdienst en waarden in de Amerikaanse samenleving zijn de afgelopen dertig jaar mijn academische en onderzoeksveld geweest. Ik zou willen stellen dat er, al heel lange tijd, een stevig geïnstitutionaliseerde ‘civil religion’ bestaat in de Verenigde Staten, naast en duidelijk verschillend van de gevestigde godsdienstige tradities als het christendom en het jodendom.

Alle godsdiensten zijn stelsels van overtuigingen en praktijken die mensen helpen hun diepere vragen te beantwoorden over identiteit, leven, zin. De Amerikaanse ‘civil religion’ heeft al deze eigenschappen van een godsdienst. Zij heeft fundamentele sacrale teksten in de Onafhankelijkheidsverklaring en de Grondwet. Het gebouw van het Nationaal Archief in Washington, DC, is ontworpen als een tempel; en de sacrale teksten van de natie worden tentoongesteld in een op een altaar lijkend beschermend schrijn. (Jaren geleden, toen we nog kinderen waren, bezochten mijn zus en ik het Nationaal Archief. We liepen naar binnen, keken om ons heen en het eerste wat we deden, als goed katholieke kinderen die een kerkachtige omgeving bespeurden, was knielen. Daarna waren we beschaamd en begonnen te lachen.)

De Amerikaanse ‘civil religion’ kent nationale heiligen zoals George Washington, Thomas Jefferson, en Abraham Lincoln. (Ik denk niet dat er een Sint Donald Trump zal komen, al zouden veel van zijn aanhangers dat graag zien.) De Verenigde Staten kennen een brede verzameling wetten die gedragscodes vastleggen. Het sleutelsymbool van de Amerikaanse ‘civil religion’ is natuurlijk de Stars and Stripes, de nationale vlag. Er is een overvloed aan sacrale schrijnen in de Amerikaanse ‘civil religion’: plaatsen als het Capitool in Washington, DC; het Lincoln Memorial; het Vrijheidsbeeld; de nationale begraafplaats Arlington, waar ‘martelaren’ worden begraven; Mount Rushmore, waar vier nationale heiligen worden herdacht; het Vietnam Memorial; en een grote verscheidenheid aan standbeelden en gedenktekens verspreid over het hele land. Ik ben vaak bij het Lincoln Memorial in Washington, DC, geweest. Wat me altijd opvalt is hoe stil mensen worden wanneer ze naar het standbeeld van Abraham Lincoln wandelen.

En natuurlijk kennen we feestdagen binnen de Amerikaanse ‘civil religion’, zoals de Fourth of July, Memorial Day, Washington’s Birthday, Martin Luther King Day, en uiteraard Thanksgiving.

De Amerikaanse ‘civil religion’ is altijd een diep gevoelde en sterk patriottische, alomvattende religie van de natie geweest. Zij wedijvert niet met de gevestigde godsdiensten, maar bestaat ernaast en wordt erdoor ondersteund. In veel Amerikaanse kerkgebouwen hangt bijvoorbeeld de Amerikaanse vlag als traditionele versiering. Mensen die zijn opgegroeid buiten de Verenigde Staten, zoals mijn Europese vrienden, kunnen de Amerikaanse verering van de vlag niet begrijpen, en evenmin dat van Amerikaanse burgers wordt verwacht dat zij de hand op het hart houden wanneer het volkslied wordt gespeeld of wanneer zij de Eed van Trouw zweren. In België wordt de vlag gehesen als er een belangrijke voetbalwedstrijd is.

De Amerikaans opvatting van ‘civil religion’ die teruggaat op het werk van Jean Jacques Rousseau (1712 – 1778) met echo’s van Alexis de Tocqueville (1805 – 1859), kreeg haar eerste grote invloed op de sociologische bestudering van godsdienst in de Verenigde Staten met de publicatie van een essay, getiteld ‘Civil Religion in America’, in 1967 geschreven door de godsdienstsocioloog Robert Bellah (1927-2013). ‘Terwijl sommigen hebben beweerd dat het christendom het nationale geloof is’, merkte Bellah op, ‘hebben slechts weinigen beseft dat er in feite naast de kerken een uitgewerkte en goed geïnstitutionaliseerde ‘civil religion’ bestaat in Amerika’. (Een van mijn genoegens, jaren geleden, was een reeks van informele gesprekken en lunch met Robert Bellah en zijn vrouw, toen zij onze universiteit bezochten.)

De ‘civil religion’ in de Amerikaanse cultuur is uniek, omdat zij zich niet richt op een specifiek te omschrijven maatschappelijke groepering maar op de samenleving als geheel; of, zoals de Engelse schrijver G. K. Chesterton (1874 – 1936) ooit opmerkte: de Verenigde Staten zijn ‘een natie met de ziel van een kerk’.

De Amerikaanse ‘civil religion’ heeft niet alleen de gedeelde kenmerken van een godsdienst, maar ook een herhaaldelijk uitgesproken geloof in een Goddelijke Voorzienigheid die waakt over Amerika: ‘In God we trust’ (Op God vertrouwen we) en ‘annuit coeptis’ (Hij stemt in met deze onderneming) op het biljet van 1 dollar, bijvoorbeeld. In 1956, op het hoogtepunt van de strijd met de officieel atheïstische Sovjet-Unie, nam het Amerikaanse Congres een gezamenlijke resolutie aan, getekend door president Dwight D. Eisenhower (1890 – 1969) waarin werd vastgelegd dat ‘In God we trust’ het nationale motto van de Verenigde Staten werd.

Tot aan de Burgeroorlog (1861-1865) richtte de Amerikaanse ‘civil religion’ zich vooral op de Amerikaanse Revolutie (1765-1791) als de slotacte van de uittocht uit de overzeese Oude Wereld. George Washington werd gezien als een van Godswege aangestelde nieuwe Mozes die zijn volk wegleidde uit de tirannie van de Oude Wereld, het Britse Rijk.

Met de Burgeroorlog deden nieuwe thema’s als dood, opoffering en hergeboorte hun intrede in de Amerikaanse ‘civil religion’. Zij werden gesymboliseerd in het leven en de dood van president Abraham Lincoln (1809 – 1865); en, aan het einde van de Burgeroorlog, in een reeks gebeurtenissen van de nationale ‘civil religion’ in de Goede Week. De generaal van de Confederatie Robert E. Lee (1807 – 1870) gaf zich over aan de generaal van de Unie General Ulysses S. Grant (1822 – 1885) op 9 april 1865, Palmzondag. Toen hij werd neergeschoten op Goede Vrijdag, 14 april, gaf president Lincoln zijn bloed voor zijn land. Lincoln overleed op zaterdag, en dus begon op de volgende dag, Pasen 1865, de Reconstructie, de wederopstanding onder president Andrew Johnson (1808 – 1875).

Een paar jaar voor zijn eigen dood zag de Amerikaanse dichter Robert Lowell (1917 – 1977) de betekenis van Lincoln voor de ‘civil religion’ in, en  gaf deze overweging: ‘De Gettysburg Address[1] is een symbolische en sacrale handeling. In zijn woorden stierf Lincoln symbolisch, zoals de soldaten van de Unie werkelijk stierven – en zoals hijzelf snel werkelijk zou sterven. Door zijn woorden gaf hij het slagveld een symbolische betekenis die eraan had ontbroken. Hij liet ons en ons land de idealen van vrijheid en gelijkheid van Jefferson na, samengebracht met de christelijke handeling van dood en hergeboorte. Ik meen dat dit een betekenis is die verder gaat dan sekte of godsdienst, en verder dan oorlog en vrede, en die nu deel uitmaakt van onze levens, als uitdaging, hindernis, en hoop’.

Het grote aantal doden vroeg na de Burgeroorlog om het oprichten van verschillende nationale begraafplaatsen. Hiervan wordt Gettysburg National Cemetery, dat Lincoln met zijn beroemde toespraak inwijdde, alleen nog overschaduwd door Arlington National Cemetery, dat werd begonnen op het landgoed van Robert E. Lee, tegenover Washington aan de andere oever van de rivier.

Memorial Day ontstond uit de Burgeroorlog. Memorial Day verenigt de bevolking en plaatselijke gemeenschappen in nationale eerbiediging, net zoals Thanksgiving Day, die werd geïnstitutionaliseerd tijdens het presidentschap van Lincoln, dient om gezinnen te verenigen in een nationale ‘civil religion’ van eenheid en dankbaarheid voor de zegeningen van de Goddelijke Voorzienigheid.

Het Amerika van na de Tweede Wereldoorlog was een ware voedingsbodem voor de Amerikaanse ‘civil religion’; en president Dwight David Eisenhower haar sterke voorspreker. Met de steun van mensen als dominee Norman Vincent Peale (1898 – 1993) en dominee Billy Graham (1918 – 2018) gaf Eisenhower leiding aan het krachtig veiligstellen van de plaats van godsdienst in het openbare leven. Zelfs wanneer, zoals hij zei, het hem niet uitmaakte welke godsdienst het was. Hij begon met het jaarlijkse ‘presidentiële’ ontbijtgebed, en de presidentiële gewoonte toespraken te eindigen met ‘May God bless America’. Met steun van Eisenhower voegde het Congres ‘onder God’ in de Eed van Trouw in, en zette ‘In God We Trust’ op alle munten. Weinig Amerikanen waren tegen deze stappen. Protestanten en katholieken waren tevreden, en Joodse Amerikanen hadden het gevoel dat zij wel konden leven met de vage religiositeit van Eisenhower.

Een heel populair nevenproduct van de ‘civil religion’ in deze tijd was dominee Norman Vincent Peale met zijn ‘Positive Thinking’-reli-psychiatrie. Peale was vermoedelijk de meest bekende predikant in de Verenigde Staten in de jaren 1940 en 1950. Toen Donald Trump een kind was, ging het gezin Trump geregeld naar de Marble Collegiate Church van Peale in Manhattan. Jaren later ging Peale voor bij het eerste huwelijk van Trump, met Ivana (1949-2022). Het was overigens Norman Vincent Peale die Donald Trump leerde aan zelfpromotie te doen en zichzelf te vereren.

De Amerikaanse ‘civil religion’ is nooit antiklerikaal of militant seculier geweest. Zij leende voortdurend van bestaande religieuze tradities, op zo’n manier dat de gemiddelde Amerikaanse burger nooit een conflict tussen beide heeft gezien. Op deze manier heeft de ‘civil religion’ zonder tegenstand van de kerken, krachtige symbolen van nationale solidariteit weten te scheppen en diepe lagen van persoonlijk engagement weten te activeren voor het nastreven van nationale doelen. En hier moet men werkelijk ook de bijdrage erkennen van openbare scholen als vormgevers aan de waarden van de ‘civil religion’.

Het hele panorama van de Amerikaanse ‘civil religion’ wordt gedragen door sleutelarchetypes uit de Bijbel: Exodus, uitverkoren volk, Beloofde Land, Nieuw Jeruzalem, Offerdood en Wedergeboorte. Maar hoe moeten mensen deze thema’s tegenwoordig begrijpen? En begrijpen ze die juist? Zelfs Robert Bellah merkte jaren geleden op dat ‘er niet steeds voor eerzame zaken een beroep op ‘civil religion’ wordt gedaan’.

Vandaag de dag wordt ‘civil religion’ begraven onder christelijk nationalisme en verschillende fundamentalistische bewegingen. We zien dat zij op nogal fanatieke wijze wordt gebruikt ter rechtvaardiging van racisme, politiegeweld, homofobie, vrouwenhaat en vreemdelingenhaat.

De Amerikaanse ‘civil religion’ heeft een ingewikkelde verandering doorgemaakt sinds 6 januari 2021, toen de Amerikaanse opvatting van politiek werd gekoppeld aan christelijk nationalisme. Onder degenen die op 6 januari het Capitool binnendrongen waren er velen die zeiden te worden geleid door hun christelijke overtuigingen. Maar, interessant genoeg, leden van de politie van het Capitool waarschuwden de demonstranten dat zij de ‘heilige grond’ van het Capitool onteerden.

Het religieuze nationalisme tijdens de opstand op 6 januari in Washington staat echter in schril contrast met de Amerikaanse traditie van ‘civil religion’, die heiligheid toekent aan symbolen (zoals het gebouw van het Capitool in Washington met een portret van de heilige George Washington in de ronde koepel) en plechtigheden die staan voor de Amerikaanse leidende principes, zoals nationale eenheid en waardigheid voor allen.

In zijn inaugurale rede op 20 januari 2021 veroordeelde president Biden het geweld in het Amerikaanse Capitool in religieuze taal, en bevestigde de heiligheid van Amerikaanse tradities. ‘Op deze gewijde grond waar nog maar enkele dagen geleden geweld probeerde het fundament onder het Capitool zelf omver te werpen’, zei hij, ‘komen we samen als een natie, onder God, ondeelbaar, om een vreedzame overdracht van macht te voltrekken, zoals we al meer dan twee eeuwen doen’.

John Carlson, onderdirecteur van religiestudies aan Arizona State University en interim-directeur van het Center for the Study of Religion and Conflict, schreef de dag na de inauguratie van Biden dat de Amerikaanse ‘civil religion’ volop te zien was tijdens de inauguratie: ‘Presidentiële inauguraties dienen als de hoogmis van de Amerikaanse “civil religion”: voor de “tempel van onze democratie” – het Capitool – leggen presidenten en vicepresidenten hun “heilige eed” af door hun handen op bijzondere Bijbels te leggen, vaak met een geschiedenis zo rijk als de plechtigheid zelf. De inaugurale rede van de president dient als een soort preek of catechismusles voor de massa’s… “Civil religion” is, zo, een geleerde term voor de gedeelde opvatting van principes, idealen, verhalen, symbolen en gebeurtenissen die de Amerikaanse ervaring van democratie beschrijven in het licht van hogere waarheden’.

Dezer dagen breek ik mij het hoofd: is deze opvatting van de Amerikaanse ‘civil religion’ nog nuttig bij het begrijpen van het sociaal-culturele leven in de hedendaagse Verenigde Staten? Zo niet, hoe moet men dan over godsdienst denken in de hedendaagse Verenigde Staten?  Hoe moeten we interpreteren wat er, sociaalpolitiek, gebeurt in de hedendaagse Verenigde Staten?  Wat zal de betekenis zijn van de tussentijdse verkiezingen in november 2022 als, volgens een analyse van de Washington Post, een meerderheid van de Republikeinse genomineerden voor het Huis van Afgevaardigden, de Senaat en sleutelposities in de staten – totaal 299 – de uitkomst van de presidentsverkiezingen heeft ontkend of betwijfeld?

Ik denk nog na over de ontroerende woorden en zinnen van het gedicht The Hill We Climb van Amanda Gorman, dat zij bij de inauguratie uitsprak:

 

And so we lift our gazes not to what stands between us,

but what stands before us.

We close the divide because we know, to put our future first,

we must first put our differences aside.

We lay down our arms

so we can reach out our arms

to one another.

We seek harm to none and harmony for all.[2]

 

(vertaling: Herman Simissen)

 

Reageren? Mail naar  jack.dick@kuleuven.be

 

John A. Dick (*1943) bekleedde als derde the Chair for the Study of Religion and Values in American Society aan de KU Leuven. Hij is voormalig academisch decaan van het American College van de KU Leuven en hoogleraar. Hij publiceerde onder meer samen met K. Schelkens en J. Mettepenningen A Aggiornamento? Catholicism from Gregory XVI to Benedict XVI (Brill, Leiden en Boston, 2013). Recent verscheen zijn boek Jean Jadot: Paul’s Man in Washington (Another Voice Publications 2021), een biografie van de Belgische bisschop Jean Jadot die van 1973 tot 1980 Apostolisch Afgevaardigde in de Verenigde Staten was.

 

[1] De toespraak die president Lincoln hield op 19 november 1863 bij de wijding van het oorlogskerkhof in Gettysburg, Pennsylvania. Bij de Slag bij Gettysburg in juli van dat jaar waren bijna 8000 soldaten omgekomen. (Noot van de vertaler).

[2] En dus verheffen we onze blikken niet naar wat tussen ons staat,

maar naar wat voor ons staat.

We sluiten de scheidslijn omdat we weten, willen we onze toekomst vooropstellen,

dat we eerst onze verschillen terzijde moeten leggen.

We leggen onze wapens neer

opdat we onze armen kunnen uitstrekken

naar elkaar.

We streven naar pijn voor niemand en eensgezindheid voor allen.