Over Vluchtlijnen van de poëzie en het werk van Jeroen Mettes

Frederik De Cock*

 

In een poging antwoord te bieden op de snel evoluerende wereld en marktsituatie vindt in het managementjargon van de organisatieleer een nieuw letterwoord zijn opgang. Was in de decennia na het einde van de Koude Oorlog de VUCA-wereld (Volatile, Uncertain, Complex, Ambiguous) als kader afdoende om de mondiale context te begrijpen, dan bleek dit in voorbije jaren steeds minder het geval en ging men op seminaries voor leidinggevenden en in directiekamers spreken over een BANI-wereld (Brittle, Anxious, Nonlinear, Incomprehensible).[i]

Dit nieuwe model doet u wellicht niet van uw stoel tuimelen van verbazing. We bevinden ons in een ondoorzichtig tijdperk dat velen onder ons zelfs als chaotisch zouden bestempelen. Een tijdsgewricht waarin we weinig of geen vat krijgen op bepaalde maatschappelijke tendensen en waarin de beslissingen in wereldlijke machtscentra zich als onlogisch of ronduit gevaarlijk voordoen. Dat Vladimir Poetin daadwerkelijk Oekraïne zou binnenvallen en een aanval inzetten op Kiev was compleet tegen de verwachting van de overgrote meerderheid van politieke analisten. Zo staat in de jaarlijkse vooruitblik van Geopolitical Futures – The World in 2022 onder het hoofdstuk Rusland de volgende conclusie te lezen: ‘Russia will continue to conduct covert and non-military operations to take control and maintain control over its buffers’.[ii] Amper een maand na de publicatie van het document rolden de rupsbanden van de Russische tanks over de Oost-Oekraïense grensposten.

VUCA en BANI zijn concepten die organisaties inzicht verlenen in de globale context waarin ze opereren en hun toelaten zich te wapenen tegen onvoorspelbare, snel veranderende omstandigheden. Natuurlijk is het ultieme doel het overleven en voortbestaan van de organisatie zelf, en het maximaliseren van haar winst. Hoe te reageren in een wereld waarin de afhankelijkheid van het wereldwijd handelssysteem precair wordt en het systeem zelf deels dreigt in te storten? De kwetsbaarheid van de mondiale toeleveringsketen, zeker voor wat betreft energie en voedsel, staat momenteel helemaal bovenaan de agenda van ontelbare landen en van intergouvernementele organisaties zoals de Verenigde Naties. Zal politieke of culturele omwenteling een kans krijgen, en hoe wenselijk is die eigenlijk wel wanneer we bijvoorbeeld de uitkomst van de Arabische Lente in rekenschap nemen? Hoe staan we tegenover een tekort of net een overdaad aan informatie, en wat is het werkelijke belang van de exponentieel toenemende stroom aan desinformatie? Wat is de rol van technologie in dit verhaal, en zullen toekomstige, nieuwe technologieën zoals artificiële intelligentie (AI) of genetisch gemanipuleerde organismen (GGO’s) de ondergang van de mensheid inluiden of juist haar redding betekenen? De populariteit van visionaire schrijvers die bovenvermelde thema’s aankaarten, zoals de Israëlische historicus-futuroloog Yuval Harari, spreekt boekdelen en toont aan hoezeer elk van ons met deze problematiek begaan is.

Of we nu terrorisme, de complottheorieën van Donald Trump, het Covid-19 virus of de oorlog in Oekraïne als voorbeelden nemen, het is heel waarschijnlijk dat elk van deze gebeurtenissen bij ieder van ons emoties oproept, en dat we de impact ervan op ons persoonlijk leven en welzijn de voorbije tijd gevoeld hebben of nog steeds voelen. Voor iemand die herhaaldelijk geplaagd wordt door een nachtmerrie waarin Poetin een kernbom op Brussel dropt zijn termen als ‘broosheid’, ‘angst’, ‘niet-lineariteit’ (d.i. het onevenwicht in of ontbreken van een rationeel verband tussen oorzaak en gevolg) en ‘onbegrijpelijkheid’ geen holle woorden. Hoe concreter een persoon de gebeurtenis in kwestie kan linken aan zijn eigen leven en belangen, des te urgenter ze ervaren wordt. Zo zijn de desastreuze gevolgen van de klimaatopwarming in tegenstelling tot een oorlog of een pandemie pas op langere termijn structureel waarneembaar en voelbaar, en zullen mensen juist omwille van dit uitstel in effect de noodzaak om de eigenlijke oorzaken aan te pakken minder ernstig nemen of in het slechtste geval negeren.

VUCA en BANI zijn cognitieve modellen die een organisatie toelaat zich te handhaven en helpt te functioneren binnen een grotere, soms vijandig gezinde maar fundamenteel inherente omgeving. VUCA ontstond, net als de term avant-garde trouwens, in een militaire context. Ethiek, maar ook socio-culturele aspecten zoals de rol die creativiteit, literatuur en kunst kan vervullen om ons te handhaven in een BANI-wereld komen niet of nauwelijks aan de orde. De heersende orde zelf, de kapitalistische op neoliberale leest geschoeide maatschappij staat al helemaal niet ter discussie.

En wat hebben literatuur en poëzie met dit alles van doen?

Een kleine minderheid van de hedendaagse poëtische productie heeft een politieke drijfveer. En slechts zelden is poëzie zowel politiek, experimenteel als persoonlijk tegelijkertijd. De Nederlandse dichter, essayist en literatuurwetenschapper Jeroen Mettes (1978-2006) vormde hierop een uitzondering.

Mettes startte in juli 2005 zijn weblog ‘Poëzienotities’ en sloot hiermee aan bij een recente maar geanimeerde periode van literaire poëziekritiek op het internet. Periodes van intense activiteit en inactiviteit wisselden elkaar af. Op 21 september 2006 plaatste hij een leeg bericht op zijn blog en stapte diezelfde dag nog uit het leven. Mettes was tevens een getalenteerde essayist en toentertijd bezig aan een vergevorderd proefschrift aan de Universiteit van Leiden.

Zijn scheppend en beschouwend werk dat grofweg dateert vanaf de eeuwwisseling tot aan zijn zelfgekozen dood op negentwintigjarige leeftijd werd in 2011 postuum gebundeld en uitgegeven bij Wereldbibliotheek.[iii] Onlangs, iets meer dan tien jaar dus na de publicatie van dit nagelaten werk, verscheen het boek Vluchtlijnen van de poëzie – Over het werk van Jeroen Mettes als zestiende deel in de wetenschappelijk reeks Studies over Experimentele Literatuur (SEL). Siebe Bluijs en Bram Ieven stonden in voor de redactie.

Was de wereld VUCA of toch al BANI toen Mettes nog leefde? En doet dat er wat toe? Zijn hoofdwerk N30 verwijst rechtstreeks naar 30 november 1999 en de grootschalige protesten van de anti-/andersglobalisten in Seattle tijdens de toenmalige ministertop van de Wereldhandelsorganisatie. Maar zijn dertig hoofdstukken tellend episch, niet-narratief gedicht-in-proza gaat ook over Nederland. Een willekeurig fragment:[iv]

            […]

Na afloop zeg ik: ‘Thank you,’ en zij: ‘Goodnight!’ We moesten allebei lachen. Het was een zomerse dag en toch regende het; het Rode Plein was langzaam volgegroeid met vlaggen.

De avond barst.

Zwart.

 

Een Somalische vrouw steekt onverwachts een sigaret op.

Wie mag ik helpen?

Droomfragmenten hergroeperen zich in mijn bewustzijn: onze flat keert terug als een kil doolhof van deuren en gallerijen die ik afren, op de vlucht voor de moordenaar – ikzelf – van mijn moeder. Ze doet de deur dicht en ik kijk in een spiegel.

Wat wil je nou?

 

It’s the economy, stupid! (…) ‘NIET AANZITTEN’ had ze erop geschreven. Maar als m’n vriend zei dat ik m’n buik in moest houden op het strand dan deed ik dat. Wat denkt u? Ik scan het boek op de zelfmoordpoging van de auteur en zijn opname in een psychiatrische inrichting.

He’s an Israeli spy,’ zei Gudrun. ‘Shoot him.’

 

[…]

Het is een verleidelijke gedachte om te gissen naar de mening die Mettes met ongetwijfeld scherpe pen zou verwoord hebben aangaande de financiële crisis van 2008, de burgeroorlog in Syrië, de migratiecrisis of de Brexit. En of zijn wereldbeeld, poëtica en schriftuur als avant-gardist gewijzigd zouden zijn als gevolg van de recente wereldgebeurtenissen. N30 was bedoeld als middendeel in een trilogie die over verleden, heden en toekomst zou gaan. Jeroen Mettes is jammer genoeg in het heden blijven steken.

Centraal in zijn denken en schrijven staat de radicale keuze voor verzet. Het beschouwende deel van het nagelaten werk heet niet voor niets Weerstandsbeleid. Voor Mettes is de kapitalistische, neoliberale samenleving totalitair. Er bestaat niet zoiets als een ‘buiten’. Mobilisering en strijd dienen noodzakelijkerwijs van binnenuit gevoerd te worden om zo het systeem kapot te maken. Het fundamenteel sociaal verlangen kan mogelijks in vervulling gaan door nieuwe verbindingen te leggen via de taal en zo een collectieve ontsnapping te bewerkstelligen uit het systeem dat iedereen gevangen houdt. Poëzie is inherent politiek en het is zaak om met de nodige intensiteit vluchtlijnen te genereren die voor een opening kunnen zorgen weg van de dominante orde om zo een nieuwe, andere wereld te scheppen. Men moet door het heersend discours heen breken om het paradijs te bereiken. In dit laatste opzicht plaatst Mettes zich in de literaire traditie van de hellevaart.

Het fragment uit N30 hierboven geeft een beeld van het fragmentarische en prozaïsche karakter van de tekst. De compositie heeft een oneindig open vorm, neigt naar het vormeloze. De tekst is voor Mettes een zichzelf uitschrijvend ritme, onttrokken aan de anonieme en alledaagse taal van de gemeenschap, dynamisch geassembleerd uit meervoudige stemmen en gemeenplaatsen. Niet de strofe of alinea maar de zin is hierbij de primaire bouwsteen. Men spreekt in die optiek over de ‘zinnenzee’ van N30. De stijlprincipes van parataxis (nevenschikking) en non sequitur (er volgt geen conclusie uit de premissen) zorgen ervoor dat de zinnen onder hoogspanning komen te staan en de betekenisvolle cesuur in de ruimte tussen de zinnen komt te liggen.

De alom aanwezige intertekstualiteit wordt naar analogie met de filosofie van Gilles Deleuze gezien als een ‘herhalen vol verschil’, als creatieve metamorfoses of een zingend verwerken van reeds bestaande teksten. Narratieve representaties moeten het dan weer ontgelden. Er is geen plaats voor fictie, enkel voor een geloof in de realiteit zoals die aan ons verschijnt. Verhalen ontnemen het zicht op de maatschappelijke werkelijkheid en de rol die literatuur daarin kan spelen. Het is aan de lezer om een fundamenteel ethisch oordeel te vellen over de tekst en om niet alleen betekenis, maar ook oorsprong aan het gedicht te geven.

De massamontage van N30 geeft de polyfone ruis van de wereld weer, niet op een cognitieve maar op een zintuiglijke, affectieve wijze. In dit opzicht is het geboden antwoord hier tegenovergesteld aan wat VUCA en BANI als bedrijfskundige modellen willen formuleren in reactie op de toenemende chaos in de wereld. Het beoogt geen continuïteit door inzicht en aanpassing, maar is juist destabiliserend en disruptief door de chaos zelf te componeren met als doel uit te willen breken.

Interessant aan Vluchtlijnen van de poëzie is de vluchtlijn die van Mettes oeuvre loopt naar een jongere, actieve generatie van Nederlandstalige dichters die eveneens zwemmen in die zeldzame vijver van politieke, experimentele en persoonlijke poëzie. In het laatste hoofdstuk van het boek wordt ingegaan op het de auteursfunctie en de positie die het lyrisch ‘ik’ inneemt in het werk van Frank Keizer, Maarten van der Graaff, Hannah van Binsbergen en Dominique De Groen. In hun respectievelijke oeuvre wordt geprobeerd het ‘ik’ te destabiliseren, al dan niet met een vruchtbaar resultaat tot gevolg. Hiertoe kan het ‘ik’ geanonimiseerd worden of juist expliciet getoond in al haar ideologische gesitueerdheid ten overstaan van de laat-kapitalistische samenleving in de eenentwintigste eeuw. Wat de vier dichters onderscheidt betreft hun vastberadenheid om uit het dominante systeem te ontsnappen.

Elk van de achttien medewerkers aan Vluchtlijnen van de poëzie vertrekt vanuit het vluchtpunt van Jeroen Mettes’ poëtica en dichtwerk om zo hun essay uit te werken en volgt daarbij een andere, aparte vluchtlijn. Dit resulteert in een gevarieerde belichting van een uniek en aanstekelijk oeuvre. Zo komen we onder andere meer te weten over de invloed van de Duitse Jena-romantici, Herman Gorter, Gertrude Stein, Ron Silliman en de L=A=N=G=U=A=G=E-dichters. Vele bijdragen zijn een aanvulling op de reeds goed gestoffeerde website omtrent Jeroen Mettes.[v] Het meer dan 250 pagina’s tellende boek is ondanks de veelzijdigheid aan vluchtlijnen goed gestructureerd in drie hoofdafdelingen, verzorgd uitgegeven en goed gedocumenteerd met bijgaand notenapparaat, literatuur- en naamregister, zoals dat een academische publicatie eigenlijk betaamt.

Misschien is de realisatie van dit boek wel een bevestiging van hetgeen letterkundige Jeroen Dera in het eerste hoofdstuk stelt wanneer hij de receptie en reputatievorming van Mettes’ werk belicht: dat werk genoot eertijds bij leven haast uitsluitend bekendheid in de blogosfeer van de poëziekritiek, en spreekt sindsdien vooral een academisch georiënteerd lezerspubliek aan. Toch blijkt Mettes mettertijd steeds meer voor te komen in overzichtswerken van een meer experimentele signatuur.

Het nagelaten werk op de kop tikken bleek echter geen sinecure. Zelf heb ik meer dan een maand moeten wachten eer ik mijn hand kon leggen op de enige, reeds uitgeleende exemplaren van N30+ en Weerstandsbeleid in de hoofdbibliotheek van Gent. Qua naambekendheid en verspreiding van Mettes’ poëzie en ideeëngoed kan het dus altijd nog beter, zeker gezien het activistisch georiënteerd werk de pretentie heeft lezers te willen mobiliseren door zowel de versinterne als versexterne poëtica van de auteur wereldkundig te maken. De website vult die lacune maar gedeeltelijk op.

Net nu engagement en zintuiglijkheid in de poëzie aan een opmars bezig zijn, zou het jammer zijn dat Mettes’ werk niet toegankelijk is voor de geïnteresseerde lezers. Bovendien gaan er her en der te lande en op sociale media stemmen op om experimentele poëzie te omarmen en meer af te wijken van de platgetreden paden zoals die nog vaak aan schrijfopleidingen of door sommige poortwachters in het literaire veld worden gevolgd. Mettes probeerde de manier te ontmaskeren waarop de onderliggende strekking van de contemporaine poëzie aansluiting vond of een aanvulling werd van de politieke status-quo. Zo was hij tegen de poëtica van de troost, van de verwondering, van de verstoorde lezer, van de ironie, enzovoort omdat die allemaal de bestaande kapitalistische orde zouden bevestigen.

Misschien wordt het tijd dat politieke, experimentele poëzie niet alleen gebracht wordt in studentenhuizen en culturele centra, maar dat ze stilletjes aan ook begint te infiltreren op seminaries voor leidinggevenden en in directiekamers?

 

Siebe Bluijs en Bram Ieven (redactie), Vluchtlijnen van de poëzie – Over het werk van Jeroen Mettes, Academia Press, Gent, 2021, 275 blz., € 34,99

 

Reageren? Mail naar: frederik.decock2@gmail.com

Frederik De Cock (Gent °1973) is dichter, behaalde een master in de politicologie en werkt als ICT verantwoordelijke in de luchtvaartsector. De voorbije jaren volgde hij de opleiding Poëzie aan de SchrijversAcademie te Antwerpen.

[i] Voor een Engelstalig artikel over VUCA en BANI, opgesteld door Jamais Cascio: https://medium.com/@cascio/facing-the-age-of-chaos-b00687b1f51d

[ii] GPF – GEOPOLITICAL FUTURES – The World in 2022, blz. 20, 18 januari 2022

[iii] Jeroen Mettes, N30+ (Nieuwe Zinnen) en Weerstandsbeleid (Nieuwe Kritiek), bezorgd door Piet Joostens, Frans-Willem Korsten en Daniël Rovers, Wereldbibliotheek, 2011

[iv] N30+ (Nieuwe Zinnen) – Fragment uit Hoofdstuk 24

[v] Website opgedragen aan het werk van Jeroen Mettes: www.n30.nl