Drift, september 2019

Herinnering, macht en verzet: een straattafereel in Boedapest

Maarten Van Alstein*

Enkele foto’s opgehangen aan een prikkeldraad. Eén ervan toont een groepje mensen naast een goederentrein, de meesten in burgerkleding, een enkeling in uniform. Het is een afdruk van slechte kwaliteit, de figuren lijken haast als spoken in het beeld te verschijnen. Een tweetalig Hongaars-Engels opschrift maakt duidelijk wat getoond wordt: ‘Hungarian gendarmes take over the Jews of Soltvadkert’. Op andere foto’s zie ik portretten van mensen – een man van middelbare leeftijd in pak en das, een vrouw die zelfbewust en onbeschroomd in de lens kijkt. Ook hier een opschrift: ‘They were citizens of Ujpest’.

De foto’s maken deel uit van een lange rij objecten, stenen, boeken en kaarsen die zijn opgesteld aan een straat langs het Vrijheidsplein in Boedapest, een van de belangrijkste memoriale sites van de stad, vlakbij het Hongaarse parlement aan de oevers van de traag stromende Donau. De reden van hun aanwezigheid is aan de overkant van de straat te vinden.

Daar werd in 2014 een monument opgericht dat, onder impuls van de regering van Viktor Orbán, ‘alle slachtoffers’ van ‘de Duitse bezetting van Hongarije’ in het voorjaar 1944 moet herdenken. De centrale figuur van de compositie is de aartsengel Gabriël – symbool voor het onschuldige Hongarije – die, tegen de achtergrond van een banale pseudo-klassieke structuur van timpaan en zuilen, in de nek wordt gevlogen door de scherpgeklauwde Duitse rijksadelaar. De boodschap is eenvoudig: de Hongaren werden in 1944 overrompeld door de Nazi’s, konden zich niet verweren, en hebben verder niets te zien bij de terreur en wandaden die tijdens de Tweede Wereldoorlog gepleegd werden.

Toen de plannen voor het monument bekend gemaakt werden ontstond er onmiddellijk verzet. Dat was zo hevig dat de overheden dan maar besloten het op te trekken onder de sluier van een warme zomernacht. Het verzet nam echter niet af. Burgers en middenveldorganisaties bouwden recht tegenover het nieuwe monument een contra-memoriaal. Hùn boodschap: wij protesteren tegen het monument omdat het suggereert dat de Hongaarse staat geen verantwoordelijkheid draagt voor de genocide die volgde op de Duitse inval.

Onder regent Miklos Horthy was Hongarije tijdens de Tweede Wereldoorlog een bondgenoot van Nazi-Duitsland. Hongaarse troepen vochten aan de zijde van de Wehrmacht mee in de Sovjet-Unie en Joegoslavië, waar ze betrokken waren bij misdaden tegen Joden. Om loyaliteit aan Berlijn te tonen, vaardigde de regering Horthy anti-Joodse wetgeving uit, gebaseerd op het Nazimodel. Voor 1944 vond er nog geen massale deportatie van Joden uit Hongarije plaats. Zo waren er in het voorjaar van 1944 nog steeds ongeveer 800.000 Joden aanwezig op het Hongaarse grondgebied – na de moord op meer dan drie miljoen Poolse Joden de grootst overgebleven Joodse gemeenschap in Centraal- en Oost-Europa. Nadat de Hongaarse regering onder druk van de opmars van het Rode Leger enkele onhandige diplomatieke openingen maakte in de richting van de westerse geallieerden, trokken Duitse troepen Hongarije binnen. Er werd een nieuwe premier geïnstalleerd, maar Horthy bleef aan als staatshoofd en de Hongaarse soevereiniteit werd niet geheel geëlimineerd. In nauwe samenwerking met de Nazi’s werd vervolgens een operatie opgezet om Joodse bezittingen te onteigenen. Het was voor iedereen meteen duidelijk dat dat de aanzet betekende voor massale deportaties. Een Duitse Einsatzgruppe kwam naar Boedapest, net als Adolf Eichmann, de deportatiespecialist van de SS. Bij de deportaties waren, zoals Timothy Snyder schrijft, echter ook volop Hongaarse politieagenten en functionarissen betrokken. Bovendien steunde de operatie op de registers van het Hongaarse ministerie van Binnenlandse Zaken. Tussen mei en juli 1944 werden ongeveer 437.000 Joden uit Hongarije gedeporteerd naar Auschwitz, zo’n 320.000 van hen werden vermoord.

Hoezeer de machtigen de herinnering aan politiek geweld ook naar hun hand willen zetten, de historische waarheid èn degenen die voor haar willen strijden zijn koppig. Het verzetsmemoriaal aan het Vrijheidsplein in Boedapest toont het gelaat van die koppigheid.

 

(Foto’s: MvA)