John Alonzo Dick*

 

Op 17 december 2023 wordt Jorge Mario Bergoglio, de huidige paus Franciscus, 87 jaar oud. Hij is nu tien jaar Bisschop van Rome. Op 30 september zal hij 21 nieuwe kardinalen benoemen, waardoor het aantal kardinalen dat bij een conclaaf mag stemmen op 137 komt. Maar ik vermoed dat het meest historische moment van zijn pausschap de beweging naar synodaliteit zal zijn. Franciscus heeft een synode bijeengeroepen die in oktober 2023 in Rome moet worden gehouden, met een volgende sessie in oktober 2024. Het onderwerp luidt: ‘Voor een synodale kerk: communie, deelname, missie’. Denkend over deze gebeurtenissen en over het recente bezoek van de paus aan de Wereldjongerendagen in Portugal, kwamen mijn gedachten bij de geschiedenis van de pausen.

De eerste paus die ik mij herinner was Pius XII, paus van 1939 tot 1958, die in 1950 het katholieke dogma van de Tenhemelopneming van Maria afkondigde. Maar ik vermoed dat veel mensen nooit hebben gehoord van Zuster Pascalina Lehnert. Als jonge non werkte zij met Eugenio Pacelli, de pauselijke nuntius in Beieren, en bracht daarna vele jaren in Rome door als zijn vertrouwde adviseur en assistent toen hij paus Pius XII werd.

Wanneer we de geschiedenis van de pausen bezien, zijn er feiten, zeker. Maar er zijn ook veel vrome fantasieën over het begin van het pausdom. Een van mijn oude kennissen, inmiddels een Amerikaanse kardinaal, herinnert mensen er nog graag aan ‘dat Onze Heer de Heilige Petrus uitkoos om de eerste paus te worden, hem makend tot de steenrots waarop de katholieke kerk deugdelijk kon worden opgebouwd’. Met alle respect, maar dit is een vijfde-eeuws verzonnen bedenksel. Het is geen geschiedenis.

In feite hebben we geen gedetailleerde historische verslagen van het leven van Petrus. We weten dat noch Petrus, noch Paulus de christelijke gemeenschap van Rome stichtte, want er waren christelijke gemeenschappen in de stad voordat beiden er kwamen. Evenmin kan men aannemen dat Petrus de opeenvolging van bisschoppen van Rome stichtte. Er zijn duidelijke historische aanwijzingen dat er in Rome geen enkele bisschop was tot bijna een eeuw na de dood van Petrus en Paulus. Voordat Petrus en Paulus kwamen, waren er zeker al christelijke oudsten en huiskerken in Rome. Leiding werd niet gegeven door een bisschop, als centrale bestuurder, maar door een groep van oudsten. Op zeker moment kan Petrus lid zijn geweest van die groep van oudsten. Deze hypothese wordt door sommigen aangehangen. Maar als we, in feite, historisch kijken dan lijken de ooit zo betrouwbare contouren van de leer van de ‘opvolging van Petrus’ te verdwijnen, zoals een droom na het ontwaken. We worden nu wakker.

Over weinig passages in de Bijbel is zoveel historische controverse en verdeeldheid geweest als over Mattheus 16:18. De discussie houdt nog aan, maar Petrus was niet ‘de rots waarop de kerk werd gebouwd’. De meeste hedendaagse katholieke en protestante theologen benadrukken dat Petrus nooit bisschop van Rome was. De katholieke theologen Raymond Brown (1928 – 1988) en John P. Meier (1942 – 2022) zijn er heel uitdrukkelijk over in hun boek Antioch and Rome: New Testament Cradles of Christianity: ‘Er bestaat geen serieus bewijs dat hij [Petrus] ooit bisschop of plaatselijke kerkelijke functionaris was van de kerk in Rome: een bewering die niet eerder dan in de derde eeuw werd gedaan. Hoogstwaarschijnlijk bracht hij voor 58 n. Chr. geen langere tijd in Rome door, toen Paulus naar de Romeinen schreef; en dus zou het pas in de jaren 60 geweest kunnen zijn en verhoudingsgewijs kort voor zijn martelaarschap dat Petrus naar de hoofdstad kwam’.[1]

Jeruzalem was het eerste centrum van christelijk leven. De eerste gemeenschap van christenen daar werd geleid, niet door Petrus, maar door Jacobus, een van de broers van Jezus. Tegen de tijd dat Jeruzalem werd verwoest door de Romeinen, in 70 n. Chr., bestonden er al gemeenschappen van christenen in Antiochië, Korinthe en Efeze, zo goed als in Rome.

Petrus speelde een rol in het Concilie van Jeruzalem (ca. 50 n. Chr.). Maar Jacobus, de broer van Jezus, had de leiding, en het was Jacobus die het definitieve oordeel uitvaardigde dat bekeerlingen tot het christendom niet hoefden te worden besneden. Daarna, volgens de Brief van Paulus aan de Galaten, ging Petrus (‘Kefas’ in het Aramees) naar Antiochië. Daar ruziede hij met Paulus, die hem verweet niet-Joodse bekeerlingen in vergelijking met Joodse christenen als minderwaardig te behandelen.  ‘Maar toen Kefas in Antiochië was, heb ik me openlijk tegen hem verzet, want zijn gedrag was verwerpelijk’ (Paulus, Brief aan de Galaten, 2:11).

Er bestaat een latere traditie, volgens welke Petrus en Paulus in Rome ter dood werden gebracht door toedoen van keizer Nero, die in 68 n. Chr. overleed. Volgens een oude legende zou Petrus ondersteboven zijn gekruisigd. Andere folklore geeft meer details over het leven en sterven van Petrus in Rome: zijn ruzies met de tovenaar Simon Magus, zijn wonderen, zijn poging te ontsnappen aan de vervolging in Rome, en een vlucht waarvan hij terugkeerde na een visioen van Christus, de ‘Quo Vadis’-legende. Maar geschiedenis is gebaseerd op daadwerkelijke gebeurtenissen, en legenden zijn zelden historisch.

Vanaf de tweede en derde eeuw zien we echter verhalen over Petrus ontspringen uit latere aannames, legenden, en veel creatieve verbeelding van mensen als Ireneüs van Lyon (overleden in 202 n. Chr.), een invloedrijke bisschop uit de vroege tijd in het zuiden van Frankrijk.

In de derde en vierde eeuw werd de term ‘paus’ – afgeleid van het Latijnse woord ‘papa’, dat ‘vader’ betekent – gebruikt voor bisschoppen in het algemeen, en later voor meer bijzondere bisschoppen. Zo zien we in de historische literatuur bij voorbeeld verwijzingen naar de ‘Papa van Constantinopel’ en de ‘Papa van Rome’. Indertijd werd aangenomen dat alle ‘papa’s’ moesten samenwerken. De ‘papa’ in Rome had een ereplaats, maar was niet de opperste beleidsbepaler. De ‘papa’ in Rome was de ‘eerste onder zijns gelijken’. Elke ‘papa’ was verantwoordelijk voor de kerk in zijn regio. Dit veranderde allemaal toen het Romeinse Rijk begon in te storten.

Toen het Romeinse Rijk na de dood van keizer Theodosius I in 395 uiteen begon te vallen, namen de bisschoppen van Rome steeds meer het beheer van het burgerlijke en kerkelijke leven in handen. De bisschop van Rome Papa Leo I (die in 461 overleed) werd bekend omdat hij Attila, de heerser van de Hunnen vanaf 434 tot aan zijn dood in 453, wist over te halen Italië niet binnen te vallen. Leo was een Romeinse aristocraat, zeer trots op zichzelf, en gek op verhalen en legenden over de Apostel Petrus. In 446 verklaarde hij plechtig: ‘Petrus spreekt tot de hele kerk door de bisschop van Rome’. En dit was het begin van het pausdom van Petrus.

De bisschoppen van Rome – de ‘papa’s’ – namen de rituelen, de kledij, de pracht en praal, en de machtsstructuren over van de Romeinse keizer. Op tal van manieren werd het oude Rome weer tot leven gewekt; en het werd gedoopt en bevestigd in het pauselijke Rome. Zelfs Metro-Goldwyn-Mayer Pictures zou niet in staat zijn geweest het keizerlijke Rome met zoveel precisie en zo in detail te reconstrueren als uitgevoerd door de bisschoppen van Rome.

Sinds de vijfde eeuw is er een lange parade van bisschoppelijke papa’s geweest in Rome. Sommigen waren vriendelijk en welwillend. Anderen waren meedogenloze en immorele despoten. Maar zij genoten allemaal nogal van het beschikken over de pauselijke macht.

In de loop der eeuwen waren er af en toe verschillende machtige bisschoppen van Rome die hun autoritaire gezag wisten te bevestigen en te versterken, en zo maakten zij de paus (tijdelijk) tot de belangrijkste vorst op aarde. Paus Pius IX probeerde natuurlijk dat opperste wereldlijke gezag te heroveren, toen hij, nadat hij in 1870 de Pauselijke Staat verloor, zichzelf onfeilbaar verklaarde. Hij hunkerde naar macht.

En zo gaat de geschiedenis van de pausen door en door.

Nadat ik mijn tekst voor publicatie deelde met een goede vriend, vroeg hij: ‘Maar wat nu met de overtuiging dat Petrus de eerste Paus was?’. Ik antwoordde: ‘Alleen met heel veel fantasie kan men stellen dat Petrus de eerste Paus was. Maar sommige katholieken in verleden en heden staan bekend om hun levendige fantasie’. En nee, ik ben bepaald geen antikatholiek.

Hoe verfrissend zou het zijn als de volgende paus de oude pauselijke keizerlijke kledij en rituele versierselen in een museum zou opbergen, of eenvoudig verkopen. De bisschoppen van Rome zouden zich een meer hedendaagse manier van kleden moeten aanmeten, en van zich bewegen onder de mensen. (Andere bisschoppen ook.) Eerst en vooral, zij zouden geen autoritaire vorsten moeten zijn. Zij zouden een eerlijke en transparante besluitvorming moeten doorvoeren, en gedeeld leiderschap in hun missie. Dat zou daadwerkelijk meer Jezus navolgen dan de oude Romeinse keizers.

 

PS – Voor een uitstekende geschiedenis van de pausen, zie Saints and Sinners: A History of the Popes van Eamon Duffy. De laatste editie omvat het ongekende aftreden van Benedictus XVI en de uitverkiezing van de eerste Argentijnse paus.

 

(vertaling: Herman Simissen)

 

Reageren? Mail naar john.dick@kuleuven.be

 

 

John Alonzo Dick (*1943) bekleedde als derde the Chair for the Study of Religion and Values in American Society aan de KU Leuven. Hij is voormalig academisch decaan van het American College van de KU Leuven en hoogleraar. Hij publiceerde onder meer samen met K. Schelkens en J. Mettepenningen A Aggiornamento? Catholicism from Gregory XVI to Benedict XVI (Brill, Leiden en Boston, 2013). Recent verscheen zijn boek Jean Jadot: Paul’s Man in Washington (Another Voice Publications 2021), een biografie van de Belgische bisschop Jean Jadot die van 1973 tot 1980 Apostolisch Afgevaardigde in de Verenigde Staten was.

 

[1] Raymond Brown en John P. Meier, Antioch and Rome: New Testament Cradles of Christianity, Paulist Press, New York, 1983, blz. 98.