Karel Buntinx (Inspiratio)*

 

In elk tijdsgewricht duiken er wel enkele figuren op die een onvergetelijke stempel op hun generatie drukken. Voor de Boomer-generatie is zo’n man Réginald Moreels. Geboren in Gent op 4 december 1949 – en eerdaags dus jarig – studeerde hij geneeskunde aan de Universiteit Gent. Hij vestigde zich als chirurg in Oostende. Al snel bleek hij geen zitvlees te hebben. In de jaren ’80 van de vorige eeuw werd hij medeoprichter en later voorzitter van de Belgische tak van Artsen Zonder Grenzen (AzG) en reisde in die functie de wereld rond. In 1995 stapte hij in de politiek om ‘de wereld te verbeteren’. Hij werd senator en later staatssecretaris en minister van Ontwikkelingssamenwerking en Internationale Samenwerking (1995-1999). Hij kijkt nog met tevredenheid terug op die periode. ‘Al heb ik mij toen haast dood gewerkt,’ vertelt hij. ‘Ik sliep gemiddeld amper vier uur per nacht.’ Maar vooral de praktijk bleef aan hem trekken. Als humanitair chirurg werkte hij in landen zoals Rwanda, Tsjaad, Ethiopië, Cambodja, Liberia, Angola, Somalië, Bosnië en de laatste jaren in Congo waar hij ook nu weer aan de slag is.

Met zijn 74 jaar lijkt Moreels mager, broos en breekbaar. Maar dat is slechts schijn. Onder die tere oppervlakte zit een taai, intelligent en vasthoudend karakter. Het mooiste voorbeeld daarvan is wat hij sedert 2014 doet in de Beni-regio, in het noordoosten van Congo. Het gebied, waar ruim een miljoen mensen leven, is een blinde vlek voor internationale hulporganisaties. En daarom richtte hij de organisatie UNICHIR op en bouwde in Beni een chirurgisch en verloskundig centrum. ‘Sinds 2015 ben ik al vaak afgereisd naar Beni om er zwaar zieke patiënten te opereren,’ vertelt hij. ‘Alleen, of met bevriende chirurgen, anesthesisten en verplegers. We werkten er eerst in zeer primitieve omstandigheden. Maar daar maakte het centrum gelukkig komaf mee. Ik beschouw het dan ook als mijn laatste grote missie.’ 

Waarom?

I.: (Inspiratio) Waarom? Waarom doet u wat u doet?

M.: Wel, ten eerste is er een soort wind die mij voortdrijft. Zoals wanneer je op de dijk wandelt. Dan moet je je soms wat naar achteren buigen omdat de wind je voortdrijft. Ik heb zo’n wind die me in het leven voortduwt. Een soort idealisme.

Een tweede invloed is het verlangen naar een meer ideale wereld, zelfs als dat voor mij gevaren meebrengt. Ik heb ooit een essay gepubliceerd rond de vraag: ‘Is de mens slecht?’ En mijn antwoord was: ja, maar we kunnen er iets aan doen. Dat is voor mij de enige zin van het leven: de personen en de wereld rondom jou beter maken. Wij zijn nu eenmaal niet geboren als volmaakte engeltjes. We moeten altijd vechten tegen onze ambities. Een ‘zoekend geloof’ kan ons daarbij helpen.

Nog een reden is dat wij in ons beroep een groot verschil kunnen maken. Als we als chirurg iemand kunnen redden is dat toch betekenisvol.

En een vierde en laatste reden, en dat heb ik pas op latere leeftijd ontdekt, is dat we zo andere mensen en andere culturen kunnen leren kennen. Die confrontaties verrijken ons. Maar ik denk dat er toch iets meer is. Schopenhauer argumenteerde dat ook de menselijke wil doorslaggevend kan zijn. Je moet eerst een grasmaaier ‘wìllen’ starten, en pas dan ga je het doen. Die ‘wil’ daagt mij uit om mijn leven verder te boetseren.

I.: Betekent dat dat u echt gelooft dat er een bovennatuurlijke bron is die ons aanstuurt?

M.: Ik zou dat een extra-natuurlijke bron noemen, niet bovennatuurlijk. Ik heb in mijn leven toch een aantal evenementen meegemaakt die toevallig gebeurden, maar in feite zeker geen toevalligheden waren. Ik geloof steeds minder in toeval. Ik geloof dat er wel ‘iets’ is, maar dat is iets van het nu. Verder weet ik het niet.

I.: Maar is er volgens u een godsfiguur die buiten onze denkwereld bestaat?

M.: (twijfelt even) Ik geloof wel dat er een kracht is, meer een figuur zoals Spinoza die omschrijft. Mijn traditioneel geloof is meer een geïncarneerd, een God-tot-mens-gemaakt geloof geworden. Ik heb wel een agnostische periode meegemaakt. Jezus is volgens mij toch op zijn minst de grootste profeet geweest die ons is voorgegaan. De Bijbelse teksten zijn sterke teksten die ons doen nadenken. En daarnaast is het zo dat de islam een geloof is van gebod en verbod, terwijl het christendom het geloof van de liefde is. En ze is ook vrij universeel. Het begon met een kleine groep van een tiental mensen waartegen Jezus zei: ‘Ga en vermenigvuldig u’ en dat is gebeurd. Het christelijke aspect van de aandacht voor de zwakken, heeft mijn leven bepaald en is nog steeds krachtig.

I.: U zegt dat wij gedreven worden door een soort geestelijke wind. Waarom gaan sommige mensen dan de andere richting uit?

M.: Je moet natuurlijk ergens gaan staan waar de wind waait! Je moet voor het goede kiezen. God is geen dictator. Hij heeft de mens geschapen met een vrije wil en het is aan hen om te beslissen wat ze met hun leven doen. Ik vraag me trouwens af of ik mezelf in mijn levensweg voldoende heb opengesteld voor God. Want God dringt zich niet op, Hij komt alleen als Hij uitgenodigd wordt.

Gevaren en verschrikkingen

I.: Bent uzelf ooit in levensbedreigende omstandigheden terecht gekomen?

M.: Ja, tweemaal. Eerst in Sarajevo waar de kogels me rond de oren vlogen terwijl ik met een legerkonvooi meereisde. En dat waren dan nog kogels van Belgische makelij, bleek later. En een tweede keer in Angola waar we gebombardeerd werden terwijl we een patiënt opereerden.

I.: Bent u ongeschonden uit de vele strijdtonelen die u gestreden hebt gekomen?

M.: Neen, ‘La guerre me dévore, la paix m’endore’, zei Sorj Chalandon ooit. Ik was destijds in Sabra en Shatila (Libanon) en heb daar wreedheden gezien zoals onthoofde kindjes enzovoort. Daar heb ik een soort anorexia aan overgehouden. Zeven jaren lang was dat een soort gevecht tegen inwendig terrorisme. Alsof er iemand anders in mijn vel zat die zei wat ik moest doen. Die woestijntocht was eigenlijk een optelsom van al de verschrikkelijke ervaringen die ik ervoor had meegemaakt, plus natuurlijk de vier jaren keiharde politiek in België.

I.: U bent een pacifist.

Hoe reageert u op oorlog?

M.: Ik ben geen pacifist. Ik ben een non-violant activist. Ik ben wel visceraal tegen elke vorm van geweld. Zodanig zelfs dat als ik een politieagent zie, al begin te beven. Ik volg de regel: ‘To face injustice, you sometimes have to use violence’. Soms moet de internationale gemeenschap werkelijk optreden. Ik denk aan wat gebeurde in maart 1988 in de stad Halabja in Koerdistan, Noord-Irak. Daar werden 7000 mensen in een paar minuten tijd vergast met gifgas als sarin en mosterdgas. Slechts 10 jaar later is dat echt in de media gekomen ter gelegenheid van een plaatselijk herdenkingsmoment. Maar ikzelf en een andere arts waren twee dagen erna, na een gevaarlijke, clandestiene tocht, als enigen ter plaatse. Wat we aantroffen was een modern Pompeï. Het leven was er blijven stilstaan. De vrouwen die aan het koken waren lagen over hun kookpotten, een chauffeur lag met zijn hoofd op zijn stuurwiel, het kind naast zijn bal… Dat zijn dingen die bijblijven en waaraan ik elke week nog een paar keer moet terugdenken. Dat laat me nooit meer los. Dat vreet me voortdurend een beetje op, zonder dat ik daar sentimenteel wil over zijn.

I.: Wat kan er dan gebeuren?

M.: Een basisregel is dat je nooit overdreven geweld mag gebruiken tegenover degenen die jou hebben aangevallen. Ik heb dat in 1996 tegen Kagamé in Rwanda gezegd, en dat geldt ook voor Israël vandaag. Want je maakt daarmee onschuldige slachtoffers. Wij werken als AzG nog altijd in Palestina. Ik heb de Belgische hulpverlening daar opgestart toen ik nog minister was.

Congo en de paus

I.: Het kerngebied waar u tegenwoordig actief bent is Congo. Ikzelf heb het moeilijk met de tegenwoordige benadering van het Belgisch kolonialisme daar destijds. Wordt het in Congo zelf vandaag inderdaad als zo verschrikkelijk ervaren? En vindt u dat wij daar ergens restitutie voor moeten doen?

M.: Ik denk niet dat onze generatie de zonden van onze voorouders op zich moet nemen. Je bent alleen maar verantwoordelijk voor je eigen daden. Al zijn daar ook misdaden tegen de mensheid gebeurd. Maar er zijn ook enorm veel positieve dingen gebeurd die de Congolezen vandaag nog appreciëren. Bijvoorbeeld de ziektebestrijding heeft miljoenen mensenlevens gered. En bovendien, de mensen ginds trekken zich daar geen bal van aan. Zij hebben andere prioriteiten en vinden nog altijd dat wij de buitenlanders zijn die het dichtst bij hen staan. Ik noem het een soort haat-liefdeverhouding. Wat me wel opvalt, en dat is overal in Afrika zo, is dat er een nieuwe Afrikaanse fierheid is opgekomen. Ik heb die fierheid nog duidelijk gezien bij de opening van ons centrum in augustus. En ik gebruik dat, ik laat hén de beslissingen nemen en blijf hen vanop de achtergrond begeleiden.

I.: Maar de Congolezen verwijten ons dus niets?

M.: Je moet niet vergeten dat er door de oorlogen in Rwanda en Oost-Congo 7 miljoen doden zijn gevallen. Dát houdt hen bezig. Want dat kan niet. Daar moet internationaal ingegrepen worden. Ik heb daarom bijvoorbeeld ook bij het Vaticaan aangedrongen om in te grijpen. Ik ben zelfs bij de paus persoonlijk geweest en ik heb hem onder vier ogen kunnen spreken. Hij zei dat hij zou tussenbeide komen. ‘Maar,’ zei hij, ‘je zult dat niet zien, heb patientia, onze diplomatie gaat zeer discreet te werk.’ Maar iedereen weet dat het diplomatieke netwerk van het Vaticaan één van de grootste ter wereld is.

I.: Ook uw dood komt korterbij. Hoe kijkt u daarnaar?

M.: Ik weet eigenlijk niet of er een nabestaan is. Ik ben daar wel mee opgevoed. Maar nu weet ik dat eigenlijk niet meer. De enige troost waarvan ik zeker ben ligt in de nagedachtenis van de gestorven persoon. En misschien is er wel een soort re-manifestatie. Maar ik ben ook angstig van de dood, hoor, dat geef ik toe.

 

Réginald Moreels werd recent genomineerd als auteur van ‘Het Meest Spirituele Boek’ 2023 voor zijn boek Engageer u (uitgeverij Halewijn). Hij schreef voorts tientallen boeken zoals Geen normen maar waarden (2004), en Is de mens slecht? (Halewijn, 2017).