Drift, april 2018

Ludo Abicht *

De maanden – nu al bijna jaren – vóór de verkiezingen zijn de beste aller tijden. Het wordt je met handen en voeten duidelijk gemaakt dat, welke partij er ook aan de macht komt, deze heren en dames je gegarandeerd het paradijs op aarde zullen bezorgen. Indien je hen gelooft hoef je je niet om de toekomst te bekommeren, want al deze verantwoordelijken zullen je een beter leven, meer vrijheid en een grotere kans op het vinden van geluk verzekeren. Op voorwaarde natuurlijk dat je hen verkiest.
Het zijn ook de slechtste aller tijden, want indien je je van partij vergist en dus niet voor hen stemt, wacht je de hel: de oceanen zullen onbevaarbaar worden door de exponentiële toename van plasticeilanden, de vissen sterven uit en de vogels vallen uit de hopeloos vervuilde lucht. En dat is nog niets in vergelijking met het lot dat de mensen te wachten staat, verpletterd als we zullen worden tussen de hamer van de gecollectiviseerde armoede en onvrijheid en het aambeeld van de schaamteloos egoïstische dictatuur van de bankiers en plutocraten.
In een samenleving die de georganiseerde ongelijkheid verbergt achter de valse euforie van een veralgemeend consumentisme zouden dergelijke karikaturen en vertekeningen ons niet echt moeten verwonderen, want we weten nu toch al sinds meer dan een halve eeuw dat het medium inderdaad de boodschap verdrongen heeft en de zo verfoeide persoonlijkheidscultus uit de stalinistische staten, waarvan Noord-Korea nog een laatste authentiek museumvoorbeeld is, in feite ook de politieke agenda van onze liberale rechtsstaten aan het bepalen is. Met als gevolg dat de scheiding der machten en vooral de wetgevende macht door de verkozen parlementen nog nauwelijks ernstig genomen wordt. Terwijl de mainstream media die deze essentiële democratische taakverdeling streng zouden moeten bewaken steeds minder lijken te beseffen dat ‘kritisch’ zijn in feite betekent te ‘onderscheiden’ tussen waar en vals, democratisch en demagogisch, geïnformeerd en geïndoctrineerd, en niet mee te huilen met de wolven in het bos van het conformisme, zoals maar al te vaak het geval is.
Is het niet hartverscheurend tot het inzicht te moeten komen dat je een toespraak door een gezagsdrager of een tekst van een hoofdredacteur en zelfs een columnist al van te voren kan raden, wat betekent dat er wellicht wel van een ‘open debatcultuur’ gesproken kan worden, maar dat het debat zelf quasi inhoudsloos en dus voorspelbaar geworden is? Je weet dat de splinters in de ogen van de politieke, religieuze of intellectuele tegenstanders zoveel meer aandacht zullen krijgen dan de balken in de ogen van de medestanders en je stelt je, als gewone maar niet helemaal verdwaasde burger de vraag wat we met deze aan alle kanten groeiende Gehässigkeit, deze weigering om ook maar even te realiseren dat ook jij je kan kan vergissen, naartoe gaan (of liever: verglijden). Deze pathetische en vaak pathologische vaststelling herinnert me aan een uitspraak van Heinrich Heine in zijn drama Almansor, vers 243f: ‘waar men boeken verbrandt zal men ook mensen verbranden’. In het stuk ging het over de verbranding van de Koran, maar de associatie met de Bücherverbrennung en de daaropvolgende Jodenmoord door de nazi’s is onvermijdelijk.
Het is mijn diepste vrees dat deze aanhoudende Gehässigkeit, waarbij men geen moeite meer doet om – God beware! – naar elkaar te luisteren, vooral naar hen die het niet met ons eens zijn, wel eens vlugger naar censuur, zelfcensuur en uitsluiting van individen en mensen zal leiden dan we nu denken. Het verschil tussen de burgers die de gordijnen dicht trokken om de treinen met gedeporteerden niet te moeten zien en de manier waarop wij klein en groot onrecht rond ons en in de (onze) wereld niet opmerken of, welllicht nog erger, als onvermijdelijk wegrationaliseren, is eerder gradueel dan wezenlijk, vrees ik. Zoals Bertold Brecht schreef onder een foto van in de modder liggende Duitse helmen van vluchtende soldaten: hun nederlaag begon niet toen ze in paniek moesten vluchten, maar toen ze deze helmen gehoorzaam op hun hoofd zetten.