Drift, mei 2019, gepubliceerd in Streven, mei-juni 2019 

Walter Weyns *

Ik zou het graag hebben over het klimaat als een logisch probleem. Er zitten namelijk nogal wat paradoxale kantjes aan de klimaatkwestie. Dat is niet het eerste waaraan klimaatrealisten, -activisten of -sceptici denken als ze met mekaar bekvechten. Maar nadenken over logische kwesties stemt tot sereniteit, en dat kan het debat goed gebruiken. Bovendien werpt het een licht op de klimaatzaak die kan bijdragen tot de oplossing ervan.

De twee volgende paradoxen – er zijn er meer – duiken vaak op als het klimaat ter sprake komt.

De paradox van Giddens

Bescheiden als hij is, noemde de socioloog Anthony Giddens de eerste klimaatparadox naar zichzelf. De Giddens-paradox luidt dat aangezien de effecten van klimaatverandering pas op langere termijn echt merkbaar zijn, heel wat mensen maatregelen niet nodig vinden. Pas als de catastrofale feiten zich opstapelen zullen ze beseffen dat er iets moet worden gedaan. Maar dan is het te laat. De Giddens-paradox komt er dus op neer dat men simulaties en prognoses van klimaatmodellen als reëler moet leren beschouwen dan wat je met je eigen ogen ziet. Of nog: dat je de huidige (precatastrofale) beleefde realiteit moet leren zien als schijn en gesimuleerde catastrofes als werkelijk. Het valt sommigen heel moeilijk om die sprong in de ‘klimaatrealiteit’ te maken. En dat is ook begrijpelijk. Wie gelooft wat de ogen (nog) niet zien? Maar de sprong niet maken zal nog lastiger zijn – al zal de last wellicht niet meer voor hen zijn.

De paradox van doen en niets-doen

De tweede paradox luidt dat niets-doen geen optie is, maar doen-zoals-we-altijd-al-bezig-waren evenmin. Deze paradox lijkt op het eerste gezicht een lachertje. Van een schijnbare tegenstrijdigheid gesproken! Natuurlijk moeten we niet bij de pakken blijven zitten, en we moeten al helemaal niet onverantwoord blijven voortproduceren. We moeten anders gaan produceren en leven. Daar is toch niets paradoxaals aan!

Neen, oké, maar hoe moeten we anders gaan produceren? Met kennis van zaken natuurlijk, ons ten volle bewust van de sociale en ecologische effecten van wat we uitrichten. Juist, maar wat zou ‘kennis van zaken’ vandaag anders kunnen betekenen dan dat je de ecologische voetafdruk meet van alles en nog wat? Wat kan het anders betekenen dan dat je een regime installeert van alziende observatie, en monitoring, en intelligente terugkoppeling? Vang je zo de wereld niet in een gigantisch net van – liefst geautomatiseerde – controlerende, (bij)sturende en bestraffende mechanismen? En is, zo bekeken, het nieuwe klimaatregime geen variant van het moderne beheersingsproject dat de wereld aan zich wilde onderwerpen? Is het, om met Adorno te spreken, geen ‘verwaltete Welt’ in het kwadraat? Is de waan om het klimaat te willen beheersen niet het broertje van de waan om de wereld volgens eigen wil in te richten – een variant van moderne almachtswaan? Is het recept hier niet, paradoxaal genoeg, verwant aan de kwaal?

Deze paradox werd in een andere gedaante uitgewerkt door Ulrich Beck. Hij wees erop dat wetenschap en techniek, naast enorme mogelijkheden, ook enorme problemen voor de mens in het leven riepen, en, o paradox, dat de problemen zó groot zijn dat ze alleen door wetenschap en techniek kunnen worden opgelost. Het is heel goed mogelijk dat we allang in een eindeloze spiraal zijn terechtgekomen van wetenschap en techniek die rotzooi voortbrengen die ze alleen zelf kunnen opruimen, en wel op een manier die nieuwe problemen met zich mee brengt, die dan op hun beurt, enzovoort.

Dat is voor sommigen een bron van nostalgie – hoe zalig was het toch om onbezorgd over de aarde te huppelen – maar het hoeft geen reden tot paniek te zijn. Wat is de klimaatcrisis immers anders dan een zoveelste variant van de conditie van de mens, dit instinctarm wezen dat zich voortdurend problemen op de hals haalt die het door eigen inventiviteit moet zien op te lossen? Maar tegelijk heeft het ook iets van een zondeval. Nooit zullen we nog over deze globe kunnen struinen in de onbezorgde overtuiging dat wat een boeltje we er ook van maken, onze Moeder Aarde wel voor ons zal zorgen. Helaas kan ze dat niet meer. Ze te is te oud en haar krachten nemen af. Nu is het aan ons om voor haar te zorgen. Wellicht heeft ze iets aan wetenschap en techniek – al is dat nog niet helemaal zeker. Maar ze zal zeker iets hebben aan onze soberheid. En wij ook.