Boekrecensie

Ludo Abicht*

 

De bundel Lieve Ganymedes. Homo-erotische gedichten uit de middeleeuwen bevat achttien Latijnse gedichten, in het origineel en in Nederlandse vertaling door Stijn Praet, gastprofessor Latijnse letterkunde aan de Universiteit Gent. Het erudiete nawoord, de commentaren bij de gedichten en de bibliografie nemen bijna evenveel plaats in als de gedichten, maar zijn nodig om die in hun historische literaire en sociale kader te plaatsen. Historisch-literair zijn de vele verwijzingen naar de klassieke Latijnse poëzie van onder meer Ovidius en Vergilius, de Bijbel, de vroege Arabische en Hebreeuwse lyriek, de Griekse mythologie en de middeleeuwse godsdienst. Dat er vaak op de Bijbel gealludeerd wordt heeft waarschijnlijk te maken met de klerikale status van veel van deze dichters die eerbiedwaardige functies bekleedden als abt, kapittelheer of monnik. Het is onder die omstandigheden dan ook begrijpelijk dat een aantal van hen anoniem blijft, hoewel het toch opvalt hoe open en direct in de klassieke Oudheid en de christelijke middeleeuwen over homo-erotiek of homoseksualiteit werd gesproken en gepubliceerd. Hoewel de publicatie van deze perfect verzorgde bundel verheugend is, blijf ik als lezer nog met een paar vragen zitten.

Ten eerste: Waarom zijn die achttien gedichten, met uitzondering van twee anonieme bijdragen, het werk van niet meer dan zes dichters? Er moeten toch veel meer van dergelijke teksten geschreven zijn tussen de tiende en de elfde eeuw? Of zijn deze zes namen representatief voor de hele verzameling van homo-erotische gedichten uit die periode? Bovendien weten de vertaler noch zijn bronnen altijd of het hier nu om gedichten gaat over een vrouwelijke of mannelijke geliefde, een meisje of een jongen, of zelfs een androgyne knaap. Dit is van belang voor de volgende vraag.

De vertaler spreekt van homo-erotisch. Wanneer we dan de definitie van Herbert Marcuse in Eros en Beschaving (1955) gebruiken, valt het hier op dat er zowel homo-erotische als ongenuanceerd homoseksuele teksten in deze selectie staan. Erotiek is dan een meer afstandelijke, literair gesublimeerde vorm van liefde, terwijl homoseksuele teksten het geslachtelijke verkeer bijna klinisch beschrijven. Is de term ‘homo-erotisch’ dan niet enigszins misleidend?

In het nawoord betreurt de vertaler het dat het verhaal van Ganymedes, de knaap die op bevel van een veel oudere man werd ontvoerd en verkracht, is uitgegroeid tot ‘één van de grote referentiepunten voor homo-erotiek in de Europese letteren’. En hij voegt eraan toe: ‘Maar dat heeft waarschijnlijk meer te maken met de geschiedenis van de mannelijkheid dan met die van de mannenliefde op zich’. Door dit onderscheid een beetje uit te werken had hij zinvol kunnen bijdragen aan de actuele discussies over gender- en seksuele problemen, patriarchaat en dominantie. Komen deze onderwerpen dan niet voor in de middeleeuwse homo-erotische poëzie?

De vertaler heeft gekozen voor een vlot leesbare ‘literaire vertaling’ boven een ‘letterlijke’ vertaling en is daar ook in geslaagd. Diegenen onder ons die nog de traditionele Griek-Latijnse humaniora gevolgd hebben kunnen ook zien hoe hij de klassieke dactylische hexameters en elegische disticha omgezet heeft in jambische hexameters en pentameters, en in bepaalde gevallen het eindrijm heeft ingevoerd om de toon van het origineel beter weer te geven.

Een van de mooiste gedichten in de sobere maar stijlvol uitgegeven bundel is het elegische ‘O admirabile Veneris idolum’, hier vertaald als ‘Treurlied’:

 

Ach, mijn aanbiddelijke afgod van de minne,

Je wezen is haast te volmaakt voor dit bestaan.

Dat onze Heer zich over jouw heil mag bezinnen,

Hij die de aarde en de zee schiep en de maan.

 

Ik hoop dat nergens jou een dief weet te verleiden

en smeek met aandrang de Gezusters van het Lot

om jou met liefde elke misstap te doen mijden,

en voor jouw schip de zegen van een watergod.

 

Vertel me: wáárom wil je me zo graag ontvluchten,

terwijl ik zo ontzettend innig van je hou?

Wat moet ik doen, bij wie moet ik mijn hart nu luchten,

nu ik je niet meer zie, ellendig in de kou?

 

Ooit werd de mens uit het gebeente van de aarde,

uit haar gesteente na een zondvloed weer hermaakt.

Mijn jongen, jij bent uit diezelfde steen geschapen,

Dus door mijn droef gesnik blijf jij onaangeraakt.

 

Allicht zit vrolijk mijn rivaal met jou te dwepen

terwijl ik hier ten onder ga aan mijn gezucht.

Ik kreun zoals een hinde die net heeft begrepen

Dat haar geliefde hertenkalf haar is ontvlucht.

 

Lieve Ganymedes. Homo-erotische gedichten uit de middeleeuwen, vertaald door Stijn Praet, Poëziecentrum, Gent, 2021, 88 blz. ISBN 978 90-5655 349 4, € 20,-