Ruud Welten*

 

We leven vandaag in een staat van beleg. Het was Albert Camus die de pest vergeleek met een totalitaire macht. Niet in De pest, dat we de afgelopen maanden massaal zijn gaan herlezen, maar in zijn L’État de siège (De staat van beleg), het theaterstuk dat hij in 1948 schreef. Daarin wordt de pest gepersonifieerd in de figuur van een dictator. Het verband tussen de coronapandemie en totalitarisme is snel gelegd. Het virus houdt ons in de greep, nog steeds, en het eind is nog niet in zicht. Het oefent een ware terreur uit. Drie weken angst ervaren is nog te doen, daarna gaan we onze verdringingsmechanismen activeren. We willen onszelf bevrijden in het tragische besef dat wij niets hebben te willen, maar dat het virus oppermachtig is. We kunnen demonstreren tegen maatregelen, maar niet tegen het virus zelf, dat zichzelf even onzichtbaar als ongrijpbaar voortbeweegt. Het woord ‘virus’ en de voorstelling die we ervan zijn gaan maken zetten ons op het verkeerde been. Ook al heeft niemand het ooit gezien (behalve enkele virologen in laboratoria), zijn we gaan denken dat het een bolletje met uitstekels is; een personage in cartoons, een smiley met een venijnige grijns. Een andere voorstelling is mogelijk: corona is geen minuscuul organisme dat ons ziek maakt, maar een organische, allesverslindende massa. Want hoe is het mogelijk dat zo’n ‘virusje’ in de kortste keren de hele aardkloot overspoelt, de menselijke cultuur lamlegt en ons zo in de greep houdt? Blijkbaar hebben we iets gemeen, dat virus en wij. Het virus is immers niets zonder de gastvrijheid van mens en dier. Het virus is als wij: een organische massa. Op een of andere manier moet ik, naast aan Camus, de laatste maanden steeds denken aan een andere Nobelprijswinnaar, Elias Canetti (1905-1994). Canetti publiceerde zijn monumentale Massa en Macht in 1960, waarin hij volledig gedesillusioneerd door de verschrikkingen van het nazisme en het communisme de mensheid trachtte voor te stellen als een massa, dat wil zeggen als een organisme dat nietsontziend zijn eigen blinde wil en krachten volgt.

 

Een massa is voor Canetti allesbehalve een verzameling individuen. Sterker nog, het hele idee van een zelfstandig individu is voor hem een hoogmoedig narcistisch beeld van de mens die geheel misplaatst meent zelf iets te zijn. Ik weet dat Canetti niets van Freud moest hebben, maar in zijn wantrouwen ten aanzien van het zelfbewuste ego stijgt hij de Weense psychiater naar de kroon.  Canetti’s Massa en macht daagt uit om de coronacrisis eens van een andere kant te bekijken. Canetti herinnert eraan dat epidemieën als natuurrampen voortwoekeren. Maar een epidemie heeft een cumulatief verloop, zo schrijft hij, in tegenstelling tot een aardbeving (of een tsunami), die in één keer zijn slag slaat. Een pest, een Spaanse Griep — een coronavirus — is even onzichtbaar als alomtegenwoordig, waardoor het ons in een dictatoriale greep houdt. In zijn onverbeterlijke pessimisme voegt Canetti eraan toe dat, zodra de epidemie zich heeft gevestigd, hij in niets anders kan uitlopen dan op de gemeenschappelijke dood van allen. Goed, zover zijn we nog niet, en we doen er alles aan om het zover niet te laten komen. Maar we begrijpen wel waarom een epidemie voor Canetti alleen als massa en macht begrepen kan worden (om over een pandemie nog maar te zwijgen). Pas in de resultaten, de massagraven, de bergen lijken, zien we ook werkelijk dat het om een massa gaat. Dat is de tragedie van een epidemie: hij wordt zichtbaar als het al te laat is. Daarom gaat een epidemie altijd gepaard met paniek.

 

Corona is een biologische massa. Geen mensenmassa, voor alle duidelijkheid. En dan kun je je afvragen of Canetti nog van toepassing is. Canetti zou hooguit spreken van corona als een ‘massasymbool’ zoals hij het noemt, een collectieve eenheid, die niet uit mensen bestaat. Corona lijkt zo bezien op vuur, dat overal ineens kan opduiken en vernietigend kan toeslaan. Maar Canetti zal ons er steeds op wijzen dat een dergelijke manier van spreken metaforisch is voor wat een mensenmassa kan zijn.  Toch probeer ik me corona als een biologische massa voor te stellen. Die ontstond ergens ver weg, zo wordt ons verteld.  Tussen de kooien levende dieren, vleermuizen en kadavers droop een onzichtbare wanstaltige massa langzaam naar beneden en verdampte in de lucht die door de marktbezoekers werd ingeademd. Al snel was de massa verhuisd naar mensenlichamen en zonder dat ze het merkten kroop het langzaam uit hun oogkassen en neuzen, om als rochels uit hun lichamen te worden geworpen. Niemand weet waar de wasemende dodelijke massa vandaag kwam, maar iedereen weet dat hij er opeens was. Waarschijnlijk is het ergens uit het voorgeborchte van Dante’s hel gekropen of in elk geval uit een tijd van voor mensenheugenis, nog voordat God de aarde van de wateren scheidde. De weerzinwekkende massa werd alleen maar groter en wat niemand had geloofd als iemand het had voorspeld: het kroop tot in alle uithoeken van de wereld, die niets anders kon doen dan op slot te gaan. Het houdt ons in de greep. Zeker als we weten dat elk ander mens de dodelijke dampen kan uitademen. Hij kan zo’n zombie zijn, hij kan ‘het virus met zich meedragen’, ook als die ander dat niet weet.

 

Waar we normaal gesproken onze weerzin ten aanzien van de ander door cultuur en normen- en waarden trachten te overwinnen, daar gebeurt nu precies het tegenovergestelde: onze angst en weerzin, onze smetvrees, wordt gereguleerd en in protocollen over het volk verspreid. Normaliter is de beschaafde samenleving er om de weerzin ten aanzien van de ander te boven te komen, nu leert ze ons vooral afstand te houden.  Mensen die altijd al leden aan een klinische smetvrees — aan een fobische angst voor de ander die mogelijkerwijs de meest vreselijke ziekten met zich meedraagt — voelen zich nu gesterkt in hun gelijk. Uw vrees was terecht, uw gedrag — uw handen stukwassen, thuisblijven, anderen vermijden — bleek inderdaad verstandig. Blijf het vooral doen. Het blijkt dat u helemaal geen psychische afwijking had. Het wordt norm voor het gehele volk, voor de gehele wereld.

 

Het woord ‘virus’ is dan ook veel te abstract. Dat er een woord voor bestaat doet vermoeden dat het al is ingebed in het geheel van kennis die we geneeskunde noemen. En dat is wat betreft het coronavirus nu precies niet het geval. We weten het niet. We hebben niets, geen sluitende theorie, geen antivirus, alleen een paar mondkapjes waarvan we eigenlijk ook niet weten of die enige bescherming bieden. Het is een ‘virus’, dat is waar, maar een die ons te slim af is, en dat ondanks de ferme taal van overheden, of juist die van de corona-ontkenners. Beide partijen lijken te weten wat waarheid is en wat onzin is. Maar wat voor de een waarheid is, is voor de ander onzin.  We weten niet waar het vandaan komt en waar het nog toe gaat leiden. Mensen hebben de grootste moeite om om te gaan met dat wat ze niet weten.

 

En zoals we vandaag zien zijn er verschillende manieren om met dit niet-weten om te gaan: we kunnen gehoorzamen aan de door de overheid geïnstitutionaliseerde smetvrees, maar het blijkt dat we die maar moeilijk volhouden. Een andere manier blijkt gemakkelijker: doen alsof er niets aan de hand is, of nog eenvoudiger, alsof alles al voorbij is.  Intellectuelen verkondigen luidkeels de waanzin van de tot norm geworden aanrakingsvrees en samen met Bolsonaro bagatelliseren ze het tot ‘een griepje’.  Mensen gaan nu eenmaal dood. Daar valt geen speld tussen te krijgen. Het is bon ton geworden om heel hard te roepen dat dat hele coronagedoe allemaal verschrikkelijk overdreven is. Maar hard roepen staat altijd al onder verdenking van overschreeuwing, of, freudiaans gezegd, van verdringing.

 

Er is alle reden tot verdringing, want niets is zo bedreigend als iets dat zelf onzichtbaar is maar wel dood en verderf zaait. De angst om door iets dat we niet kunnen zien aangeraakt te worden slaat gemakkelijk om in paniek. Er is vooral één gedachte van Canetti die hij aan het begin van Massa en Macht uiteenzet, die hij het ‘omslaan van de aanrakingsvrees’ noemt en die ons verder kan helpen om ons tegenstrijdige gedrag tijdens de coronacrisis te begrijpen. Het individu wil niets liever dan de andere mens op afstand houden en wil al helemaal niet door hem of haar worden aangeraakt. ‘Alle afstanden die de mensen om zich heen geschapen hebben, zijn door aanrakingsvrees ingegeven’. Er is maar één manier om deze weerzin ten aanzien van anderen te overwinnen, aldus Canetti, en dat is zich in de massa te storten, zoals je koudwatervrees uitsluitend kunt overwinnen door in het koude water te springen. De massa is niet het tegendeel van deze smet- en aanrakingsvrees, maar de uiterste vorm ervan.  Ziedaar de inherente tegenstrijdigheid van de mens die door corona op de hielen wordt gezeten. Zal hij ervoor vluchten (wat niet kan: zodra iets geglobaliseerd is, is er geen schuilplaats meer op de wereld) of erin springen? De massa — dit keer wel degelijk de mensenmassa — ‘is de enige situatie waarin deze vrees in haar tegendeel omslaat’. Een massa neemt de aanraking weg, omdat mensen (lichamelijk of geestelijk)  op elkaar worden gedrukt; zodra men zich aan de massa heeft overgegeven verdwijnt de vrees voor de aanraking. Daarom willen mensen niets liever dan opeengedrukt zijn, precies omdat alleen dan de angst voor de ander verdwijnt. De mens ervaart zich dan als een organische massa.

 

Dit inzicht van Canetti is voor de huidige coronapandemie van grote waarde.  De nasmaak die het lezen van Massa en Macht althans bij mij heeft achtergelaten is er een van wantrouwen ten aanzien van het individu dat meent buiten de massa te staan.  Sinds de verlichting zijn we gaan denken dat mensen door een goed gebruik van de Rede hun aanvankelijke weerzin ten aanzien van de ander hebben weten te overwinnen. De ‘intelligente lockdown’ is een uitvinding van verlichtingsdenkers. Goed nadenken en dan handelen.  Maar de massa beweegt zich echter allesbehalve intelligent, eerder als één reusachtig blind organisme. Dus wat is de beste manier om de weerzin voor de onzichtbare slijmerige massa die we coronavirus noemen te overwinnen? Juist, door je in de massa te storten, massaal te demonstreren tegen maatregelen of nog beter: op vakantie gaan naar het buitenland alsof het massatoerisme nooit is weggeweest. Doen wat je altijd al deed. Twee weken na de verwoestende tsunami van 2004 streken toeristen neer aan de stranden van Thailand. Het zand en de stenen waren er nog, de rest was weggevaagd. Vandaag besluiten mensen in een vliegtuig te stappen en te reizen naar oorden waar ze nu eenmaal altijd naar toegaan als ze op vakantie gaan. Het verschil tussen 2004 en nu is dat de tsunamigolf voorbij was, terwijl niemand nu weet of de coronagolf voorbij is, of dat het ergste nog moet komen.  Reizen is vluchten, schreef Seneca 2000 jaar geleden aan zijn denkbeeldige Lucilius, en vandaag is het niet zo moeilijk te zien waar de levensgenieters die in het vliegtuig stappen alsof er nooit een coronacrisis is geweest voor vluchten. Maar de tragedie van een pandemie is dat je hem niet kunt ontvluchten. Reizen vandaag is zich storten in de massa om de weerzin maar niet te hoeven voelen.

 

Vanuit het individu bezien is dergelijk gedrag irrationeel, of juist niet, maar dan moet dat individu zichzelf wel eerst ervan overtuigen dat het hele coronagedoe onzin is. Alleen het perspectief van de massa maakt het mogelijk om te begrijpen wat er gebeurt. Het doet denken aan de pestepidemie in de veertiende eeuw, waarin, zoals historica Barbara Tuchman vertelt in haar klassieker A Distant Mirror, toen mensen massaal werden besmet omdat ze bij elkaar kwamen in processies en kerkdiensten ter ere van God en in gebed tegen de pest. Die domme middeleeuwers  ook, denkt de moderne mens daarbij, die meent dat de zij geen benul hadden van wat besmetting was. Natuurlijk wisten ze dat, schrijft Tuchman, er was alleen een hogere orde, de trouw aan God die niet verlaten kon worden. Het individu was niets in hun ogen. En dat is precies de reden waarom wij zo’n moeite hebben om de middeleeuwer in zijn pestepidemie te begrijpen: wij begrijpen alles vanuit de individualiteit. De massa, dat zijn de anderen. Onze goden heten economie en toerisme. Dat zijn hogere ordes dan besmetting door ‘een virusje’.

 

Het beeld dat een herlezing van Massa en Macht van corona vandaag oplevert, is nogal ongemakkelijk. In plaats van ons te bevrijden van dat virus dat volgens sommigen alleen in ons hoofd zit of zoals anderen zeggen vooral een angstvirus is, storten we ons in de krochten van de hel. Veel van de coronanarratieven vandaag stellen zich alleen maar ten dienste van de verdringing van onze diep gevoelde angst, ze overschreeuwen onze onzekerheid en redeneren onze weerzin weg. Dat doet denken aan het personage Cottard in De pest van Camus: ‘Hoor je wat ze zeggen’, zegt Cottard over de anderen, ‘Na de pest doe ik dit, na de pest doe ik dat… Ze vergiftigen hun bestaan in plaats van dat ze zich kalm houden.’ In weerwil van Canetti’s afkeer tegen Freud is het lezen van Massa en Macht therapeutisch. Het brengt ons voor even terug naar onze diepste angst. De mooie post-corona-scenario’s, die komen later wel.