Ook afgedrukt in Streven, mei-juni 2019

Jonathan Lambaerts *

Het (on)vermogen tot liefde
Michel Houellebecqs onverwachte flirt met de islam

In januari 2015 verscheen van de befaamde auteur Michel Houellebecq de roman Soumission (vertaald als Onderworpen). Het boek bracht bij zijn publicatie heel wat deining teweeg. Het zou met zijn grim toekomstbeeld, waar Frankrijk onder leiding van een islamitische president komt te staan, onbeschaamd inspelen op de heersende angst voor de islam. Zo zou de roman de spanningen tussen bevolkingsgroepen onnodig opvoeren. ‘Vileiner dan islamkritiek’, schreef Christiaan Weijts destijds in De Groene Amsterdammer.[1] Ook andere recensenten beschouwden het boek als een gemakzuchtige manier van Houellebecq om zijn reputatie van provocateur te versterken.[2]

Nadat het eerst maanden dienst had gedaan als presse-papier, nam ik het boek uiteindelijk ter hand en tijdens het lezen verbaasde ik me over die felle reacties. Deze leken mij vooral te getuigen van een oppervlakkige lezing. Soumission is allesbehalve islamofoob. Het boek is zelfs geen waarschuwing voor een eventuele toename van invloed van de islam op de Europese cultuur of in de Franse politiek. De kritiek die in Houellebecqs roman doorschemert, richt zich eerder op die Europese cultuur. Als de islam een grotere invloed verwerft, dan is dit niet te wijten aan demografische veranderingen, maar aan de afkalvende wervingskracht van het Europese waardenverhaal. In dat opzicht schuilt er in Soumission zelfs een verdoken compliment aan de islam, die volgens Houellebecq nog weet te verleiden.

Houellebecq speelt in Soumission met die verleidingskracht en daagt zijn lezer ermee uit. Inderdaad, hij provoceert, maar wel met een fundamentele vraag. Kan het Europese waardenverhaal ons eigenlijk nog bekoren? Weet het ons nog te verwarmen? De ervaren ongemakkelijkheid met Soumission laat zich verklaren door de afwezigheid van een eenduidig positief antwoord op deze vragen. In plaats van de geloofscrisis omtrent de Europese cultuur die Houellebecq blootlegt onder ogen te zien, lijken vele lezers en vooral critici liever de blik af te wenden.

Zo blijft de waarde van Soumission in het geheel van Houellebecqs oeuvre onderbelicht. Dit is jammer, want het is meer dan een vluchtig geschreven schotschrift. De cultuurkritiek in deze roman ligt in het verlengde van de gedachtegang die Houellebecq tot ontwikkeling bracht doorheen zijn werk. Met zijn flirt met religie (zowel het katholicisme als de islam) lijkt Houellebecq een volgende en meer optimistische stap in zijn cultuuranalyse te zetten. Of deze op zijn minst te verkennen.[3] Een stap die velen lijkt te zijn ontgaan. Deze bijdrage wenst hierbij stil te staan en zo de volle rijkdom van Soumission te ontginnen. Hiervoor zullen eerst de contouren worden geschetst van de cultuuranalyse en -kritiek die Houellebecq doorheen zijn eerder werk ontwikkelde. Dit laat toe om aan te tonen wat Soumission hier juist aan toevoegt.

Opgelet voor de sirenezang van de interpretator

Maar eerst een waarschuwing! De beschouwingen die hier worden aangereikt, zijn niet de ideeën van Houellebecq, maar een interpretatie ervan. Dit lijkt een triviale opmerking, want sinds Nietzsche is geweten dat er alleen interpretaties zijn.[4] Toch is het in het geval van Houellebecq geen overbodige luxe om dit in herinnering te brengen. Eens te meer omdat hijzelf beweert geen persoonlijke overtuiging in zijn romans naar voren te laten treden.

In een gesprek met Martin de Haan reageert Houellebecq op de vraag naar zijn persoonlijke opvattingen droogjes: ‘O, dat wisselt. Ik heb een tegenstrijdige kijk op het leven.’[5] Een onverholen waarschuwing aan iedereen die in zijn romans speurt naar Houellebecqs eigen opvattingen. Zijn personages vertolken niets van wat hij denkt. Wie vertrouwd is met Houellebecqs werk zal het inderdaad niet zijn ontgaan dat het zich vaak laat kenmerken door tegenspraak. In Les particules élémentaire bijvoorbeeld wordt de islam bij monde van het hoofdpersonage omschreven als ongevaarlijk want ten dode opgeschreven.[6] In Plateforme wordt de islam verketterd als een gevaarlijke doch ‘onzinnige religie’,[7] terwijl in Soumission een ander, meer waarderend geluid te horen is.

Houellebecqs werk draagt geen boodschap uit (of dat is toch wat hij wil doen geloven), maar dat betekent niet dat het er geen probeert te bewerkstelligen. Ondanks de provocatieve aard van zijn romans is Houellebecq een auteur die op een uiterst subtiele manier te werk gaat. In een verdere toelichting op het uitgesproken karakter van zijn personages en zijn verhalen, stelt Houellebecq in het gesprek met De Haan dat het hem om het effect ervan draait.[8] Wat dit beoogde effect dan juist is, laat hij in het midden, maar de meest voor de hand liggende optie is dat hij zijn lezer uit zijn passieve rol als toeschouwer wil halen. Houellebecq daagt hen uit om een standpunt in te nemen.

Om die reden is behoedzaamheid aangewezen in de omgang met Houellebecqs teksten; zeker omdat hij graag met gevoelige thema’s uit het maatschappelijk debat speelt. Houellebecq neemt geen standpunt in, maar lokt er een uit. Een reactie op zijn boude stellingen zegt daarom meer over wie reageert dan over de Franse auteur zelf. In relatie tot Houellebecqs werk is het dus goed om in het achterhoofd te houden dat iedere interpretatie in wezen een eigen positiebepaling is. Dit geldt ook voor deze bijdrage. De lezing die hier wordt voorgesteld, kan wellicht worden weerlegd met een even rechtmatig beroep op het werk van Houellebecq.

Dit helpt de gegeven waarschuwing tegelijk af te zwakken. Er is altijd meer dan interpretatie. Het referentiepunt is en blijft het eigenlijke werk van Houellebecq. In dat werk duiken sommige ideeën zo nadrukkelijk op of keren ze zo vaak terug, dat zij terecht als kerngedachten kunnen worden beschouwd. Dit laat overigens nog steeds in het midden of de auteur met die gedachten speelt of ze werkelijk onderschrijft. Het zijn deze kerngedachten in Houellebecqs werk die als puzzelstukken worden gebruikt voor de hier aangereikte redenering. De kwaliteit van de puzzel die uiteindelijk wordt gelegd, mag de schrijver van dit stuk worden aangerekend.

Houellebecqs atomaire individu

Wie ook maar een beetje vertrouwd is met het werk van Houellebecq, weet dat zijn hoofdpersonages steevast zijn getekend door neerslachtigheid. De lezer wordt telkens tot stille getuige gemaakt van de worsteling van de protagonist met de intens beleefde zinloosheid van zijn bestaan. In dat opzicht toont Houellebecq een groot verwantschap met de Franse literatuur en filosofie aan het begin van de twintigste eeuw. Er moet maar gedacht worden aan iconen zoals Jean-Paul Sartre en Albert Camus. Hun werk wordt eveneens gekenmerkt (en in het bijzonder hun romans) door het bewustzijn van de inherente zinloosheid van het bestaan. Dit inzicht deed Camus in Le mythe de Sisyphus[9] zelfs stellen dat zelfmoord de enige relevante vraag van de filosofie is. Als het leven geen zin heeft, waarom er dan in volharden? Een vraag die in het oeuvre van Houellebecq vaak existentieel wordt vertaald.

De zinledigheid van het bestaan stemde Sartre noch Camus pessimistisch. Voor Sartre was het de waarborg voor de menselijke vrijheid en Camus meende dat de absurditeit van een door toeval geregeerd bestaan een bewust en zingevend handelen bij de mens ontlokte. Hij verdrijft de zinloosheid door zelf betekenis te scheppen. Houellebecq laat zijn personages niet delen in dat optimisme. Zij zijn allemaal doordrongen van het besef dat het leven zonder zin is en worstelen met die leegte. Dit toont zich in diverse vormen van escapisme: alcoholisme, consumentisme, seksuele escapades, workaholisme, … maar ook in schijnbaar meer onschuldige vormen zoals reizen. Alle vluchtwegen worden aangegrepen om aan de ledigheid van het bestaan te ontkomen. Tevergeefs.

Houellebecqs romans hebben telkens een moment waarop de protagonist zich bewust wordt van het onontkoombare van de leegte waarin hij zich bevindt. Vaak laat Houellebecq dit inzicht doordringen bij zowel het personage als bij de lezer in de zogenaamde walking-ghost phase.[10] Op dit punt in het verhaal is het hoofdpersonage letterlijk alleen (op een verlaten autosnelweg zonder enig bereik, verscholen in een afgeschermd landhuis op de boerenbuiten, teruggetrokken in een hotelkamer, …), afgesneden van anderen en de wereld. Deze momenten van alleen-zijn lijken kenschetsend voor de wijze waarop Houellebecq de zijnstoestand van de mens begrijpt: solitair dolend in een betekenisloos bestaan. Dit beeld wordt treffend gevat in de titel van de roman waarmee hij destijds doorbrak bij het grote publiek: Les particules élémentaires. Iedere mens staat, als een elementair deeltje, op zichzelf.

Onder impuls van het neoliberalisme groeide dit beeld uit tot het ideaal van de Europese cultuur: het autonome individu als maatstaf voor het goede leven. Alle personages in Houellebecqs romans zijn kleurrijke verpersoonlijkingen van dit ideaal. Hun overgave aan zinnelijke genot (drank, drugs, seks, …) en materiële luxe, alsook hun streven naar aanzien lijken dit ideaal als het hoogste goed te bekrachtigen. Ook hun terughoudendheid tegenover iedere vorm van engagement (in het bijzonder in liefdesrelaties) kan worden begrepen als het willen vrijwaren van de individuele bewegingsvrijheid. Het atomaire individu eist een ongehinderd zeggenschap op over zijn bestaan.

De onvervulde droom van Raphaël Tisserand

Toch lezen Houellebecqs romans met hun grimmige ondertoon niet bepaald als een verheerlijking van dit individualisme of als een lofzang op het neoliberalisme dat dit ideaal voedt. Ze lijken dit waardenverhaal eerder aan te klagen. In romans zoals Extensions du domaine de la lutte doorprikt Houellebecq dit kapitalistische droombeeld. Het individu kan verlangen wat het wil, maar de inwilliging blijft veelal afhankelijk van factoren buiten hem. Dit wordt op prachtige wijze geïllustreerd door het verhaal van Raphaël Tisserand, een nevenpersonage uit het net aangehaalde boek. Niet langer gehinderd door sociale conventies streeft dit kleurloze figuur een schaamteloze bevrediging van zijn seksuele verlangens na. Alleen is niemand in hem geïnteresseerd omwille van zijn lelijkheid. Een pijnlijk humoristische onthulling van hoe illusoir de gehuldigde vrijheid van het neoliberale verhaal wel niet is. Die vrijheid is steeds gebonden aan de bereidheid van anderen om het individu niet te hinderen. Meer zelfs, zij is afhankelijk van hun bereidheid om ons in ons verlangen tegemoet te komen.

Een kritische lezer bedenkt nu wellicht dat Tisserand toch ook gewoon kan betalen voor de bevrediging van zijn verlangens? Deze bedenking zet Houellebecq niet vast. De marktlogica is hem niet vreemd. De seksindustrie evenmin; er draven met regelmaat escortes en prostituees op in zijn verhalen (Plateforme speelt zelfs met de vraag welke positieve kanten sekstoerisme heeft). Alleen is Houellebecqs kritiek op het neoliberalisme, de vrije markt en het mensbeeld dat erop werd gestoeld subtieler dan op het eerste gezicht lijkt. Het individu kan inderdaad kopen wat het wil, maar de vrijheid die voortvloeit uit die koopkracht is voorwaardelijk. Zij reikt maar zo ver als de reikwijdte van die koopkracht en de mate waarin de consument in het aanbod vindt wat hij zoekt. Hiermee legt Houellebecq de vinger op de wonde. Alle mogelijkheden van de markt ten spijt, niet alles is te koop. Dat wat Tisserand wenst (‘een erotische droom voor een meisje vertegenwoordigen’[11]), kan hij niet kopen. De vrije markt en de neoliberale droom bieden uiteindelijk dus niets meer dan de illusie van vrijheid. Het atomaire individu is een keizer zonder kleren.

Het onvermogen van de atomaire mens

De kritiek van Houellebecq snijdt nog dieper. Niet alleen kan het neoliberale marktverhaal zijn beloftes niet waarmaken; het verhindert de Europese mens zelfs om te ontsnappen aan zijn ongeluk. Door het bewustzijn van de eigen individualiteit zo aan te scherpen en te cultiveren, werd het voor het individu onmogelijk om een andere denkwijze aan te nemen dan deze egocentrische. Zichzelf uit handen geven lijkt onwenselijk, want niet de ander, de anderen of de relatie tot hen maar het eigen ‘ik’ wordt beleefd als het hoogste goed. Dit (zelf)bewustzijn onderscheidt het individu telkens weer van al het andere. Zo ontstaat er een onoverbrugbare ruimte tussen de mens en de wereld. ‘Te midden van hun mentale ruimte ontstaan isolement, de verwijdering en het lijden.’[12], zo noteert Michel Djerzinski, één van de hoofdpersonages uit Les particules élémentaires. De ervaring geïsoleerd te staan in een zinledig bestaan is dus niet meer dan een idee dat het individu gevangen houdt, maar ingekleed als ideaal, wel een bijzonder krachtig idee.

Het lijden dat door dit atomaire zelfbegrip wordt teweeggebracht, wijst erop (of daar lijkt Houellebecq toch op te zinspelen) dat het niet overeenstemt met het wezen van de mens. Eerder dan zich in zichzelf te willen nestelen, willen Houellebecqs personages aan zichzelf voorbijgaan en deel uit maken van iets groters. Zoals ook de hitsige Tisserand veeleer iets voor een ander wou betekenen, dan louter bevrediging zocht. De hedendaagse mens wordt hierin echter gehinderd door het individualisme, waar het neoliberalisme op gedijt en waarop de Europese cultuur zich heeft geënt.

Alles staat vandaag in het teken van het individu en zijn zelfontplooiing (door studies, het uitbouwen van een carrière, het vergaren van rijkdom die vrijheid biedt, …) en zelfverwennerij (seks gericht op genot, consumentisme, …). Zelfs het nagestreefde ideaal van het onverstoorde leven (nagejaagd door yoga- en meditatiesessies) verraadt eigenbelang. Het draait immers om het bekomen van innerlijke rust. Of anders gesteld, het vermogen om onaangedaan te blijven door al wat van buitenaf komt.

Een vermogen dat een onvermogen werd doordat de mens niet langer tot de omgekeerde beweging in staat is. Hierin schuilt voor Houellebecq de tragedie van de atomaire mens. De mens verlangt ernaar om buiten de oevers van het eigen ik te treden, maar kan dit niet langer. De illusie van het individu is te sterk geworden.[13] Het individu kan zichzelf niet langer meer uit handen geven, omdat hij dit ervaart als het uit handen geven van het allerhoogste goed. Zo is het niet langer bij machte om zijn eigen geluk te bewerkstelligen. Of om het vast te houden…

Een hernieuwd liefdesbegrip als verlossing

Ook het kwijtspelen van dit gevonden geluk is een wederkerend thema in Houellebecqs romans. Alle hoofdpersonages hadden eens, of bemachtigen tijdens het verhaal voor even, die gelukzalige ervaring opgetild te worden uit de eigen individualiteit. Opvallend is dat Houellebecq deze belevingen telkens in een liefdesrelatie laat ontstaan. De romantische ziel in deze zwartgallige auteur ziet in de liefde en vooral in de relatie waarin deze tot stand komt, een manier waarop het individu aan zichzelf en zo aan zijn ongeluk kan ontkomen. Deze bevrijdende ervaring is altijd slechts tijdelijk. Omwille van het geschetste onvermogen van de personages om in de liefde te blijven staan en hun relatie te behouden, is een terugkeer naar het grauwe, individuele bestaan onafwendbaar (ook al slaat het noodlot soms ook gewoon toe, zoals in Plateforme). De grootste schade die de mentale gevangenis van het individualisme de eigentijdse mens toebracht, is dus het onvermogen tot liefde.

Ondanks de romantische ondertoon, mag Houellebecq niet begrepen worden als een soort eigentijdse Aristophanes.[14] Zijn personages zijn geen deel van een gebroken geheel, die ernaar streven om zichzelf met en door de ander te vervolledigen. Houellebecq onderschrijft geenszins het Disney-ideaal van de zielsverwant of de ware, zoals Aristophanes’ beeld vandaag wordt vertaald. Eerder lijkt hij in te stemmen met de notie dat ieder individu (zoals een elementair deeltje) op zichzelf staat. Om die reden kan Houellebecq dan ook diepgewortelde culturele opvattingen over liefdesrelaties (begrepen als een levenslang en monogaam partnerschap) van de hand wijzen. Al schemert zijn waardering hiervoor tussen de lijnen wel door.

Houellebecq koestert een meer gesofisticeerde opvatting over de liefde. Hij ontkoppelt haar van het verlangen naar vervolmaking. Hiermee bewerkstelligt hij een breuk met zowel de Antieke als de joods-christelijke traditie, maar ook met het marktideaal van de levenspartner die het best tegemoetkomt aan onze noden. Houellebecq lijkt in te zien dat zolang de liefde in het licht van de begeerte blijft staan, zij nooit een afdoend antwoord kan bieden op de door het individu ervaren malaise. Het verlangen heeft immers het individu als referentiepunt. Het gaat over dat wat hem ontbreekt. Zo trekt het verlangen het individu steeds weg uit de relatie met de ander en terug in zichzelf. Om hier aan te ontkomen moet de band tussen liefde en verlangen doorgeknipt worden.

Het concept van de liefde waar Houellebecq mee lijkt te spelen heeft iets meer prozaïsch. Het gaat om de bereidheid zichzelf uit handen te geven en de wilskracht om dit daadwerkelijk te doen. Liefde is het aangaan van een verbintenis en hierin willen (kunnen) volharden. Het gaat veeleer om een besluit, dan om een bevlieging. Daarom schrikt de idee van koppelbureaus of verstandshuwelijken Houellebecq niet af. Ook deze verbintenissen kunnen de beoogde opname in een groter geheel bewerkstelligen (misschien zelfs beter). Iedere duurzame verbintenis kan tot liefde leiden die als ‘operationele kracht’[15] aan haar uitwerking wordt herkend en niet aan haar vorm. Zo laat het werk van Houellebecq toe om een ruimer en meer verstandelijk begrip van een (liefdes)relatie te ontwikkelen. Een gedachte die hij tot rijping laat komen in Soumission, want in tegenstelling tot wat zijn critici stellen, lijkt dit boek niet zozeer over de islam te gaan dan wel over de liefde. Een thema waar Houellebecq al zijn hele oeuvre lang op reflecteert.

Houellebecqs onverwachte flirt met de islam

Houellebecq laat in Soumission zijn kritiek op het neoliberalisme de vrije loop. De overwinning van Mohammed Ben Abbes, de presidentskandidaat voor het Moslimbroederschap bij de verkiezingen van 2020, en de hervormingen die de kersverse president doorvoert, zijn slechts de achtergrond waartegen het verhaal zich afspeelt. Deze politieke omwentelingen en de gevolgen ervan op zijn leven kunnen François, de antiheld uit Soumission, geen moer schelen[16] (en Houellebecq mogelijks evenmin[17]).

Integendeel; zij lijken de liberale droom voor François waar te maken: zijn ontslag als hoogleraar aan de universiteit bevrijdt hem van de professionele verplichting studenten te moeten onderwijzen die hij beneden zijn niveau acht; het bevrijdt hem van de sociale verplichting te moeten omgaan met collega’s die hij als carrièrejagers en windbuilen ervaart; en het royale pensioen dat hem wordt toegewezen, stelt hem in staat om de rest van zijn leven onbezorgd diepvriesmaaltijden door te spoelen met goedkope wijnen in zijn flat in de Parijse wijk Chinatown.

Alleen het verlies van Myriam, zijn maîtresse die besluit Frankrijk te ontvluchten, treft hem. ‘Ik wist dat ik nu voortaan echt eenzaam zou zijn’, merkt François op tegen de hem omringende leegte.[18] Hiermee lijkt het recept voor een klassiek Houellebecqiaans verhaal geleverd. Maar dan verrast hij de lezer door een heel andere weg in te slaan. In plaats van zijn protagonist zich in zijn eenzaamheid te laten wentelen (zoals in zijn eerdere romans), laat Houellebecq hem deze keer rebelleren. Dit gebeurt in Soumission wanneer François tijdens een verblijf in de abdij Ligugé in een tekst van dom Jean-Pierre Longeat leest: ‘Het leven zou een voortdurende uitwisseling van liefde moeten zijn, of je nu in tijden van beproeving of van vreugde verkeert’.[19] Deze zin doet François in woede ontsteken en uitschreeuwen: ‘Je zit er finaal naast, Klootmans, ik ben alléén in mijn kamer’.[20] De dag erop laat François de abdij achter zich alsook de christelijke traditie, die met haar cultuur van individueel gewetensonderzoek de mentale gevangenis van het individualisme eertijds voorbereidde en vandaag alleen nog maar versterkt.

Tijdens een gesprek met Robert Rediger, een oud-collega aan de universiteit die bekeerd is tot de islam, raakt François geïntrigeerd door dit geloof. Rediger licht op erudiete wijze toe waarom het christendom en daarom ook het Europese waardenverhaal aan hun einde zijn. De islam heeft daarentegen wel nog toekomst, en heeft er ook een te bieden. François luistert. De kracht van de islam ligt – volgens Rediger, die Nietzsche citeert – erin dat het de ‘de aarde trouw bleef’.[21] Deze religie blijft trouw aan dat waar de mens van nature behoefte aan heeft, namelijk deel uit te maken van iets dat de persoon overstijgt. Zij werpt het individu niet terug op zichzelf, maar neemt het op in een groter geheel. Hierin schuilt dan ook haar verleidingskracht. De islam biedt de eigentijdse mens wat hij zoekt.

François’ bekering wenkt. Het vooruitzicht gekoppeld te worden aan een vrouw (of meerdere) brengt hem tot rust. Langzaamaan komt hij in te zien dat een gelukkig leven besloten ligt in een relatie tot een ander, niet in de vrijwaring van zijn autonomie. Zijn bekering tot de islam zou ook zijn heraanstelling als professor mogelijk maken (enkel moslims mogen doceren aan de universiteit sinds de verkiezing van Mohammed Ben Abbes) en dus een heropname in zijn beroepsgemeenschap betekenen. Het zou hem terug integreren in de Franse samenleving en hem tegelijk opnemen in een mondiale gemeenschap van geloofsbroeders. Het enige dat tussen hem en zijn geluk staat, is zijn onderwerping aan het islamitisch geloof. Zelfs voor de uitgebluste François een ongemakkelijke gedachte. Hij worstelt met het idee zichzelf en zijn autonomie te moeten opgeven. De illusie van het individu blijft sterk. Nochtans is het in deze onderworpenheid ‘dat het summum van het menselijk geluk’[22] schuilt, stelt Rediger. De keuze ligt nu bij François en wordt ook ons voorgehouden. Houden we vast aan het ongeluk van ons ideaalbeeld? Of durven we dat ideaal los te laten en te kijken of het geluk elders wel kan worden gevonden? Houellebecq laat het in het midden en Soumission eindigt in een mogelijkheid… Toch is de keuze voor net die mogelijkheid op zijn minst spraakmakend.

Houellebecqs hulde aan het menselijke geluk

Dat Soumission bij verschijnen zo veel teweegbracht, heeft vermoedelijk hier mee te maken. Daar waar zijn vorige werken een grim beeld schetsten van het Europese waardenverhaal, leek het hier toch nog altijd de voorkeur aan te geven. De weg uit ‘de hel van het ik’[23] zou nog wel in de Europese cultuur kunnen worden gevonden. Soumission zou in oorsprong ook over een bekering tot het katholicisme gaan.[24] ‘Dat het nu eindigt met een bekering tot de islam […] komt puur doordat de personages met mij aan de haal zijn gegaan’,[25] oppert Houellebecq. Of anders gesteld, de dynamiek van zijn analyse leidde hem weg van het christelijke geloofsverhaal en naar het islamitische. In Soumission geeft Houellebecq hier zelf een verklaring voor.[26] Het christelijk geloofsverhaal deed te veel toegevingen aan het individualisme. Het biedt er geen uitweg meer voor.

De islam lijkt het enig overgebleven cultuurverhaal in Europa te zijn dat een natuurlijk tegengif biedt voor dat van het individualisme. Het leek dan ook onvermijdelijk dat Houellebecqs analyse uiteindelijk wel moest uitkomen bij de islam. Dat zijn flirt met de islam niets negatiefs inhoudt, mag nu duidelijk zijn. Het is echter ook geen lofzang. Soumission gaat niet over de onderwerping aan het geloofsverhaal van de islam, maar over de erkenning dat in de onderwerping (en de bijhorende verwerping van de eigen individualiteit als hoogste goed) de sleutel ligt tot menselijk geluk. De vraag die Houellebecq zijn lezers stelt, is of zij nog in staat zijn om te breken met het ideaal van het individualisme en dus of zij nog in staat zijn om zichzelf uit de weg te gaan.

In plaats van deze vraag te beantwoorden, proberen recensenten Houellebecq weg te zetten als provocateur. Het is veelzeggend dat er weinig tot geen inhoudelijke reflecties zijn verschenen naar aanleiding van Soumission, enkel maar veroordelingen in de felste bewoordingen. Misschien zijn deze reacties wel een antwoord? Scherpe columns waarin een boek of auteur worden afgekraakt, komen vooral de reputatie en de eigenwaarde van de columnist ten goede. Kortom, het individualisme blijkt de bovenhand te behouden. Houellebecqs provocatie lijkt deze eerder versterkt dan verzwakt te hebben.

En toch is Soumission meer dan een aanklacht die in dovemans oren viel. Het boek biedt een nieuw perspectief. Niet dat van de onderwerping (iets waar het Houellebecq nooit om te doen leek),[27] maar dat van een omkering van waarden. Houellebecq plaatst het ideaal van het geluk boven dat van de autonomie. Hiermee breekt hij definitief met de heersende neoliberale cultuur die het boven al het andere plaatst. Hij (of toch zijn hoofdpersonage in Soumission) lijkt uiteindelijk bereid om zijn autonomie op te offeren en zo zijn geluk te heroveren. Met die keuze buigt hij zijn onvermogen terug om tot een vermogen. En laat hij de liefde toe, want deze bestaat volgens de eerder al aangehaalde Michel Djerzinski uit verbinding.[28] En alleen ‘religie kan mensen samenbinden’[29] in een alomvattend perspectief, lijkt Houellebecq aan te vullen.

Zo durft Houellebecq verder te gaan in zijn (zij het louter fictieve) zoektocht dan menig hedendaags schrijver. Tegen de tijdsgeest in flirt hij schaamteloos met de islam, aftoetsend of in dit geloof het geluk te vinden is dat zijn personages zo vurig zoeken. Soumission is geen schotschrift. Het is een manifest waarin wordt gesteld dat het menselijk geluk hoort te primeren op eender welk ideaal. En dat is best een provocerende gedachte…

 

Literatuur

Michel Houellebecq, De kaart en het gebied, De Arbeiderspers, Amsterdam, 2011.

Michel Houellebecq, De wereld als markt en strijd, De Arbeiderspers, Amsterdam, 2000.

Michel Houellebecq, Elementaire deeltjes, De Arbeiderspers, Amsterdam, 1999.

Michel Houellebecq, Onderworpen, De Arbeiderspers, Amsterdam, 2017.

Michel Houellebecq, Platform, De Arbeiderspers, Amsterdam, 2002.

Martin de Haan, Aan de rand van de wereld. Michel Houellebecq, De Arbeiderspers, Amsterdam, 2015.

[1] De Groene Amsterdammer, nr. 3, 14 januari 2015.

[2] Martin de Haan, Aan de rand van de wereld. Michel Houellebecq, De Arbeiderspers, Amsterdam, 2015, blz. 110.

[3] Het einde van Soumission is (zoals veelal onopgemerkt blijft) in de toekomende tijd geschreven. Het is een mogelijkheid, geen zekerheid. Zie: Martin de Haan, a.w., blz. 91.

[4] Friedrich Nietzsche, Nagelaten fragmenten. Deel 6, SUN, Nijmegen, 2001, blz. 248.

[5] Martin de Haan, a.w., blz. 24.

[6] Michel Houellebecq, Atomaire deeltjes, blz. 289.

[7] Michel Houellebecq, Platform, blz. 213.

[8] Martin de Haan, a.w., blz. 24.

[9] Albert Camus, De mythe van Sisyfus, De Bezige Bij, Amsterdam, 1964, blz. 9.

[10] Martin de Haan, a.w., blz. 76.

[11] Michel Houellebecq, De wereld als markt en strijd, blz. 123.

[12] Michel Houellebecq, Elementaire deeltjes, blz. 324.

[13] Martin de Haan, a.w., blz. 56.

[14] Platoon Dialogen, Uitgeverij Het Spectrum, Antwerpen, 1978, blz. 27 en verder.

[15] Michel Houellebecq, De wereld als markt en strijd, blz. 100.

[16] Michel, Houellebecq, Onderworpen, blz. 89.

[17] Martin de Haan, a.w., blz. 114.

[18] Michel Houellebecq, Onderworpen, blz. 93.

[19] A.w., blz. 173.

[20] Ibidem.

[21] A.w., blz. 204. Redigers uiteenzetting wordt hier samengevat met de leus die Nietzsche Zarathustra in de mond legde in: Friedrich Nietzsche, Aldus sprak Zarathoestra, Wereldbibliotheek, Amsterdam, 28ste druk, blz. 27.

[22] Michel Houellebecq, Onderworpen, blz. 203.

[23] Martin de Haan, a.w., blz. 69.

[24] A.w., blz. 99.

[25] Ibidem.

[26] Michel Houellebecq, Onderworpen, blz. 199 en verder; 212 en verder.

[27] Martin de Haan, a.w., blz. 110.

[28] Michel Houellebecq, Elementaire deeltjes, blz. 324.

[29] Martin de Haan, a.w., blz. 111.