Frank Saenen*

 

Het was nauwelijks te geloven. Een politica van de kersverse regeringscoalitie, een verkozene des volks, had het zomaar aangedurfd om ruis te veroorzaken door – Boem Paukeslag – tijdens een debat in het plenaire Vlaams Parlement (oktober 2019) een voorstel van de oppositie inzake de controle van de begrotingscijfers te steunen en, nog gekker, de hoop uit te spreken dat er over partijgrenzen heen een consensus kon worden bereikt over een strikte neutraliteit bij de aanwerving van leerkrachten. In welke mate zou deze individuele en kritische stem de toets van de partijdiscipline doorstaan? En zouden de Vlaamse liberalen van Open VLD het eigengereide optreden van hun kersvers wit konijn Sihame El Kaouakibi waarderen?[i]

Een collega-parlementslid, lid van een partij die samen met Open VLD net een regeerakkoord had gesloten, reageerde even snel als voorspelbaar: ‘Ze is nieuw en het is eigenlijk niet de gewoonte dat individuele parlementsleden zich op zo’n moment uitspreken’.

De gewoonte. Een ongeschreven wet dus. Maar deze gewoonte is ooit tot stand gekomen in de schoot van iets wat voor de grondwet zelf eigenlijk niet bestaat: politieke partijen. Zonder hier verder in te gaan op het gegeven of politieke partijen al dan niet een onvervangbaar instituut vormen om het land te besturen, gaat het hier over de vanzelfsprekendheid dat diezelfde partijen ‘de gewoonte’ kunnen bepalen om parlementsleden te beperken in het individueel nemen van het woord in het parlement (nochtans: parabolare, parler, spreken). We raken hier de kern van de particratie: de partijbesturen zetten de lijn uit, en vervolgens vertrouwen ze er altijd op dat hun parlementsleden bij een zitting het halfrond binnenwandelen, om er dan op het ‘juiste’ stemknopje te duwen, ongeacht welke redelijke argumenten er in het parlementaire debat nog door de zaal over en weer zullen vliegen. Zo ontstaat het beeld van de parlementariër als handpop van de partijbesturen.

Een 17-jarige leerling vroeg me een tijdje geleden tijdens de geschiedenisles (met als lesonderwerp de werking van democratische instellingen) of het parlement dan niet beter enkel kon bestaan uit een kleinste gemene deler van het huidige totale aantal parlementsleden, zodat het relatieve gewicht van elke partij toch zou worden gerespecteerd, conform de verkiezingsuitslagen. Dat zou immers een enorme financiële besparing betekenen en bij een stemming zou het eindresultaat toch hetzelfde zijn. (Een eindterm, in voege vanaf 2010: De leerlingen illustreren hoe een democratisch beleid het algemeen belang nastreeft en rekening houdt met ideeën, standpunten en belangen van verschillende betrokkenen)[ii]. Diezelfde leerling en enkele klasgenoten voelden ook scherp aan waarom de regerende partijen die particratische praktijken vanzelfsprekend zullen willen bestendigen. Eindterm afgevinkt!

De Franse filosofe Simone Weil (1909-1943) maakte met haar postuum verschenen essay Note sur la suppression générale des partis politiques duidelijk dat politieke partijen een vorm van vazalliteit tot leven wekken: partijleden evolueren tot mensen die hun individuele en kritisch denkvermogen ondergeschikt maken aan wat de partij (de leider, het bestuur) naar voor schuift als de partijlijn. Ze worden vazallen, met een zekere slaafsheid tegenover die partijlijn als gevolg. De uniforme, glimmende gezichten op partijcongressen van vrijwel alle aanwezigen in de zaal zijn hier een mooie illustratie van. De partijleden geloven werkelijk dat het algemeen belang samenvalt met het algemeen belang zoals hun partijleiding dat voorschrijft (en daarom ook geen ideologie mag genoemd worden). De partijfunctionarissen horen vanzelfsprekend loyaal te zijn aan de partijlijn, als teamplayers (stel je voor dat in een voetbalteam ook elke speler afzonderlijk zijn eigen tactiek zou bepalen!). Maar een land besturen is niet hetzelfde als een voetbalwedstrijd spelen. Het doel van een politieke partij is immers in de eerste plaats het verwerven van zoveel mogelijk macht en invloed, en niet het dienen van het algemeen belang. Daarom zal een vreemde vogel zoals Sihame El Kaouakibi, die ‘tegen de gewoonte’ het belang van de eigen partij (en haar coalitiepartners) doorbreekt, door partij-overschrijdend een oplossing te vinden voor reële maatschappelijke noden, gekenmerkt – gebrandmerkt? – worden als ‘deloyaal’, of als een slechte teamplayer. Nochtans ging zij hier in tegen een licht-totalitaire tendens in de wereld van de particratie: Hoe durft gij de partij tegenspreken?! Zij doorbrak – tegen de gewoonte – het conformisme dat eigen is aan partijwerking.

Heel recent is Sihame El Kaouakibi  in het oog van een storm komen te staan naar aanleiding van al dan niet verdachte financieringsstromen van haar succesrijke dansgezelschap Let’s Go Urban. Kan men zich voorstellen dat er bij partijpolitici hier en daar met plezier zal worden uitgekeken naar de moeilijkheden die deze vreemde snuiter deze dagen overkomt? Ik denk dat daar maar weinig twijfel over kan bestaan.

 

[i] Een wit konijn: een bekende landgenoot die geen politicus is, maar die net omwille van die bekendheid door politieke partijen wordt aangetrokken om zich verkiesbaar te stellen.

[ii] Eindtermen: minimumdoelstellingen die in het Vlaams onderwijs moeten bereikt worden. Hier betreft het een eindterm voor leerlingen van de derde graad (16 tot 18-jarigen).