Begin september 2018 deden filosofiehuis Het zoekend hert * The searching deer en cultureel maatschappelijk tijdschrift Streven een speciale oproep, omdat wij samen op zoek wilden gaan naar jonge en diverse stemmen die op literaire of poëtische wijze filosofisch kunnen reflecteren. Elf jonge schrijvers werden geselecteerd en Sanne Huysmans, jongste teamlid van Het zoekend hert, werd gevraagd om als twaalfde maar eerste een algemene intro te schrijven. Wij noemden deze creatieve denkers en schrijvers ‘De Tegenhangers’ omdat we van hen nieuwe, aparte, eventueel eigenzinnige perspectieven verwachtten. De opdracht aan de geselecteerde auteurs was en is bovendien expliciet dat zij elk reflecteren over een van de lezingen in het filosofische programma ‘Denkers van de intieme inkeer. Over het verlangen naar verstilling’ van Het zoekend hert (zie: www.hetzoekendhert.be). De teksten verschijnen, voorzien van een samenvatting van de lezingen waar zij een link mee hebben, gaandeweg ook hier op de deze site. Dit is Tegenhanger #2, Samira Atillah. Zij reageert met dit stuk op een lezing van Joke Hermsen (Het zoekend hert – Samenvatting Joke Hermsen). Veel leesplezier!

 

Omdat het moet

Ongelijke strijd en verstilling in populistische tijden

 

Op het ogenblik dat ik deze woorden neerschrijf, zit ik met de handen in de haren, letterlijk en figuurlijk. Zo jong als ik objectief nog ben, voel ik mij heden moegestreden door het slopende gevecht dat ik nu al enkele jaren voer. Een gevecht ten voordele van de kwetsbare maar soms ook onberekenbare mensen die oorlogsvluchtelingen zijn. Een strijd tegen de vooroordelen van een groot deel van de publieke opinie en zelfs vele mensen rondom mij. De vrienden, die toch liever niet ‘een tsunami’ aan vluchtelingen zien in hun land of in Europa. In het geheel genomen, en meer dan ooit, voelt mijn engagement aan als een ongelijke strijd, een gevecht tegen kaaimuren. Lichamelijk voel ik mij onttakeld, geestelijk uitgehold, filosofisch ontrafeld.

Meer dan ooit ontbreekt het mij aan energie. Tegelijk heb ik de grote behoefte om mijn hart te luchten – om zo hopelijk wat tot rust te komen, maar vooral om mensen een inkijkje te geven in het leven van een ‘linkse rat’, een activist, een mensenrechtenverdediger. Maar wie zal waarlijk luisteren of intens meeleven?

Het bedrukt mij op dit ogenblik extra dat ik beloofd heb een tekstuele bijdrage te leveren aan een filosofisch project waarvoor, naast mij, nog een keur van jonge auteurs werd geselecteerd. Het is mijn opdracht een tekst te schrijven over ‘het streven naar verstilling’. Verstilling, terwijl ik in een alarmfase zit en alles in mij om hulp roept. Bijkomende bedoeling zou zijn te reflecteren over de inzichten en uitspraken van een beroemd schrijfster en filosofe, Joke Hermsen. Zij hield in het kader van het betreffende filosofieproject een exposé over het wezenlijke belang van verstilling, ook voor wie geëngageerd actief is, en bracht daartoe het unieke voorbeeld aan van de revolutionaire politica en strijdster Rosa Luxemburg (1871-1919). Uitgerekend mij vonden de organisatoren optimaal geschikt om over deze lezing en dit thema een nieuw essay te creëren. Maar nu ik met deze opdracht reëel geconfronteerd word, en de deadline eigenlijk al ruim verstreken is, twijfel ik aan alles. Aan de zin van alle strijd, aan de zin van het leven, al helemaal aan de zin van zo’n al te theoretisch project.

Ik moet bekennen dat ik nog steeds een soort moeheid ervaar, zelfs om dit neer te schrijven, terwijl ik graag schrijf. Vijf jaar al publiceer ik tekstjes, opinies en columns in het Vlaamse medialandschap. Veel mensen vragen me of ik dat leuk vind. Dan antwoord ik: ‘Ik doe het, omdat het moét. We kunnen toch niet aan de kant blijven staan?’. Vind ik het leuk om elke dag, nu al vijf jaar aan één stuk door, op de massa in te beuken? Vind ik het leuk om elke dag, nu al vijf jaar aan één stuk door, het morele kompas aan mensen voor te schotelen, het aan te blijven wijzen? Vind ik het leuk om mijn nek uit te steken in tijden dat ik klaarblijkelijk de tegenstroom vertegenwoordig, de zalm in de rivier ben, diegene met andere waarden en normen, zodat ik ook telkens opnieuw kritiek krijg?

Ik doe het omdat het moet.

Hoe mij toch nog te oriënteren? Hoe toch tot een resultaat te komen dat de opdrachtgevers, maar ook de lezers en mezelf, enigszins kan bevredigen? Misschien moet ik nog maar eens vertellen in welk nest ik ben geboren, hoewel reflecties daarover mij zowel frustreren en blokkeren als soms onverdraaglijk opjagen. Maar ik probeer het toch, opnieuw, zonder te zeer in herhaling te vallen of meegesleept te worden door gevoelens.

Al zolang ik mij kan herinneren is er een grote ongelijkheid in onze maatschappij. Mijn vader en grootvader waren zogenaamde gastarbeiders die in de Limburgse mijnen werkten. Ze werden naar dit land gehaald om te komen werken. Na de collectieve mijnsluiting was er veel chaos en ellende in onze Genkse woonwijken. Die hele instroom zat plots zonder werk, velen kenden de taal niet en men vertoefde doelloos in de alombekende cités. Dat was een harde ommekeer. Het leven in de mijncités was minder dan ooit een pretje. De drugs rukten op, omdat daarmee verdiend kon worden. Verkopen, dat betekende geld voor onderhoud en eten. Eten betekende leven. Keur ik die ontwikkeling goed? Absoluut niet. Maar ik denk dat mijn vader het deed, hij deed het denk ik, omdat het moest.

Jammer genoeg werd mijn familie getroffen door de drugsepidemie, en dat tekende mijn hele leven. Een vader die stierf op heel jonge leeftijd, familieleden die verslaafd raakten, kinderen die in een pleeggezin moesten worden opgevangen, het pad van de neerwaartse spiraal, destructie, justitie, de dood.

Ik kon mij wegrukken uit dit milieu en heb, goddank, alles enkel van de zijlijn gezien, alhoewel ik me meermaals afvroeg of het niet beter was om ook zo onder invloed te zijn, zodat ik de harde realiteit niet hoefde te voelen. Want de realiteit was ook dat ik als puber door andere mensen moest worden opgevangen. Dat ik zonder veel steun ging studeren en moest rondkomen met geld van het OCMW, als zijnde alleenstaande student, met een luttele 400 euro per maand, om alles mee te betalen. Mijn school, mijn kleine studentenkamer, mijn kleding, de vaste kosten, noem maar op. ‘Voor wat hoort wat’, zei de dame van het OCMW tegen mij. Het was hard en oneerlijk, het waren de hardste jaren van mijn leven. Studeren met een aalmoes. Ik gaf niet op.

Omdat het moest.

Jaren later, toen ik het gehaald had, mijn diploma, ging ik werken met jongeren in diezelfde Genkse wijken waar ik was opgegroeid. Ik wilde die jonge mensen moed geven, moed en hoop. Vele jongeren kwamen immers uit ongeveer dezelfde gezinnen als ik en ik wilde hen helpen, bijstaan, mee ondersteunen. De nieuwe generatie na mij had immers ook veel moeilijkheden, zo merkte ik. De ongelijkheid in de samenleving was er nog steeds, en volgens mij werd die alleen maar groter. Sinds die periode werd ik alsmaar kritischer. Alles wat ik zag gebeuren in de maatschappij, de verhalen van de jongeren, de situatie van mijn familie, maakte mij woest. Ik begon stukjes te schrijven, kleine tekstjes, ik organiseerde zelfs opstandige acties met en voor jongeren, ik probeerde mensen te sensibiliseren over de realiteit van vele mensen. Dat deed ik, omdat het moest. We kunnen toch niet aan de zijlijn blijven staan? We kunnen dit alles toch niet blijven tolereren?

Heden word ik gevraagd voor debatten, opinies, columns, podia allerhande en ik schreef intussen ook al een boek over mensen op de vlucht, aangezien ik enkele jaren vrijwilligerswerk deed in de kampen in Noord-Frankrijk. Ik probeerde de verhalen van die mensen, het leven daar en de ongelofelijk harde realiteit van mensen, want dat zijn ze, op die manier aan te kaarten. Het laatste jaar was enorm hectisch voor mij. Daardoor ging ik nadenken over de nood aan een ander geluid. Het geluid van de tegenstroom. Elke week krijg ik een uitnodiging of drie om ergens te gaan spreken. Voel ik mij daardoor gevleid?

Ik doe het, omdat het moet.

Maar al met al ben ik toch ook maar een gewone mens. Een gewone mens, met een hard verhaal, die zich bekommert om mensen en zich het lot van anderen heel erg aantrekt. Het zijn populistische tijden, het politieke discours en het publieke leven zijn erg verhard. Mensen zien elkaar als potentiële vijanden, door de zaadjes die verspreid worden door populisten. Minderheden worden gehaat. Minderheden worden systematisch aangepakt, in de media, in de politieke wereld, in het publieke debat. Ik moet dan altijd denken aan mezelf en mijn wedervaren. Als ik het twintig jaar geleden al zo moeilijk had, hoe moeilijk moet het dan wel niet zijn voor jonge mensen nu? Inleving, empathie en mededogen. Ik moet voortdurend denken aan mijn broer, die op dertigjarige leeftijd het leven liet, als gevolg van drugs. Hoe zou mijn broer moeten aarden in de huidige maatschappij? Gekleurd, geen diploma en drugsverslaafd. Hij zou geen schijn van kans maken in deze tijden. Het hele jaar door, als ik spreek of schrijf, zelfs terwijl ik dit schrijf, zie ik gezichten voor mijn geestesoog. Gezichten van mensen met wie ik ben opgegroeid, gezichten van mensen die ik daarna heb mogen ontmoeten, fijne mensen rondom mij. De kleine Youssef in het vluchtelingenkamp in Duinkerke. Mijn broer. Mijn vader, de moslimvriendinnen, de werkzoekende kameraad. Ik vertel hun verhalen, zodra ik de kans krijg.

Ik doe dat, omdat het moet.

Maar de jongste maanden begon ik het zwaarder te krijgen. Veel kritiek moest ik verwerken. Persoonlijke aanvallen, zelfs bedreigingen, omdat ik opkom voor al deze mensen. Dat is het nieuwe normaal. Als ik ga spreken, neem ik iemand mee. Ik kan niet meer alleen naar een podium lopen. De aanvallen zijn verregaand. En de mediaberichten van elke dag werden mij te veel. ‘3000 mensen verdronken in de Middellandse Zee.’ ‘2 miljoen Belgen die net niet in de armoede leven.’ Daar bovenop zag ik vele mensen rondom mij wegzinken door depressies, burn-outs en moeilijke financiële omstandigheden. In diezelfde periode riep een mama, die met haar gezin uitgezet dreigt te worden, mijn hulp in. Ik luisterde naar haar verhaal, ik luisterde naar de kameraden, naar de mensen die me om hulp vroegen, terwijl ik zelf ook nog van alles moest bekomen.

Maar ik deed het wel. Omdat het moest.

Tot ik het echt niet meer zag zitten. Moe, vermoeid, en alles werd zwart. Tranen van onmacht. Tranen van woede, woede omdat ik vind dat we zwaar aan het afglijden zijn, als mens, ethisch. Verkramping en volledige duisternis.

De Nederlandse filosofe en schrijfster Joke Hermsen duidt de nood aan verstilling heel treffend. Zich terugtrekken uit het kapitalistische rumoer is volgens haar uiterst noodzakelijk. Niet vanuit een luxe, of om het goddelijke in zich te laten groeien, maar om over zichzelf, de anderen en de wereld zorgzaam na te denken. Die mogelijkheid om te kiezen voor verstilling was precies wat ik nodig had. Het bekampen van het kapitalistische rumoer, het bestrijden van het systeem of het omverwerpen van instituties, dat had ik al jaren geprobeerd. Me terugtrekken, dat kon ik nooit, want ik zat altijd met dat stemmetje in mijn hoofd, de morele plicht, het gevoel dat er geen andere optie is dan geëngageerd actief te zijn.

Verstilling. Denken over de wereld, over mezelf, en anderen, deed ik dat dan niet? Telkens als ik ergens ging spreken, als ik schreef, als ik weer eens een opinie uitwerkte? Misschien wel, bedenk ik nu, maar nog steeds onder lichte dwang van dat eeuwenoude, knagende en zeurende gevoel, dat het echt moest.

Maar ik nam dus enkele weken afstand, afstand van die wereld waarin ik altijd maar hectisch actief bleef. Het is het zwaarste dat ik ooit moest doormaken. Want wie ben ik zonder al dat, vroeg ik me af. Wie is Samira, zonder pen, zonder computer, zonder microfoon en luidsprekers? Wie is Samira, als ze niet steeds in de frontlinie staat?

Verstilling.

In die periode las ik boeken. Zo las ik dat mensen zichzelf kunnen vinden door dingen te doen die ze graag deden als kind. Dus boeken lezen. Geen politieke boeken. Maar romans, fijne verhalen, detectives. Dansen. Zingen. Praten met vrienden, niet over politiek, maar over kleren. De banale dingen. Reizen, bijzondere steden bezoeken, verse lucht in dorpjes inademen. Verstilling.

Mensen in mijn omgeving zagen intussen dat ik uitgeput was. Ze zorgden nu voor mij. Ze kookten voor mij. Ze kochten boeken voor mij. Ze vroegen me mee uit. Dansen. Zingen. En tussendoor weer lezen.

Wie is Samira, zonder al dat actieve? Zonder onrecht om te bestrijden? Iemand die eet. Iemand die danst. Iemand die ademt en luistert. Iemand die leeft.

Ik leerde zodoende en niet-doende dat de strijd diep in mij zit. Maar ik leerde ook om op tijd en stond afstand te nemen. Afstand nemen van alle uitdagingen. Zorgen voor jezelf, maar ook echt zorgen voor anderen, door jezelf uit de buitenwereld terug te trekken. Door je te laten dragen.

Verstilling, het zou het woord van het nieuwe jaar moeten worden. Ik spreek het woord uit en beluister de getemperde i-klanken, die meteen ook het razen in mijn hoofd temperen. Het woord klinkt voor mij zo betekenisvol – nog meer naarmate ik het vaker uitspreek en langer stilsta bij de waarlijke betekenis en de macht ervan. Dat woord heeft namelijk ook de stevigheid van een hek, een muur, een betonstructuur – anders had het in die hectische tijd mijn aandacht niet kunnen vasthouden.

Uiteindelijk heeft het mij zeer geholpen dat ik deze schrijfopdracht kreeg. Waarvoor dank. Misschien was het deze opdracht die mij deed stilstaan en die mij tevens uit evenwicht bracht, maar die mij ook dwong om na na te denken, in een sfeer van verstilling. Als enkeling kun je daar welbewust voor kiezen, meen ik intussen. Afstand nemen, balans zoeken, alles her-denken. Je kan en mag daarna opnieuw vechten tegen onrecht, en tegelijkertijd ook voor jezelf zorgen, want zo zorg je ook voor anderen, door de intieme inkeer, in een hechte gevoelssfeer.

Wat ik nu net zo nodig heb als een intieme inkeer is wat Hannah Arendt de amor mundi noemt, een liefdevolle gestemdheid jegens onszelf, de anderen en de wereld, die door Joke Hermsen in een beknopte, voorwaardelijke formule werd gevat: ‘Pas als we zorg dragen voor elkaar en voor de wereld, zal er meer rechtvaardigheid kunnen ontstaan’.

Een vertilling, ik werd ermee geconfronteerd.

Verstilling. Ik koos ervoor, omdat het niet meer anders kon.