Sanne Huysmans * 

Twee modi van verborgenheid

 

Begin september 2018 deden filosofiehuis Het zoekend hert * The searching deer en cultureel maatschappelijk tijdschrift Streven een speciale oproep, omdat wij samen op zoek wilden gaan naar jonge en diverse stemmen die op literaire of poëtische wijze filosofisch kunnen reflecteren. Elf jonge schrijvers werden geselecteerd en Sanne Huysmans, jongste teamlid van Het zoekend hert, werd gevraagd om als twaalfde maar eerste een algemene intro te schrijven. Wij noemden deze creatieve denkers en schrijvers ‘De Tegenhangers’ omdat we van hen nieuwe, aparte, eventueel eigenzinnige perspectieven verwachtten. De opdracht aan de geselecteerde auteurs was en is bovendien expliciet dat zij elk reflecteren over een van de lezingen in het filosofische programma ‘Denkers van de intieme inkeer. Over het verlangen naar verstilling’ van Het zoekend hert (zie: www.hetzoekendhert.be). De teksten verschijnen, voorzien van een samenvatting van de lezingen waar zij een link mee hebben, gaandeweg ook hier op de deze site. Dit is Tegenhanger #1. Veel leesplezier!

 

Het huis als een doosje

Als het regent of sneeuwt of hagelt vraag ik me af waar de vogels zijn gebleven. In de ochtenddauw waren ze nog druk in de weer. Maar het geritsel en gefluit is als vanzelf verstomd en ik beeld me in dat ze allemaal een plek hebben gevonden waar ze roerloos een opklaring afwachten. Alleen zie je er geen enkele, nooit. De winterkoning is klein genoeg om te schuilen in een holte van een stapel hout, de roodborst vindt misschien een groot blad dat als regenscherm kan dienstdoen, van de merel zou ik het echt niet weten.

Tijdens het grazen spitst een ree de oren. Wanneer ze op een mondvol kruiden en twijgen kauwt, richt ze haar kop op en haar ogen kammen de omgeving uit als een vuurtorenlicht. Ze is immer argwanend. Ze mijdt de middagzon en komt voornamelijk tijdens de schemeruren in het opene. ’s Nachts zoekt ze een plek aan de voet van een boom. Ze schraapt de humuslaag een beetje aan de kant en rolt zich dan op, zoals een hond bij de kachel. Dat is haar brits, hoogstens tot de dageraad.

Alles verandert als je een huis hebt. Een onderkomen. Niet voor even, maar een dat blijft staan. Een heem waar je niet voortdurend alert hoeft te blijven, bedacht op gevaar. Een verblijf dat winddicht en neerslagvrij is, maar ook meer: een huis is soeverein, het isoleert.

Het huis waarin ik woon, heb ik eigenhandig gebouwd. Toch weet ik niet wanneer het precies geborgen werd. De dag waarop het klimaat veranderde van buiten naar binnen. Het bouwwerk dat transformeerde in een plaats om te wonen. Misschien vormde het dak de cruciale schakel, het moment dat het doosje dichtgaat; misschien gebeurde het toen er glas kwam waar voorheen rechthoekige gaten zaten, en je vanaf dan door iets heen moest kijken om de buitenwereld te zien; misschien vond de omslag pas plaats toen de haard voor het eerst brandde.

Ergens in de tussentijd ontstond een ruimte. Er groeide een membraan tussen het intieme en het gemene. Voorheen viel er nauwelijks te ontsnappen aan de onmiddellijkheid. Zoals een ree kon je je angstvallig aan plotse verstoringen verwachten, zoals een mus was je overgeleverd aan grillige condities. Tot nu.

De omgeving is geweken, de natuur en haar grollen, de wereld en haar rumoer. Er staat iets als een huis. Kalm en onverzettelijk. Er heeft zich een marge gevormd, bezijden de drukte. Een witruimte waarin je je kan terugtrekken. Een lege trommel, alleen voor jou.

Pas nu kan iets onverstoorbaars ontluiken. Pas hier is verstilling denkbaar.
De deuren sluiten buiten, de ramen houden contact.
Er ontstaat een verte, al is die zo nabij.

Ergens te midden van de wijdte, bestaat nu een kamer, besloten maar vrij.

Het is zaak dat huis, die victorie van het intieme, slechts met mondjesmaat te vullen met vreemdsoortige dingen. Voor je het weet komen er barstjes in de dam en druppelt de buitenwereld door dak en ramen en schoorsteen weer binnen. De klank van een radio doorbreekt de stilte die nog maar net het getjilp en gedonder had buitengejaagd, stemmen zonder gezichten bediscussiëren wat ginds in het openbare de gemoederen opschudt. Elk voorwerp dat je naar binnen draagt, veroorzaakt enige ophef voordat het zijn plaats kan vinden en stilaan raken alle hoeken en kanten bedrukt met spul. De meest prijzige dingen brengen nog meer beroering, ze wakkeren een vrees aan dat een indringer ze zomaar zou kunnen jatten.

Zo, zonder dat je het in de gaten hebt, verliest het huis weer een beetje zijn greep.

Want er wordt gestreden om grondgebied. Een stellingenoorlog is het, tussen de wereld en haar imperiale manieren, en het huis dat als dwergstaat vecht voor zijn autonomie. En jij blijft onbeslist. De ene keer smokkel je binnen wat van buiten komt, verlang je naar drukte en zou je het liefst deuren en ramen opengooien. De andere keer verdedig je de ruimte tegen verstoring en smak je de deur hardhandig dicht in het gezicht van het wereldse gebeuren.

Met het huis wordt inkeer mogelijk, zelfs al moet je het soms ontvluchten om waarlijk rust te vinden.

 

Velen, enkelen, enkeling

Sommige dieren leven in zwermen of troepen met honderden, zelfs duizenden samen, andere verenigen zich in een beperkte groep en nog andere brengen hun leven solitair door. Een mens wisselt voortdurend af.

Soms is hij een van velen. Bij het uitgaan van een station of in de middenbeuk van het Sportpaleis. Mensen verzamelen zich graag in groten getale. Een massa biedt veiligheid. In de buik van een menigte kun je je volkomen verbergen. Ze is ontzagwekkend, machtig. Weinig wapens of woorden zijn opgewassen tegen het stuwen van het grote getal. Het gezang van een leger supporters op de tribune. Het denderen van duizenden schoenen op de straattegels.

Er zijn menners die de massa als een gigantisch span lijken te kunnen sturen, opzwepen en laten draven. Het zijn leiders die de wispelturige bochten van het volk lijken te doorzien en het willen herderen in een zekere richting. Hun gezag is nochtans tijdelijk: vroeg of laat breekt het span en het witte en het zwarte paard gaan eigenzinnig hun weg.

Het naamloze volk kan even weerzinwekkend als fenomenaal zijn. Pas nog, in oktober van vorig jaar, rolden tanks de buitenwijken van Rio de Janeiro binnen in de laatste, dramatische verkiezingsnacht. De satanische vreugdekreten van de mensenhaag die hen welkom heette, doen je nekharen rijzen. Van angst. Op zulke momenten domineert het buitenzinnige en kruipt de rede schuchter weg. Een massa kan zichzelf in de vernieling storten. De enkele mens lost op in het gejoel.

In een bevattelijke clan voelt een mens zich misschien het meest in zijn sas. Bij familie, een vriendengroep, een paar dozijn collega’s, een voetbalploeg. Iedereen kent de naam die bij elk gezicht hoort. De enkele mens vindt een rol die hem past en waarin hij zich behaaglijk schikt.

In zo’n beperkt gezelschap kan een individu zich nu eens tonen, dan weer verbergen. Hij valt op, hij wordt gekend en begrepen, hij is iemand met een eigen historie en karakter en standpunt. Toch kan hij zich in een kleine groep onzichtbaar maken als het moet. Van zodra je met minstens vier aan tafel zit, merkt bijna niemand dat je een extra stuk taart neemt. Een geheim of een stil verdriet kunnen makkelijk onuitgesproken blijven, geen mens die het doorziet. Daar, onder weinigen, kan je precies het midden zoeken tussen het openbare en het intieme.

Alleen zijn is wellicht het moeilijkste van al. Echt alleen. In een leeg huis is geen struikgewas om je achter te verschuilen, zelfs geen naakte rots. Welke loutering een inkeer ook belooft, eerst wordt het erger. Voor de rust kan komen, zwelt de verontrusting aan. Voor de verstilling wordt de stemming eerst luider.

Niet iedereen is gemaakt voor een intieme inkeer. Niet iedereen verdraagt de waarheden die het alleen-zijn naar boven kan spitten. Het overdonderend zichtbare en de genadeloze blik van het spiegelbeeld schrikken af.

Leef verborgen, adviseerden de epicuristen. Maar is het niet vooral in een massa dat een mens zich kan verbergen?

Deze tekst kwam tot stand in het kader van De Tegenhangers,
een project van filosofiehuis Het zoekend hert ° The searching deer
en tijdschrift Streven, met steun van het Vlaams Fonds voor de Letteren