Annemarié van Niekerk *

André Trantraal (1980, Kaapstad) en Nathan Trantraal (1983, Kaapstad) zijn broers. Ze zijn allebei cartoonisten en dichters en wonen samen met hun extended family in één huis in Kaapstad. Daartoe horen ook de dichteres Ronelda Kamfer (Nathans echtgenote) en Seymour (Nathans dochtertje). Drie kunstenaars onder één dak. Samen maken de broers stripverhalen die al te zien waren op tentoonstellingen in Hamburg en Amsterdam. Ze publiceerden de stripromans Stormkaap (2008) en Coloureds (2010), over de levens van arme kinderen op de Kaapse Vlaktes. Het door André en Nathan geproduceerde stripverhaal Ruthie – gebaseerd op de ongepubliceerde memoires van hun moeder Charmaine, over haar jeugd tijdens de apartheidsjaren – verscheen in 2014 in de Afrikaanse zondagskrant Rapport. Sinds 2011 hebben de Trantraal-broers een wekelijks stripverhaal (The Richenbaums) in de Cape Times waarin ze op een amusante manier maatschappelijke kwesties belichten. Hun meest recente verhaal is gebaseerd op Koni Bensons boek over de gewelddadige ontstaansgeschiedenis van het township Crossroads in Kaapstad. Voor zijn eerste dichtbundel, Chokers en survivors (2013), geschreven in Kaapse Afrikaans, kreeg Nathan de Ingrid Jonker poëzieprijs, die hij in ontvangst nam op 6 maart 2016 tijdens het ‘Woordfees’ in Stellenbosch. Daarnaast heeft Nathan zich de laatste jaren ontpopt tot een van de meest spraakmakende Afrikaanse columnisten. André was ook verantwoordelijk voor de Afrikaanse tekst in het scenario van de film City of Violence die in Kaapstad werd opgenomen. Zijn gedichten verschenen in de vierde editie van de jaarlijkse Afrikaanse poëziebloemlezing Nuwe Stemme.

Het lijkt me zo op het eerste gezicht gemakkelijker om een zintuig voor esthetica te ontwikkelen als je sociale omgeving stabiel is en je opgroeit in een veilige huiselijke omgeving. Armoede is niet meteen een conditie die bevorderlijk is voor de opbloei van literair en artistiek talent. Maar in jullie geval gaat dat beslist niet op.

AT: Nou en of.

Geef eens een beeld van je jeugd?

AT: Het is niet zo gemakkelijk om er over te praten, maar vooruit dan. Het ergste was het permanente probleem hoe we aan eten moesten komen. Als ik aan mijn jeugd denk, denk ik aan honger. Mijn vader was een alcoholist. Als hij dronken was, en dat was hij bijna altijd, sloeg hij ons. Maar de honger was erger. Altijd die angst om geen eten te hebben. Er hing dan een grauwsluier over ons huis. We hingen maar wat rond, dikwijls te moe om te spelen, in bange afwachting van een maaItijd waarvan je nooit zeker wist of die er wel zou zijn.

Herinner je je het receptenboek?

AT: Zeker. We plachten te bladeren door een kookboek dat mijn moeder ergens vandaan had en staarden naar de glossy foto’s van goudbruine pasteien, romige soep en vers gebakken brood, zoals je zou kijken naar naaktfoto’s in een pornoblaadje, geobsedeerd door elk detail. Ik tekende ook plaatjes van eten, kleurde de geroosterde kippenbouten en het gebakken spek zorgvuldig in, knipte ze uit en deelde ze uit aan Nathan, onze oudste zuster en mijzelf. Dan deden wij drieën of we aten. Het was een van onze lievelingsspelletjes.

NT: Toen we wat ouder waren, legde mijn vader het aan met een andere vrouw. Mijn moeder kreeg steeds minder geld van hem en ten slotte stopte hij helemaal met ons te onderhouden. De situatie werd toen kritiek. Dikwijls hadden we geen geld om de elektriciteit te betalen, geen lunchpakket als we naar school gingen. In de pauze zaten we afgunstig te kijken naar kinderen die wel eten bij zich hadden.

Boeken waren zeker een ongekende luxe?

AT: Mijn eerste boeken had ik gewonnen als leerling op Ridgeville Primary School in Mitchell’s Plain, toen ik de nummer 1 van mijn jaar was. Daar deed ik elk jaar weer mijn best voor.

NT: En je had ook Westridge Public Library in Mitchell’s Plain. André en ik probeerden altijd stiekem binnen te komen, want we waren geen lid. We hadden een enorm ontzag voor al die boeken. Lenen ging niet, want moeder weigerde de verklaring te tekenen waarmee ouders toestemming moesten geven. Ze dacht zeker dat we de boeken vies zouden maken en dat zij ze niet zou kunnen vergoeden. Maar op een dag namen we daar geen genoegen meer mee en dus vervalste André haar handtekening. Ik zal nooit de eerste keer vergeten dat ik een boek mee naar huis mocht nemen. Ik koos een Kuifjesalbum. Ik was onmiddellijk in de ban, zelfs verslaafd.

Wat fascineerde je zo in Kuifje?

NT: Hij had de kwaliteiten die ik wilde hebben. Hij was dapper, intelligent, beleefd en vol zelfvertrouwen. Dus werd hij mijn rolmodel. Natuurlijk wist ik wel dat hij maar een stripfiguur was. Maar juist dat was een openbaring. Ik had een relatie met een plaatje, een artistieke expressie. Ik ontdekte de macht van de kunst, van de verbeelding, ongelooflijk! Volgens mij is daarmee mijn verlangen ontstaan om creatief te zijn, te tekenen, te schrijven, een wereld te scheppen waarvan ik deel was.

Werd je zelf een soort Kuifje?

NT: Helemaal niet. Mijn neiging om me met hem te identificeren liep uit op een teleurstelling. Volgens mij had Kuifje een veel te keurige opvoeding gehad om op mij te kunnen lijken. De kwaliteiten die ik hem toedichtte konden eenvoudigweg niet de mijne zijn. Als je in armoede leeft en je vader misdraagt zich, is het heel moeilijk om iets goeds in jezelf te zien. Ik moest me losmaken van Kuifje en een eigen alter ego creëren, het soort personage dat meer aansloot bij mijn eigen omstandigheden.

AT: We realiseerden ons dat we een held moesten scheppen die onze eigen taal sprak, iemand wiens vermogens niet gelegen zijn in lichaamskracht, onverwoestbaarheid of een bijzondere speurzin, maar een overlever, iemand die allerlei tegenslagen weet te incasseren en zich ondanks alles staande houdt.

Jullie strips portretteren vaak mensen die worstelen om in leven te blijven, ook nu jullie eigen bestaan er beter voorstaat dan toen jullie nog jong waren.

AT: Door ons relatieve succes met onze strips raken we hoe dan ook vervreemd van de mensen die er voor ons waren in de moeilijkste periode van ons leven. Een zekere verwijdering is onvermijdelijk. Wie kan ontsnappen uit het getto zal dat altijd doen. Wij dus ook. Daarna ontdek je geleidelijk dat je vrienden minder geluk hadden. Zij blijven geconfronteerd met zware omstandigheden en worstelen constant om het hoofd boven water te houden. Voor ons is het vertellen van deze verhalen dus een manier om de achterblijvers te laten weten dat we hen niet vergeten zijn, ook al hebben we nu een beetje succes.

NT: Dat roept wel een andere kwestie op. De mensen voor wie we schrijven zijn te arm om ons werk te kunnen betalen. Dus hebben we ons tweede album zelf uitgegeven en verkocht voor drie rand, op dit moment het equivalent van twintig eurocent. De wederverkopers kregen één rand per verkocht exemplaar. Helaas waren er boekhandels die het inkochten tegen deze lage prijs en voor aanzienlijk meer verkochten. Ze raakten er veel van kwijt, maar niet aan de mensen voor wie het was bedoeld.

Hebben jullie al een oplossing voor dit probleem bedacht?

AT: Een mogelijkheid is om strips te maken die zo’n hoge literaire kwaliteit hebben dat ze, net als romans, voorgeschreven kunnen worden door scholen. Daarmee zou je een heel divers jeugdig publiek kunnen bereiken. Maar scholen staan daar huiverig tegenover. Ze zien niet in dat strips een specifieke vorm van literatuur en kunst kunnen vertegenwoordigen. Een andere oplossing is te vinden door publieke fondsen aan te boren. Dankzij een subsidie van de Mandela/Rhodes Foundation kon Nelson Mandela’s autobiografie, Long Walk to Freedom, (niet door ons, hoor) tot strip worden bewerkt en in een goedkope versie worden verspreid. Dat zou je ook kunnen doen met belangrijke Zuid-Afrikaanse literatuur en historische onderwerpen. Daaraan zouden wij heel graag meedoen. In Europa is dat inmiddels heel gebruikelijk. In Frankrijk is een stripversie van Proust beschikbaar, in Nederland zijn romans van Reve en Nescio verstript. Als het in Europa een hele cultuur is, waarom dan niet in Zuid-Afrika?

Jullie zijn dus verhuisd van de getto’s naar een betere woonomgeving?

NT: Ja, maar het is nog steeds moeilijk om rond te komen. Toen we aan ons eerste boek werkten, raakten we ons huis kwijt. Bij het tweede woonden we in de garage van een vriend. Als we lagen te slapen kon het gebeuren dat iemand zijn auto naast ons bed parkeerde.

En dit gebeurde allemaal na de invoering van de democratie, toen Mandela president was geworden en het ANC de meerderheid had?

AT: Ja, dat is uitgelopen op een enorme teleurstelling. Daarom wilde we met Crossroadslaten zien hoe weinig er feitelijk is veranderd met het einde van de Apartheid.

Denken jullie dat jullie strips de mensen het leven draaglijker kunnen maken?

NT: Wel, we kunnen in elk geval laten zien dat het OK is om uiting te geven aan je gevoelens. In het getto durft niemand te zeggen ‘ik ben bang’ of toe te geven dat hij aan traumatiserende ervaringen was blootgesteld. De gebruikelijke houding is ‘je komt er wel overheen’. Men denkt dat je alle vastigheid kwijtraakt als je toegeeft aan je gevoelens. Wij gaan daar tegen in.

Is het leuk om strips te maken?

NT: Ik wil je illusie niet bederven, maar nee, het is monnikenwerk dat je de hele dag binnenshuis houdt. Maar het is de moeite waard – het is een eenvoudige manier om complexe dingen te zeggen.

Jullie schrijven ook allebei poëzie. Hoe combineer je dat met het maken van strips?

NT: Voor mij is dichten iets dat je af en toe doet. Ik kan er dingen in kwijt als ik even niet de energie voor het maken van strips kan opbrengen. Schrijven gaat me eigenlijk gemakkelijker af dan tekenen. Het gaat nu beter, maar er was een tijd dat ik het gevoel had dat tekenen me ziek maakte, alsof het een aanslag pleegde op mijn afweersysteem. André kan alleen maar samen met mij tekenen, niet in zijn eentje, omdat hij een perfectionist is. Hij heeft er ontzettend veel moeite mee dat de tekening op papier nooit hetzelfde is als de tekening in zijn hoofd.

Hoe zit dat dan?

NT: Al je zwakke plekken komen in je tekeningen terecht. Dus is het André’s rol om mijn tekeningen beter te maken. Voor hem werkt dat. Dan weet hij dat het aan mij ligt als de tekening mislukt. Hij kan mij gemakkelijker vergeven dan zichzelf. En hij schrijft gewoonlijk het script.

Hoe zien jullie de toekomst?

AT: Nu we klaar zijn met Crossroads willen we alle zes afleveringen bij elkaar brengen in één band. Onze grote droom is om het gepubliceerd te krijgen in de Verenigde Staten, bij een uitgeverij als Fantagraphics of Drawn and Quarterly. Maar we zouden ook al tevreden zijn met een gewone uitgever in Zuid-Afrika. Nathan en ik werken nu aan een langer verhaal dat opnieuw is gesitueerd op de Kaapse Vlakte, en gebaseerd op een roman die ik al in het Engels was begonnen, maar waar we nu een strip van maken.

Van 8 tot 10 april treden jullie op bij het Afrikaanse Kultuurfees Amsterdam in het Compagnietheater.

AT: Ja, we nemen deel aan discussies, interviews, poëzievoordrachten, en we doen ook een interactieve sessie over het maken van een strip. We zien er naar uit!